Commissie: Complementaire Behandelvormen
Categorie: Informatieverstrekking/ privacy schending
Jaartal: 2023
Soort uitspraak: Bindend advies na tussenadvies
Uitkomst: ten dele gegrond
Referentiecode:
149343/172859
De uitspraak:
Waar gaat de uitspraak over?
Het geschil betreft in hoofdzaak de wijze waarop de zorgaanbieder is omgegaan met privacygevoelige informatie van klaagster en haar kinderen, door zonder haar toestemming vertrouwelijke informatie te delen de cliënt van de zorgaanbieder, de ex-partner van klaagster. Ook verwijt klaagster dat de nieuwe vriendin van haar ex-partner in hetzelfde gebouw werkt als zorgaanbieder en een bekende van de zorgaanbieder is, waardoor zij niet onafhankelijk is. Om hierover een oordeel te kunnen geven, heeft de commissie bij tussenadvies vragen gesteld aan klaagster en de zorgaanbieder. Op grond van de antwoorden van partijen heeft de commissie geoordeeld dat de klacht van klaagster over schending van de geheimhoudingsplicht door de zorgaanbieder en het recht op privacy van klaagster gegrond is. Dat de onafhankelijkheid van de zorgaanbieder in het geding is gekomen door in hetzelfde gebouw te werken als de nieuwe vriendin van de vader (ex-partner klaagster) en deze vriendin ook te kennen, is niet gebleken. Naar het oordeel van de commissie stond de relatie de hulpverlening niet in de weg. De klacht is ten dele gegrond.
Volledige uitspraak
in het geschil
[Naam], wonende te [woonplaats](hierna te noemen: de klaagster)
en
ZieJe Kinder & Jeugdtherapie, gevestigd te Doetinchem
(hierna te noemen: de zorgaanbieder).
Behandeling van het geschil
De Geschillencommissie Complementaire Behandelvormen (verder te noemen: de commissie) heeft bij tussenadvies van 20 februari 2023 nadere vragen gesteld aan partijen en de eindbeslissing aangehouden.
Voor het verloop van de procedure wordt verwezen naar dit tussenadvies. De inhoud van het tussenadvies dient als hier herhaald en ingevoegd te worden beschouwd.
De commissie heeft kennisgenomen van de schriftelijke reacties van partijen op de in het tussenadvies gestelde vragen.
De commissie heeft de behandeling van het geschil op basis van de stukken, zonder mondelinge behandeling, afgedaan.
Onderwerp van het geschil
Het geschil betreft de wijze waarop de zorgaanbieder is omgegaan met privacygevoelige informatie van klaagster en haar kinderen. Klaagster verwijt de zorgaanbieder dat deze zonder haar (klaagsters) toestemming vertrouwelijke informatie heeft gedeeld met haar (klaagsters) ex-partner. Daarbij stelt klaagster dat deze informatie, neergelegd in een verslag, niet strookt met de waarheid en met betrekking tot de kinderen een verkeerde indruk wekt.
Tot slot verwijt klaagster op basis van een uitspraak van haar zoon dat de nieuwe vriendin van de ex-partner van klaagster in hetzelfde gebouw werkzaam is, dat de zorgaanbieder een bekende was van de nieuwe vriendin van haar ex-partner, waardoor haar onafhankelijkheid in het geding was.
Standpunt van partijen
Voor het standpunt van partijen verwijst de commissie naar het hiervoor genoemde tussenadvies.
Beoordeling van het geschil
De eerste vraag die ter beantwoording voorligt is of de zorgaanbieder met haar handelwijze haar geheimhoudingsplicht en het recht op privacy van klaagster heeft geschonden. De commissie overweegt wat dit betreft als volgt.
Vaststaat dat de zorgaanbieder een behandelrelatie had met de ex-partner van klaagster (hierna te noemen: de vader). De vader had de zorgaanbieder verzocht hem te begeleiden in zijn contacten met de kinderen die op dat moment moeizaam verliepen. Op initiatief van de zorgaanbieder zijn de kinderen en klaagster in de periode van oktober 2018 tot eind januari 2019 uitgenodigd voor meerdere gesprekken om te trachten ‘een doorbraak te forceren’ zoals de zorgaanbieder heeft toegelicht. Omdat het de zorgaanbieder niet lukte het vertrouwen van de kinderen te winnen zijn die gesprekken beëindigd.
Op verzoek van de vader heeft de zorgaanbieder een verslag van de behandelsessies opgesteld gedateerd 18 juli 2019. De vader heeft dit verslag in april 2021 ingebracht in een rechtbankprocedure waarin door hem (onder meer)ondertoezichtstelling van de kinderen werd verzocht.
Vaststaat dat de zorgaanbieder dit verslag uitsluitend aan de vader heeft gezonden en niet ook aan klaagster. In het verslag is privacy gevoelige informatie over klaagster opgenomen.
De zorgaanbieder heeft toegelicht dat zij het verslag uitsluitend aan de vader heeft gezonden omdat hij haar cliënt was en niet de moeder (klaagster). De zorgaanbieder heeft voorts verklaard dat zij in de veronderstelling verkeerde dat de vader het verslag aan klaagster zou laten lezen. De zorgaanbieder stelt dat zij geen enkel vermoeden had dat de vader het verslag twee jaar later in zou brengen in een rechtbankprocedure betreffende de kinderen.
Gelet op de beroepsmatige geheimhoudingsplicht van de zorgaanbieder en het recht op de bescherming van de privacy van klaagster was de zorgaanbieder gehouden, alvorens informatie over klaagster in het verslag op te nemen, daarvoor toestemming van klaagster te vragen. Bovendien diende de zorgaanbieder klaagster van de inhoud van dat verslag op de hoogte te stellen. Dat klaagster niet haar cliënt was ontslaat de zorgaanbieder niet van die verplichting. Dat de zorgaanbieder veronderstelde dat de vader het verslag aan klaagster zou voorleggen maakt dit evenmin anders. Irrelevant is voorts in dit verband of de zorgaanbieder kon vermoeden dat de vader dit verslag in een rechtbankprocedure zou inbrengen.
De klacht van klaagster is dan ook gegrond.
Voor zover klaagster met haar stelling dat de inhoud van het verslag niet strookt met de waarheid en met betrekking tot de kinderen een verkeerde indruk wekt, de zorgaanbieder een verwijt heeft willen maken, is dat ten onrechte: als gedragsdeskundige mag de zorgaanbieder in het verslag opnemen wat haar bevindingen zijn ten aanzien van de kinderen, ook al is één van de ouders het met deze bevindingen niet eens. Deze klacht is dan ook ongegrond.
Ten aanzien van de onafhankelijkheid van de zorgaanbieder ten slotte heeft de commissie niet kunnen vaststellen dat er tussen de zorgaanbieder en de in het zelfde gebouw werkzame nieuwe vriendin van de vader sprake was van een relatie die de hulpverlening in de weg stond. Deze klacht is dan ook eveneens ongegrond.
Schadevergoeding
Het door klaagster ingediende verzoek tot het toekennen van schadevergoeding ziet op de gevolgen die het inbrengen van het verslag door de vader in de rechtbankprocedure voor klaagster heeft gehad.
Klaagster heeft naar voren gebracht dat het verslag van de zorgaanbieder ertoe heeft geleid dat de rechtbank het verzoek van de vader tot ondertoezichtstelling van de kinderen serieus heeft genomen en de Raad voor de Kinderbescherming op grond daarvan heeft verzocht een onderzoek in te stellen.
De commissie heeft voor die veronderstelling geen grond gevonden in de door klaagster aangehaalde passages uit de beschikking van de rechtbank of het rapport van de Raad. Tussen klaagster en de vader bestonden al jarenlang problemen en de communicatie tussen partijen was verslechterd, zo blijkt uit die rapportage. De commissie constateert dat de procedure heeft geleid tot een door klaagster voorgestelde wijziging van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken tussen de ouders. De commissie is dan ook van oordeel dat er geen causaal verband bestaat tussen het handelen van de zorgaanbieder en de door klaagster geclaimde schade. De commissie wijst het verzoek tot het toekennen van schadevergoeding dan ook af.
Nu de klacht van klaagster gedeeltelijk gegrond is zal de commissie wel bepalen dat de zorgaanbieder het door klaagster betaalde klachtengeld aan haar dient te vergoeden.
Derhalve wordt als volgt beslist.
Beslissing
De commissie:
– verklaart de klacht van klaagster inhoudende schending door de zorgaanbieder van haar geheimhoudingsplicht en het recht op privacy van klaagster gegrond;
– verklaart de klacht voor het overige ongegrond;
– wijst het verzoek tot het toekennen van schadevergoeding af;- bepaalt dat de zorgaanbieder overeenkomstig het reglement van de commissie een bedrag van € 52,50 aan de klaagster dient te vergoeden ter zake van het klachtengeld.
Aldus beslist door de Geschillencommissie Complementaire Behandelvormen, bestaande uit mevrouw mr. A.D.R.M. Boumans, voorzitter, de heer mr. B. van der Deijl en de heer mr. R.P. Gerzon, leden, in aanwezigheid van mevrouw mr. J.C. Quint, secretaris, op 8 juni 2023.