Risico hypopigmentatie aanzienlijk hoger bij patiënten met donkere huidskleur; zorgaanbieder had cliënte moeten informeren

De Geschillencommissie Zorg




Commissie: Zelfstandige Klinieken    Categorie: informatieverstrekking/ schadevergoeding    Jaartal: 2023
Soort uitspraak: bindend advies   Uitkomst: gegrond   Referentiecode: 210684/233395

De uitspraak:

Waar gaat de uitspraak over?

Dit geschil vloeit voort uit een behandelingsovereenkomst tussen cliënte en zorgaanbieder. Hierbij heeft zorgaanbieder corticosteroïde injecties in de knie van cliënte aangebracht om haar pijnklachten te verminderen. Door deze injecties heeft cliënte pigmentvlekken op haar knie. Cliënte stelt dat zorgaanbieder haar geïnformeerd had moeten hebben over mogelijke verkleuringen van de huid. Zorgaanbieder geeft aan dat hyper- of depigmentatie zeldzaam is en daarom niet heeft hoeven informeren hierover. De commissie oordeelt dat het volgens vakliteratuur bekend is dat het risico voor hypo- of depigmentatie hoger ligt bij donkere huidtypen. Om deze reden had zorgaanbieder cliënte hierover moeten informeren. De commissie verklaart de klacht gegrond.

De uitspraak

In het geschil tussen

mevrouw [naam], wonende te [plaatsnaam] (hierna te noemen: de cliënte)

en

DC Klinieken, gevestigd te Amsterdam
(hierna te noemen: de zorgaanbieder)

Onderwerp van het geschil
Bij een behandeling tot bestrijding van pijn in de knie van de cliënte is pigmentverlies (hypopigmentatie) van de huid rond de knie opgetreden. De cliënte was vóóraf over de mogelijkheid van pigmentverlies niet geïnformeerd. Het geschil betreft de vraag of de zorgaanbieder de cliënte op de hoogte had moeten brengen van deze mogelijke complicatie.

Standpunt van de cliënte
Voor het standpunt van de cliënte verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.

Vanwege pijnklachten ten gevolge van artrose in haar knie is de cliënte al enige jaren onder behandeling in de kliniek van de zorgaanbieder. Omdat de pijn aanhield en eerdere behandelingen bij pijnspecialisten niet hielpen, is door de arts van de zorgaanbieder een andere methode geprobeerd. De cliënte kreeg daarbij in november 2022 een injectie in haar knie. De pijn was echter niet verminderd maar zelfs verergerd en na enige tijd trad een verkleuring, een pigmentverlies, van de huid rond het gebied van de injectie op. De cliënte is van Surinaamse afkomst en heeft een donkere huid. De plek is opvallend en is als een witte wijnvlek. Na onderzoek door een dermatoloog is de cliënte tot haar ontsteltenis verteld dat de witte vlek permanent is. De cliënte schaamt zich erg voor deze ontsierende plek. De zorgaanbieder heeft de cliënte niet verteld over de mogelijke huidverkleuring. Als de cliënte vooraf geweten had dat er een mogelijkheid bestond van pigmentverlies van haar huid dan had zij de behandeling met injecties niet ondergaan.
De cliënte heeft een gesprek gehad met de arts van de zorgaanbieder. De cliënte stelt het op prijs dat de arts haar in dat gesprek haar excuses heeft aangeboden voor de opgetreden complicatie maar dit neemt niet weg dat de cliënte over de mogelijkheid van pigmentverlies vóóraf had moeten worden geïnformeerd. Naast de pijn in haar knie kampt de cliënte nu met een aangetaste huid. Zij wil de mogelijkheid van het verminderen van de pigmentvlek door een andere arts laten onderzoeken. Voor de kosten hiervan en ter vergoeding van de immateriële schade die de cliënte lijdt, verlangt zij een vergoeding van € 22.500,– van de zorgaanbieder.

Standpunt van de zorgaanbieder
Voor het standpunt van de zorgaanbieder verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.

De cliënte was voorafgaand aan de verwijzing naar de anesthesioloog-pijnspecialist onder behandeling geweest van andere pijnspecialisten binnen de kliniek van de zorgaanbieder.

Van 2019 tot 2022 zijn verschillende behandelingen geprobeerd om de cliënte van haar pijnklachten in de knie af te helpen. Ook is de cliënte buiten de kliniek bij een orthopeed onder behandeling geweest.
Op 10 november 2022 heeft de anesthesioloog-pijnspecialist middels een injectie een perifere zenuwblokkade toegediend. De cliënte was erover geïnformeerd dat de pijn niet met zekerheid weg zou gaan. Na deze behandeling zijn er meerdere contactmomenten geweest en is genoteerd dat de behandeling een beetje had geholpen maar niet voor lang.

In maart 2023 heeft de cliënte contact opgenomen met de zorgaanbieder vanwege depigmentatie van haar huid. Op 11 april 2023 had de cliënte een consult bij de anesthesioloog-pijnspecialist die constateerde dat de cliënte een circa 2 bij 4 centimeter grote pigmentvrije plek had ontwikkeld ter hoogte van de punctieplaats van de rechterknie. De arts heeft de cliënte verwezen naar een dermatoloog om de huidverandering te laten beoordelen. Van de cliënte heeft de arts begrepen dat het pigmentverlies permanent en niet herstelbaar is.

De zorgaanbieder betreurt het zeer dat deze zeldzame complicatie bij de cliënte is opgetreden. Indien een risico van een complicatie of bijwerking vitaal bedreigend is of met regelmaat voorkomt (vaker dan 1 %) dient een hulpverlener de patiënt daarover te informeren. De arts heeft de complicatie nog niet eerder waargenomen in haar praktijk, dit geldt eveneens voor de andere pijnspecialisten in de kliniek. De arts is dan ook van mening dat zij, gelet op de zeldzaamheid van de complicatie, niet gehouden was de cliënte daarover te informeren.

Sinds de depigmentatie bij de cliënte is opgetreden noemt de arts de mogelijke bijwerking wel aan patiënten die een vergelijkbare behandeling ondergaan.

Beoordeling van het geschil
De cliënte heeft een behandeling van corticosteroïde injecties in haar knie ondergaan ter vermindering van pijnklachten. De cliënte verwijt de zorgaanbieder dat zij niet is geïnformeerd over de mogelijke complicatie van hypo/depigmentatie van de huid zoals die bij haar is opgetreden. De cliënte is van Surinaamse afkomst en heeft een donkere huid.

Beoordelingskader
Bij de beoordeling van deze klacht geldt het volgende beoordelingskader. De overeenkomst die is gesloten tussen de cliënte en de zorgaanbieder is aan te merken als een geneeskundige behandelingsovereenkomst in de zin van artikel 7:446 van het Burgerlijk Wetboek (BW).

Bij de uitvoering van de geneeskundige behandelingsovereenkomst moet de hulpverlener – in dit geval de anesthesioloog-pijnspecialist – de zorg van een goed hulpverlener in acht nemen. Daarbij moet hij/zij handelen in overeenstemming met de op hem/haar rustende verantwoordelijkheid die voortvloeit uit de voor hulpverleners geldende professionele standaard (artikel 7:453 van het BW), die mede bepaald wordt door onder meer de stand en inzichten van de medische wetenschap, richtlijnen en protocollen. Deze zorgplicht houdt in dat de hulpverlener die zorg moet betrachten die een redelijk bekwaam en redelijk handelend vakgenoot/hulpverlener in dezelfde omstandigheden zou hebben betracht.

De zorgplicht houdt in beginsel geen resultaatsverplichting in, maar wordt aangemerkt als een inspanningsverplichting. Van een tekortkoming kan dan ook pas worden gesproken indien komt vast te staan dat de hulpverlener zich onvoldoende heeft ingespannen of bij de inspanning een fout heeft gemaakt.
De commissie dient te onderzoeken of de anesthesioloog-pijnspecialist bij de uitvoering van de geneeskundige behandelingsovereenkomst in de gegeven omstandigheden al dan niet de hiervoor omschreven zorgplicht heeft nageleefd.

De commissie heeft het volgende overwogen.

Informatieplicht
Op grond van artikel 7:448 lid 1 BW dient de hulpverlener de patiënt in te lichten over de voorgestelde behandeling. Artikel 7:448 lid 2 sub b BW schrijft voor dat de hulpverlener de patiënt dient in te lichten over de te verwachten gevolgen en risico’s van de behandeling voor de gezondheid van de patiënt. Dit betekent dat de hulpverlener de patiënt dient in te lichten over mogelijke bijwerkingen en complicaties, tenzij deze complicaties een zeldzaamheid betreffen (in minder dan 1% van de behandelingen voorkomen). De zorgaanbieder heeft zich op het standpunt gesteld dat hypopigmentatie of depigmentatie van de huid een niet bekende complicatie is van een corticosteroïde injectie/ behandeling waarover de patiënt niet behoefde te worden geïnformeerd.

In de vakliteratuur wordt echter gesproken van een bekende bijwerking van hypopigmentatie in 1,3 tot 4 % van de gevallen onafhankelijk van het huidtype. De commissie is ambtshalve bekend dat bij ondiepe corticosteroïde injecties (zoals die in het geval van de cliënte zijn toegediend) bij de meest donkere huidtypen (zoals dat van de cliënte) het risico van hypopigmentatie aanzienlijk hoger is (10 tot 15%). De bijwerking van hypopigmentatie of depigmentatie dient dan ook besproken te worden tijdens het consult en in het informed consent formulier te worden opgenomen. Nu de zorgaanbieder de cliënte niet over de bijwerking van de behandeling heeft geïnformeerd is de klacht van de cliënte gegrond.

Schadevergoeding
De cliënte heeft een schadevergoeding gevorderd van € 22.500,– wegens de (im)materiële schade die zij als gevolg van de depigmentatie van haar huid lijdt.

Voor aanspraak op een schadevergoeding is tenminste vereist dat de zorgaanbieder in enig opzicht toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van de behandelingsovereenkomst en dat de cliënte hiervan nadeel heeft ondervonden. Aangezien de zorgaanbieder de cliënte niet heeft ingelicht over het mogelijk optreden van het pigmentverlies terwijl dit wel is ontstaan, heeft de zorgaanbieder niet voldaan aan zijn zorgplicht ten opzichte van de cliënte. De cliënte heeft hiervan nadeel ondervonden in de zin dat het pigmentverlies haar huid en daarmee haar uiterlijk heeft aangetast en zij kampt met gevoelens van schaamte.

De commissie is van oordeel dat de cliënte een vergoeding toekomt voor de materiële en de emotionele schade die zij heeft geleden en nog lijdt. De commissie houdt daarbij rekening met de omstandigheid dat de verkleuringsplek op de knie van de cliënte inmiddels is verkleind van ongeveer twee bij vier centimeter in maart 2023 naar ongeveer twee bij twee centimeter op het moment van de zitting.
De commissie acht een vergoeding van € 500,– ten aanzien van de materiële schade (schade aan de huid) en een vergoeding van eveneens € 500,– ten aanzien van de emotionele schade (gevoelens van schaamte), derhalve een vergoeding van in totaal € 1.000,– , redelijk en billijk, zodat zij dat bedrag zal toewijzen. De financiële vordering van de in de toekomst te maken kosten voor een second opinion zal de commissie afwijzen nu dit onvoldoende is onderbouwd.

Omdat de klacht gegrond is zal de commissie voorts bepalen dat de zorgaanbieder het door de cliënte betaalde klachtengeld van € 52,50 aan haar dient te vergoeden. In totaal is de zorgaanbieder daarmee een bedrag van € 1.052,50 aan de cliënte verschuldigd.

Derhalve wordt als volgt beslist.

Beslissing
De commissie:
– verklaart de klacht gegrond;
– bepaalt dat de zorgaanbieder binnen vier weken na de verzenddatum van deze uitspraak een vergoeding van € 1.052,50 aan de cliënte dient te betalen;
– wijst het meer of anders verzochte af.

Aldus beslist door de Geschillencommissie Zelfstandige Klinieken, bestaande uit de heer mr. A.R.O. Mooy, voorzitter, de heer prof. dr. E.P. Prens en de heer mr. S. Sierksma, leden, in aanwezigheid van mevrouw mr. J.C. Quint, secretaris, op 6 december 2023.