Schadevergoeding na onderooglidcorrectie

De Geschillencommissie Zorg




Commissie: Zelfstandige Klinieken    Categorie: (On) zorgvuldigheidCosmetische ingrepen    Jaartal: 2023
Soort uitspraak: bindend advies   Uitkomst: gegrond   Referentiecode: 190112/192422

De uitspraak:

Waar gaat de uitspraak over?

De cliënt verwijt de zorgaanbieder dat een onderooglidcorrectie op onjuiste wijze en niet conform afspraak is uitgevoerd, waarna hij een hersteloperatie heeft moeten ondergaan. De zorgaanbieder ging ervanuit dat een schikking was bereikt, omdat de kosten van de ooglidcorrectie en de kosten van de hersteloperatie aan de cliënt zijn vergoed.

Naar het oordeel van de commissie heeft de arts zijn zorgplicht niet nageleefd. Naast de al vergoede kosten oordeelt de commissie dat door de zorgaanbieder een schadevergoeding moet worden betaald van €5000,-.

De uitspraak

in het geschil tussen

de heer [naam], wonende te [woonplaats]

(hierna te noemen: de cliënt)

en

Boerhaave Medisch Centrum, gevestigd te Amsterdam

(hierna te noemen: de zorgaanbieder).

gemachtigde: [naam]

Behandeling van het geschil
Partijen zijn overeengekomen dit geschil bij bindend advies door de Geschillencommissie Zelfstandige Klinieken (verder te noemen: de commissie) te laten beslechten.

De commissie heeft kennisgenomen van de overgelegde stukken.

De behandeling heeft plaatsgevonden op 2 februari 2023 te Utrecht.

Partijen zijn tijdig en behoorlijk opgeroepen ter zitting te verschijnen.

Beide partijen hebben te kennen gegeven af te zien van de mogelijkheid ter zitting hun standpunt nader toe te lichten.

Onderwerp van het geschil
Het geschil betreft de kwaliteit van de door de zorgaanbieder geleverde zorg. De cliënt verwijt de zorgaanbieder dat een onderooglidcorrectie op onjuiste wijze en niet conform afspraak is uitgevoerd, waarna hij een hersteloperatie heeft moeten ondergaan.

Standpunt van de cliënt
Voor het standpunt van de cliënt verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.

De cliënt heeft zich bij de zorgaanbieder gemeld voor een onderooglidcorrectie. Hij had veel last van rimpelvorming en de plastisch chirurg van de zorgaanbieder gaf te kennen dat hij dat met een operatie kon corrigeren. De ingreep is uitgevoerd op 30 december 2019. Het resultaat was echter totaal niet wat de cliënt was voorgehouden en zelfs slechter dan voor de ingreep. De cliënt heeft een second opinion gevraagd bij andere artsen, die hem lieten weten dat hij verkeerd was geïnformeerd en een vermindering van de rimpels met de door de plastisch chirurg uitgevoerde ingreep niet mogelijk was. De cliënt heeft vervolgens een hersteloperatie moeten ondergaan (een laterale cantopexie en een midface lift) om de gevolgen van de eerste ingreep enigszins te corrigeren. De cliënt heeft zijn klachten steeds aan de zorgaanbieder kenbaar gemaakt, maar er werd om de verantwoordelijkheden heen gedraaid.

Uiteindelijk heeft de plastisch chirurg zijn fout toegegeven. De cliënt had de operatie nooit laten uitvoeren als hij goed was voorgelicht door de zorgaanbieder en hem was verteld dat zijn klachten niet met een operatie te corrigeren waren. Naast lichamelijke schade heeft de cliënt ook geestelijke schade geleden ten gevolge van de zinloos uitgevoerde behandeling, de ingrijpende hersteloperatie en de nasleep ervan. De cliënt durfde de deur niet meer uit en heeft niet kunnen werken. De cliënt is schilder en werkt als zzp-er. Hij voelde zich onzeker, kreeg een burn-out, heeft een aanrijding gehad met de bestelbus van zijn opdrachtgever en heeft financiële problemen gekregen. De cliënt houdt de zorgaanbieder hiervoor verantwoordelijk en verlangt een schadevergoeding van € 25.000,–.

Standpunt van de zorgaanbieder
De zorgaanbieder heeft geen verweerschrift ingediend. Bij brieven van 26 januari 2023 en 2 februari 2023 heeft de zorgaanbieder zijn standpunt nader toegelicht. In de kern komt dat standpunt op het volgende neer.

De behandelend arts is inmiddels niet meer werkzaam voor de zorgaanbieder. De zorgaanbieder verkeerde in de veronderstelling dat er een schikking tot stand was gekomen tussen de cliënt en de arts en heeft om die reden geen verweerschrift ingediend.

De zorgaanbieder betreurt het dat de cliënt niet tevreden is geweest over de behandeling die hij in de kliniek van de zorgaanbieder heeft ondergaan en de wijze waarop zijn klacht is behandeld.

De zorgaanbieder is de cliënt tegemoetgekomen doordat hem – nadat hij niet tevreden bleek over de ooglidcorrectie – een kosteloze herstelbehandeling is aangeboden, die in maart 2021 is verricht. Nadien is de betrokken arts steeds in contact gebleven met de cliënt. Het verzoek tot schadevergoeding van de cliënt is door de zorgaanbieder zeer serieus genomen en voor verdere behandeling doorgeleid aan zijn beroepsaansprakelijkheidsverzekeraar. Het verzoek is daar getoetst door een onafhankelijk medisch adviseur en een jurist, die tot de conclusie zijn gekomen dat geen sprake was van onzorgvuldig handelen. Bovendien werden vraagtekens gesteld bij het causaal verband tussen het vermeend onzorgvuldig handelen en de gevorderde schadevergoeding. Toen de cliënt zijn onvrede over dat standpunt uitte, heeft de betrokken arts in zijn brief van 17 juni 2022 een nadere toelichting op de behandeling gegeven en de kosten van de door de cliënt betaalde ooglidcorrectie ten bedrage van € 1.750,– op 15 juli 2022 terugbetaald. De zorgaanbieder ging er dan ook van uit dat tussen de cliënt en de behandelend arts een schikking was getroffen.

Voor zijn standpunt verwijst de zorgaanbieder naar de brief van de aansprakelijkheidsverzekeraar van 2 juni 2022 en verzoekt de commissie in haar beoordeling te betrekken dat een kosteloze herstelbehandeling is verricht en de kosten van de ooglidcorrectie zijn terugbetaald.

Beoordeling van het geschil
Beoordelingskader
Bij de beoordeling van deze klacht geldt het volgende beoordelingskader. De overeenkomst die is gesloten tussen de cliënt en de zorgaanbieder is aan te merken als een geneeskundige behandelingsovereenkomst in de zin van artikel 7:446 van het Burgerlijk Wetboek (BW). Bij de uitvoering van de geneeskundige behandelingsovereenkomst moet de hulpverlener – in dit geval de plastisch chirurg – de zorg van een goed hulpverlener in acht nemen. Daarbij moet de hulpverlener handelen in overeenstemming met de op hem rustende verantwoordelijkheid, die voortvloeit uit de voor hulpverleners geldende professionele standaard (artikel 7:453 van het BW), die mede bepaald wordt door onder meer de stand en inzichten van de medische wetenschap, richtlijnen en protocollen. Deze zorgplicht houdt in dat de hulpverlener die zorg moet betrachten die een redelijk bekwaam en redelijk handelend vakgenoot/hulpverlener in dezelfde omstandigheden zou hebben betracht.

De zorgplicht houdt in beginsel geen resultaatsverplichting in, maar wordt aangemerkt als een inspanningsverplichting. Van een tekortkoming kan dan ook pas worden gesproken indien komt vast te staan dat de hulpverlener zich onvoldoende heeft ingespannen, of bij de inspanning een fout heeft gemaakt.

De commissie dient te onderzoeken of de plastisch chirurg bij de uitvoering van de geneeskundige behandelingsovereenkomst in de gegeven omstandigheden al dan niet de hiervoor omschreven zorgplicht heeft nageleefd.

Nagekomen stukken
Ten aanzien van de documenten die de cliënt na de zittingsdatum heeft ingediend, overweegt de commissie dat die documenten niet mee zullen worden genomen in haar beoordeling, aangezien de commissie zich voldoende geïnformeerd acht om een uitspraak te kunnen doen.

Erkenning
De cliënt heeft op 30 december 2019 een onderooglidcorrectie laten uitvoeren in de kliniek van de zorgaanbieder. De zorgaanbieder heeft gesteld dat die ingreep lege artis is uitgevoerd en geen sprake is van onzorgvuldig handelen.

Bij brief van 17 juni 2022 heeft de behandelend plastisch chirurg echter erkend dat hij een fout heeft gemaakt waarvoor hij zijn excuses heeft aangeboden.

De arts heeft verklaard: “Achteraf gezien realiseer ik mij dat ik een inschattingsfout heb gemaakt in het te behalen resultaat en de verwachtingen die ik mogelijk hiermee heb geschapen….Door middel van deze brief wil ik u aangeven dat ik bereid ben om toe te geven dat ik in dit proces een fout heb gemaakt.”

De commissie is dan ook van oordeel dat de arts niet de op hem rustende zorgplicht ten opzichte van de cliënt heeft nageleefd en verklaart de klacht van de cliënt gegrond.

Schadevergoeding
Ten aanzien van de gevorderde schadevergoeding staat vast dat aan de cliënt een kosteloze herstelbehandeling is aangeboden en de kosten van de eerste ingreep van 30 december 2019 van € 1.750,– aan hem zijn terugbetaald, waarmee de kosten van de medische behandelingen aan hem zijn vergoed.

De cliënt heeft tevens een vergoeding gevraagd ter compensatie van gederfde inkomsten en een vergoeding voor de emotionele schade die hij heeft geleden. De cliënt heeft genoegzaam aangetoond en toegelicht dat hij enige tijd niet heeft kunnen werken na de operaties die in december 2019 en maart 2021 door de plastisch chirurg zijn uitgevoerd. De cliënt is schilder en werkt als zzp-er. Daarnaast heeft de cliënt voldoende aannemelijk gemaakt dat hij emotionele schade heeft geleden, aangezien hij zich door toedoen van de zorgaanbieder ernstige zorgen heeft gemaakt over zijn gezondheid en de consequenties hiervan voor zijn werk en zijn verantwoordelijkheden als vader voor een jong gezin.

De commissie is van oordeel dat een deel van de door de cliënt gevorderde schade is toe te rekenen aan het handelen van de zorgaanbieder. De commissie acht een vergoeding van € 5.000,– redelijk en billijk en zal bepalen dat de zorgaanbieder dat bedrag aan de cliënt dient te vergoeden.

Omdat de klacht van de cliënt gegrond is, zal de commissie voorts bepalen dat het door de cliënt betaalde klachtengeld van € 52,50 door de zorgaanbieder aan hem dient te worden vergoed.

Derhalve wordt als volgt beslist.

Beslissing
De commissie:

verklaart de klacht van de cliënt gegrond;

bepaalt dat de zorgaanbieder binnen vier weken na de verzenddatum van dit bindend advies een bedrag van € 5.000,– aan de cliënt dient te vergoeden;

bepaalt dat de zorgaanbieder een bedrag van € 52,50 aan de cliënt dient te vergoeden ter zake van het klachtengeld.

Aldus beslist door de Geschillencommissie Zelfstandige Klinieken, bestaande uit de heer mr. H.A. van Gameren, voorzitter, de heer dr. J.F.A. van der Werff en de heer mr. R.P. Gerzon, leden, in aanwezigheid van mevrouw mr. J.C. Quint, secretaris, op 2 februari 2023.