Commissie: Geestelijke Gezondheidszorg
Categorie: Ontvankelijkheid
Jaartal: 2023
Soort uitspraak: niet-ontvankelijkverklaring
Uitkomst: niet-ontvankelijk
Referentiecode:
197767/215021
De uitspraak:
Waar gaat de uitspraak over?
Het geschil gaat in eerste instantie over de vraag of cliënte ontvankelijk is in haar klacht of dat zij het geschil te laat heeft ingediend bij de commissie. De zorgaanbieder stelt zich op het standpunt dat de cliënte niet ontvankelijk is in haar klacht, omdat zij die niet binnen twaalf maanden nadat zij de klacht bij de zorgaanbieder heeft ingediend bij de commissie aanhangig heeft gemaakt. Het reglement schrijft voor dat de commissie een cliënt op verzoek van de zorgaanbieder in zijn klacht niet ontvankelijk dient te verklaren indien hij zijn geschil niet binnen 12 maanden na de datum waarop hij de klacht bij de zorgaanbieder heeft ingediend bij de commissie aanhangig heeft gemaakt (zie artikel 6 lid 1 sub b. van het reglement). Indien de termijnoverschrijding niet aan de cliënt verweten kan worden, kan de commissie besluiten de klacht toch in behandeling te nemen (zie artikel 6 lid 2 van het reglement). Die verontschuldigende omstandigheid doet zich hier niet voor. De cliënte heeft gesteld dat zij niet wist van de mogelijkheid van het indienen van een klacht bij de geschillencommissie, maar heeft in 2018 al meermaals contact met haar gemachtigde gehad, een advocaat. Van een advocaat mag verondersteld worden dat die bekend is met de juridische wegen van het indienen van een klacht en had cliënte dan ook op de mogelijkheid van het indienen van een geschil bij de commissie moeten wijzen.
Volledige uitspraak
Behandeling van het geschil
Ter zitting is gebleken dat (de gemachtigde) van de cliënte op 14 november 2023 nog stukken aan het dossier heeft toegevoegd waar de zorgaanbieder en de commissie nog geen kennis van hadden kunnen nemen door een verlate melding van het secretariaat. Omdat door de zorgaanbieder is aangevoerd dat de cliënte niet ontvankelijk dient te worden verklaard in haar klacht heeft de voorzitter partijen – na een korte schorsing- te kennen gegeven dat de commissie eerst een beslissing zal nemen op het ontvankelijkheidsverweer van de zorgaanbieder. Indien de cliënte ontvankelijk wordt verklaard in haar klacht zal een nieuwe zittingsdatum worden bepaald waarop het geschil inhoudelijk zal worden behandeld met in achtneming van de stukken van 14 november 2023. Indien tot niet-ontvankelijkheid wordt besloten, eindigt de behandeling van het geschil met die beslissing.
Onderwerp van het geschil
Het geschil betreft de kwaliteit van de zorg die de zorgaanbieder aan de cliënte heeft geleverd gedurende een opname in 2017. De cliënte verwijt de zorgaanbieder dat haar niet de behandeling is gegeven die zij mocht verwachten waardoor haar klachten alleen maar zijn toegenomen.
Standpunt van de zorgaanbieder ten aanzien van de ontvankelijkheid
De cliënte is in 2017 opgenomen geweest op een locatie van de zorgaanbieder. Op 9 juli 2018 heeft de cliënte een klacht bij de zorgaanbieder ingediend. De zorgaanbieder heeft toen een voorstel gedaan om te bemiddelen, maar de cliënte heeft van die mogelijkheid afgezien. De zorgaanbieder stelt zich op het standpunt dat de cliënte niet ontvankelijk is in haar klacht, omdat zij die niet binnen twaalf maanden na 9 juli 2018 bij de commissie aanhangig heeft gemaakt, zoals in het reglement van de commissie is opgenomen.
Standpunt van de cliënte ten aanzien van de ontvankelijkheid
De cliënte heeft in 2018 een klacht ingediend bij de zorgaanbieder. De cliënte voelde niet voor het bemiddelingsvoorstel van de zorgaanbieder, maar vervolgens is haar klacht niet naar behoren afgewikkeld. Omdat de cliënte nimmer een inhoudelijke reactie ontving heeft haar gemachtigde per brief van 21 december 2021 de klacht opnieuw ingediend bij de zorgaanbieder. Op 25 mei 2022 heeft de cliënte een inhoudelijke reactie op haar klacht ontvangen. Omdat zij zich niet kon vinden in die reactie heeft (de gemachtigde) van de cliënte het geschil op 22 december 2022 aanhangig gemaakt bij de commissie. Voor zover de commissie van mening mocht zijn dat de cliënte het geschil te laat aanhangig heeft gemaakt, dan verzoekt de cliënte om toepassing van artikel 6 lid 2 van het reglement op grond waarvan de commissie een klacht ondanks termijnoverschrijding in behandeling kan nemen, indien de cliënte ter zake van de termijnoverschrijding geen verwijt treft. Dat de zorgaanbieder de klacht niet heeft afgewikkeld, kan immers niet aan de cliënte verweten worden. Daarbij is de cliënte door de zorgaanbieder ook niet gewezen op de mogelijkheid om haar klacht in te dienen bij de commissie.
Beoordeling van de ontvankelijkheid
Ten aanzien van de ontvankelijkheid heeft de commissie het volgende overwogen.
De cliënte is van 20 november 2017 tot 24 december 2017 opgenomen geweest op een locatie van de zorgaanbieder. De cliënte is niet tevreden over de wijze waarop zij door de zorgaanbieder is behandeld en heeft daarover een klacht ingediend.
Niet weersproken, is dat de cliënte haar klacht voor het eerst op 9 juli 2018 bij de zorgaanbieder heeft ingediend. Het reglement schrijft voor dat de commissie een cliënt op verzoek van de zorgaanbieder in zijn klacht niet ontvankelijk dient te verklaren indien hij zijn geschil niet binnen 12 maanden na de datum waarop hij de klacht bij de zorgaanbieder heeft ingediend bij de commissie aanhangig heeft gemaakt (zie artikel 6 lid 1 sub b. van het reglement). Indien de termijnoverschrijding niet aan de cliënt verweten kan worden, kan de commissie besluiten de klacht toch in behandeling te nemen (zie artikel 6 lid 2 van het reglement).
Die verontschuldigende omstandigheid doet zich hier niet voor. De cliënte heeft gesteld dat zij niet bekend was met de mogelijkheid van het indienen van een klacht bij de geschillencommissie.
Uit het emailverkeer dat in het dossier is opgenomen, blijkt echter dat de cliënte al op 24 mei 2018 en voorts op 4 juni 2018 en 9 juli 2018 (de datum van het indienen van de klacht bij de zorgaanbieder) contact had met haar gemachtigde, een advocaat. Van een advocaat mag verondersteld worden dat hij/zij bekend is met de juridische wegen van het indienen van een klacht. De gemachtigde van de cliënte had de cliënte dan ook op de mogelijkheid van het indienen van een geschil bij de commissie kunnen en dienen te wijzen.
De commissie is dan ook van oordeel dat de cliënte haar klacht vóór 9 juli 2019 aan de commissie had moeten voorleggen. De cliënte heeft haar klacht echter pas op 22 december 2022 bij de commissie aanhangig gemaakt. Voor die ruime termijnoverschrijding heeft de commissie geen rechtvaardiging gevonden.
De commissie is dan ook van oordeel dat de cliënte niet-ontvankelijk is in haar klacht.
Derhalve wordt als volgt beslist.
Beslissing
De commissie verklaart de cliënte niet-ontvankelijk in haar klacht.
Aldus beslist door de Geschillencommissie Geestelijke Gezondheidszorg, bestaande uit de heer mr. A.R.O. Mooy, voorzitter, de heer drs. T. Knap en de heer mr. P.C. de Klerk, leden, in aanwezigheid van mevrouw mr. J.C. Quint, secretaris, op 21 november 2023.