Commissie: Ziekenhuizen
Categorie: (On) zorgvuldigheidKlachtenbehandelingMedisch dossier
Jaartal: 2022
Soort uitspraak: bindend advies
Uitkomst: deels ontvankelijk/deels niet-ontvankelijkten dele gegrond
Referentiecode:
168502/172321
De uitspraak:
Waar gaat de uitspraak over?
Het geschil betreft de gevolgen van het vroegtijdig overlijden van de zoon van klager voor de familie, de nazorg aan de familie, het handelen van de klachtenfunctionaris, de behandeling door de calamiteitencommissie en het verstrekken van het volledig medische dossier. Volgens de zorgaanbieder is de commissie onbevoegd om te oordelen over de klachtonderdelen aangaande de familiebegeleider/klachtenfunctionaris en zorgsupport en de calamiteitencommissie en is de klager niet-ontvankelijk voor wat betreft het klachtonderdeel over het verstrekken van het medisch dossier.
Naar het oordeel van de commissie heeft de zorgaanbieder voldoende tijd gehad om op de klacht over het verstrekken van het medisch dossier te reageren. Er is sprake van een calamiteit (overdosering van medicijnen), waardoor het volledige dossier aan de klager moet worden verstrekt. Voor wat betreft de overige klachtonderdelen is de commissie niet bevoegd en de klager daarmee niet-ontvankelijk, omdat het geen gedraging betreft in de uitvoering van de behandelovereenkomst.
De uitspraak
in het geschil tussen
de heer [naam klager], wonende te [woonplaats], nabestaande van [naam cliënt],
(hierna te noemen: klager)
en
Stichting VUmc, gevestigd te Amsterdam
(hierna te noemen: de zorgaanbieder).
Behandeling van het geschil
Partijen zijn overeengekomen dit geschil bij bindend advies door de Geschillencommissie Ziekenhuizen (verder te noemen: de commissie) te laten beslechten.
De commissie heeft kennisgenomen van de overgelegde stukken.
De behandeling heeft plaatsgevonden op 8 december 2022 te Utrecht.
Partijen hebben ter zitting hun standpunt toegelicht.
Ter zitting werd de zorgaanbieder vertegenwoordigd door [naam vertegenwoordiger] en mevrouw [naam secretaris klachtenonderzoekscommissie].
Onderwerp van het geschil
Het geschil betreft de gevolgen van het vroegtijdig overlijden van de zoon van klager voor de familie, de nazorg aan de familie, het handelen van de klachtenfunctionaris, de behandeling door de calamiteitencommissie en het verstrekken van het volledig medische dossier.
Standpunt van klager
Voor het standpunt van klager verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.
Diverse klachten zijn door de klachtenonderzoekscommissie onterecht niet ontvankelijk verklaard. Na een overdosering toegediend aan zijn kind is deze overleden in het ziekenhuis. De fout is netjes toegegeven. Het gevolg wordt aan alle kanten ontkend.
De klachtenonderzoekscommissie heeft ten onrechte de onderstaande drie onderdelen niet in behandeling genomen:
a. Het niet volledig verstrekken van het medisch dossier van zijn zoon
b. Klachten over de familiebegeleider/klachtenfunctionaris en zorgsupport
c. Klachten over de calamiteitencommissie.
Klager is van mening dat op grond van Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg (verder: Wkkgz) en de klachtenbrochure van de zorgaanbieder de klachtonderdelen behandeld hadden moeten worden door de klachtenonderzoekscommissie. Klager verzoekt de commissie uitspraak te doen of de zorgaanbieder klager terecht of onterecht niet-ontvankelijk heeft verklaard in zijn klacht ten aanzien van bovengenoemde onderdelen van de klacht.
Standpunt van de zorgaanbieder
Voor het standpunt van de zorgaanbieder verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.
Ad.a. Het niet volledig verstrekken van het medisch dossier van zijn zoon:
De zorgaanbieder verzoekt de commissie klager niet-ontvankelijk te verklaren ten aanzien van dit klachtonderdeel, nu de klachtenonderzoekscommissie hierover nog geen uitspraak heeft gedaan en de klachtenprocedure wat dit onderdeel betreft nog niet is doorlopen.
Ad b. en c. Klachten over de familiebegeleider/klachtenfunctionaris en zorgsupport en de calamiteitencommissie.
Ten aanzien van de klachten over de familiebegeleider/ klachtenfunctionaris, zorgsupport en de calamiteitencommissie kan worden gesteld dat deze niet gaan over het verlenen van zorg, zoals bedoeld in de Wkkgz en het klachtreglement van de zorgaanbieder, maar over de uitvoering van de interne klachtenprocedure van zorgaanbieder. Er is sprake van een te verwijderd verband met de totstandkoming en/of uitvoering van de behandelingsovereenkomst tussen patiënt (= cliënt) en zijn wettelijk vertegenwoordigers enerzijds en het ziekenhuis anderzijds. Op grond van bovenstaande is terecht geconcludeerd dat deze klachten niet ter beoordeling kunnen worden voorgelegd aan de klachtenonderzoekscommissie.
Klager heeft gelijk dat in de brochure van de zorgaanbieder wordt gesteld dat patiënten of hun vertegenwoordigers hun onvrede kunnen uiten over alle zorg- en dienstverlening in het ziekenhuis. Het betreft hier een voorlichtingsbrochure over de procedure rond (on)tevredenheid over de zorg- en dienstverlening en dit is uitdrukkelijk geen klachtreglement. Vervolgens wordt in de brochure geschreven dat de zorgaanbieder ervoor zorgdraagt dat de klacht bij de juiste afdeling terechtkomt.
De secretaris van de klachtenonderzoekscommissie heeft aangegeven dat klager in bovengenoemde klachtonderdelen niet ontvankelijk is en dat klager zich met de klacht over de familiebegeleider/Klachtenfunctionaris kan wenden tot diens leidinggevende.
Dit is ook de weg die openstaat voor de klacht jegens de afdeling Zorgsupport. Met betrekking tot het handelen van de calamiteitencommissie heeft de secretaris verwezen naar de directeur medische zaken. Klager ging daarmee niet akkoord.
De secretaris van de klachtenonderzoekscommissie heeft toen aanvullend de suggestie gedaan dat klager voor zijn klachten over de familiebegeleider/klachtenfunctionaris aanvullend advies zou kunnen inwinnen bij de Vereniging voor Klachtenfunctionarissen in de Gezondheidszorg (VKIG) en over de klachten jegens de calamiteitencommissie zou klager zich kunnen wenden tot de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGJ).
Ten aanzien van deze klachtonderdelen b. en c. verzoekt de zorgaanbieder de commissie zich onbevoegd te verklaren dan wel klager in zijn klacht niet-ontvankelijk te verklaren.
Beoordeling van het geschil
De commissie heeft het volgende overwogen.
De commissie stelt vast dat klager nabestaande is van zijn zoontje dat kort na de geboorte in het ziekenhuis is overleden.
Artikel 3 lid 1 van het reglement van de Geschillencommissie Ziekenhuizen (verder: reglement), bepaalt dat de commissie tot taak heeft alle geschillen tussen cliënt – waaronder ook de nabestaanden van de overleden cliënt worden verstaan – en het ziekenhuis te beslechten, voor zover deze geschillen betrekking hebben op de totstandkoming of de uitvoering van de gesloten behandelovereenkomst. Het handelen of nalaten van de familiebegeleider/klachtenfunctionaris, alsmede het handelen of nalaten van de calamiteitencommissie kunnen niet worden aangemerkt als een gedraging jegens de cliënt (of zoals in casu de nabestaanden) in het kader van de zorgverlening ter uitvoering van de gesloten behandelingsovereenkomst. De commissie is gelet hierop niet bevoegd een oordeel te geven over deze klachten. Hierom dient klager voor wat betreft zijn klachten b. en c. niet ontvankelijk te worden verklaard.
De zorgaanbieder heeft de commissie verzocht om klager niet-ontvankelijk te verklaren in zijn klacht die ziet op het overleggen van het medisch dossier nu de klachtenprocedure nog niet is afgerond en de zorgaanbieder nog geen beslissing heeft genomen op dit verzoek.
Ingevolge artikel 6. 1. verklaart de commissie op verzoek van het ziekenhuis – gedaan bij eerste gelegenheid – de cliënt in zijn klacht niet ontvankelijk: a. indien hij zijn klacht niet eerst overeenkomstig de Wet of de op de geneeskundige behandelingsovereenkomst van toepassing zijnde voorwaarden bij het ziekenhuis heeft ingediend (….) In afwijking van het bepaalde in dit artikel kan de commissie besluiten het geschil toch in behandeling te nemen, indien de cliënt ter zake van de niet naleving van de voorwaarden naar het oordeel van de commissie redelijkerwijs geen verwijt treft. (artikel 6. lid 2.)
De commissie is van oordeel dat de zorgaanbieder voldoende tijd heeft gehad om over het verzoek van klager een beslissing te nemen.
Nu zij dit tot op heden niet heeft gedaan is de commissie van oordeel dat zich een omstandigheid voordoet als bedoeld in artikel 6 lid 2 van het Reglement Geschillencommissie Ziekenhuizen. Klager kan niet worden verweten dat hij onder de gegeven omstandigheid niet het oordeel van de zorgaanbieder op zijn klacht dient af te wachten alvorens zich te wenden tot de Geschillencommissie Ziekenhuizen. Om deze reden wijst de commissie het verzoek van de zorgaanbieder af en zal zij overgaan tot de inhoudelijke beoordeling van deze klacht.
Op grond van dat artikel 7:457 BW verstrekt een hulpverlener slechts informatie over de patiënt aan anderen, als de patiënt daarvoor toestemming heeft gegeven. Datzelfde geldt voor het geven van inzage in of een afschrift van het medisch dossier van die patiënt. Op dit uitgangspunt bestaat een aantal uitzonderingen.
Op grond van artikel 7:458a, lid 1, BW mag de hulpverlener – kort gezegd – inzage in of afschrift van het medisch dossier van een overleden patiënt verstrekken aan:
a. een persoon aan wie de patiënt bij leven schriftelijk of elektronisch toestemming heeft gegeven;
b. een nabestaande of wettelijk vertegenwoordiger, die de mededeling heeft gekregen dat er sprake is geweest van een incident bij de zorgverlening;
c. (…).
De commissie heeft vastgesteld dat er sprake is geweest van een calamiteit. Aan de zoon van klager is een overdosis medicatie gegeven. Niet veel later is hij overleden. De commissie is van oordeel dat hier sprake is van een uitzonderingssituatie in de zin van artikel 7:458a, lid 1. BW.
Ter zitting is komen vast te staan dat aan klager een medisch dossier is overgelegd. Echter dit dossier bleek niet compleet te zijn. Op zijn verzoek heeft klager een uitgebreider dossier ontvangen. Dit dossier is echter onleesbaar omdat het niet op chronologische volgorde ligt. Tijdens de behandeling bij de calamiteitencommissie werd gesproken over foto’s die zouden zijn gemaakt op de dag van het overlijden. Deze foto’s heeft klager niet in het dossier aangetroffen. Verder kan klager niets terugvinden van testresultaten van testen die naar alle waarschijnlijkheid in de dagen na de overdosering zijn uitgevoerd.
De zorgaanbieder heeft aangevoerd dat indien om een medisch dossier wordt gevraagd in de regel een standaard dossier wordt toegestuurd met de geaccordeerde verslagen omdat dit vaak voor een cliënt afdoende is. De revisiehistorie wordt in principe niet verstrekt. Het gaat daarbij om grote hoeveelheden notities. De zorgaanbieder betreurt het dat niet alle stukken zijn opgestuurd. Er is geen sprake van onwil maar het is lastig om in de verschillende computersystemen alles te vinden.
De commissie is van oordeel dat de klacht van klager, dat niet alle voor hem relevante stukken uit het medisch dossier zijn overgelegd, gegrond is.
Ter zitting heeft de zorgaanbieder toegezegd dat de foto’s die bij de calamiteitencommissie zijn besproken aan klager worden toegestuurd. Voor zover er voor, tijdens en na de overdosering van de medicatie en post mortem testen zijn gedaan en de resultaten van deze testen niet in het overgelegde dossier zijn opgenomen, dienen de resultaten van al deze testen aan klager te worden overgelegd.
Nu de klacht voor wat betreft het overleggen van het volledige medisch dossier gegrond zal worden verklaard, zal de commissie, onder verwijzing naar artikel 21 van het reglement, de zorgaanbieder veroordelen tot vergoeding aan klager van het door hem betaalde klachtengeld, zijnde een bedrag van € 77,50.
Derhalve wordt als volgt beslist.
Beslissing
De commissie:
verklaart zich niet bevoegd te oordelen over de het handelen of nalaten van de familiebegeleider/klachtenfunctionaris, alsmede het handelen of nalaten van de calamiteitencommissie en verklaart klager niet ontvankelijk in deze klachten;
wijst het verzoek van de zorgaanbieder om klager op grond van artikel 6 lid 1 sub a van het reglement niet ontvankelijk te verklaren in zijn klacht met betrekking tot het overleggen van het medisch dossier af;
verklaart de klacht, met betrekking tot het volledig overleggen van het medisch dossier, gegrond;
veroordeelt de zorgaanbieder tot vergoeding aan klager van het door hem betaalde klachtengeld, zijnde een bedrag van € 77,50;
wijst het anders of meer gevorderde af.
Aldus beslist door de Geschillencommissie Ziekenhuizen, bestaande uit de heer mr. A.R.O. Mooy, voorzitter, de heer dr. M.T.W.T. Lock, de heer mr. P.O.H. Gevaerts, leden, in aanwezigheid van mevrouw mr. W. Hartong van Ark, secretaris, op 8 december 2022.