Resultaat van de revisie na eerdere borstcorrecties valt voor cliënte tegen

De Geschillencommissie Zorg
Print Friendly, PDF & Email




Commissie: Ziekenhuizen    Categorie: Zorgvuldigheid    Jaartal: 2020
Soort uitspraak: bindend advies   Uitkomst: ongegrond   Referentiecode: 1989/17404

De uitspraak:

Waar gaat de uitspraak over

De cliënte heeft in 2009 een eerdere borstcorrectie laten uitvoeren, waarmee zij niet tevreden was. Zij heeft het ziekenhuis om een correctie verzocht, welke in 2018 heeft plaatsgevonden. De cliënte is niet tevreden met het resultaat. Volgens haar is het aanzicht van haar borsten ongelijk. De chirurg heeft de cliënte voorafgaand aan de correctie geïnformeerd over de complexiteit en over het feit dat er geen garantie kon worden gegeven over het resultaat en de symmetrie. De commissie oordeelt dat de chirurg de cliënte voorafgaand aan de correctie voldoende er op heeft gewezen dat er geen garantie kon worden gegeven. Na bestudering van de ingezonden stukken beslist de commissie dat niet valt te concluderen dat de borsten op ongelijke hoogte hangen. Wel is het volumeverschil duidelijk is afgenomen en verbeterd. Het is niet gebleken dat de operatie onzorgvuldig is uitgevoerd. De klacht is ongegrond. Er is geen recht op schadevergoeding.

Volledige uitspraak

In het geschil
[Cliënte], wonende te [woonplaats] en Stichting Maasstad Ziekenhuis, gevestigd te Rotterdam (hierna te noemen: het ziekenhuis).

Behandeling van het geschil
Partijen zijn overeengekomen dit geschil bij bindend advies door de Geschillencommissie Ziekenhuizen (verder te noemen: de commissie) te laten beslechten.

De commissie heeft kennisgenomen van de overgelegde stukken. Bij brief van 26 maart 2020 heeft het bureau van de commissie aan beide partijen bericht dat de commissie de behandeling van het geschil zal afdoen zonder mondelinge behandeling. De commissie heeft daartoe ook de bevoegdheid conform haar reglement. Alhoewel daartoe wel in de mogelijkheid gesteld, hebben geen van de partijen aangegeven prijs te stellen op een mondelinge behandeling. Om die reden zijn partijen op 19 mei 2020 geïnformeerd over de datum waarop de commissie zal beslissen over het geschil. De behandeling van het geschil heeft plaatsgevonden op 3 juni 2020.

Onderwerp van het geschil
Het geschil betreft een uitgevoerde borstcorrectie.

Standpunt van de cliënte
Voor het standpunt van de cliënte verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.

Cliënte heeft op 15 november 2018 een borstcorrectie ondergaan. Zij is niet tevreden met het resultaat. Cliënte heeft er psychisch last van dat het aanzicht van haar borsten ongelijk is.

Haar rechter borst is hoger dan haar linker borst. Bij kleding met een decolleté is duidelijk een scheve plooi zichtbaar. Na de operatie is haar tattoo op haar borst deels weggevallen. Zij kan geen zwempak aantrekken want zij kan haar borstlijn niet verbergen.

Cliënte vordert van het ziekenhuis een schadevergoeding van € 25.000,– voor de materiële en immateriële schade die zij heeft geleden. De arts heeft haar een hersteloperatie aangeboden maar de kosten ad € 7.500,– dient zij zelf te betalen. Voorts moet cliënte nieuwe kleren kopen om haar tattoo te verbergen.

Vanwege het resultaat van de borstcorrectie is cliënte depressief geworden en heeft haar partner haar na 20 jaren verlaten.

Standpunt van het ziekenhuis
Voor het standpunt van het ziekenhuis verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.

De plastisch chirurg heeft cliënte op 16 april 2018 in consult gezien, aangezien zij niet tevreden was met het resultaat na een eerdere borstcorrectie in 2009 door een andere arts. De chirurg heeft in dat eerste consult uitleg gegeven over de mogelijke correctie, maar ook verteld dat dit gepaard zou gaan met nieuwe littekens en dat hij geen garanties kon geven over het resultaat en de symmetrie. Een zogenaamde ‘revisie’ is altijd een meer complexe ingreep en maakt ook dat het eindresultaat minder goed is in te schatten. De chirurg heeft daarom uitgebreider stilgestaan bij het verwachtingen management dan gewoonlijk. Cliënte heeft daarna een informed consent getekend. Na uiteindelijk akkoord van de verzekering te hebben verkregen, heeft hij haar op 20 augustus 2018 gezien en wederom benadrukt dat hij geen garanties kon verstrekken over het te behalen resultaat. In het gesprek voorafgaande aan de operatie op 15 november 2018 heeft de chirurg dit nogmaals herhaald, zodat hierover geen onduidelijkheid kon bestaan. Dit is ook zo in het medisch dossier vastgelegd

Cliënte is op 15 november 2018 door de plastisch chirurg geopereerd aan haar beide borsten. De operatie was bedoeld om de ongelijkheid tussen de borsten te verminderen door vetweefsel te verwijderen aan de rechterzijde en een litteken correctie te doen aan de linkerzijde. Een maand na de operatie heeft cliënte aangegeven, dat haar rechter borst hoger was dan haar linker borst. De chirurg heeft haar op dat moment verteld dat dit tijdens het herstelproces nog goed kon komen. Het herstel van de operatiewond heeft uiteindelijk twee maanden geduurd maar in die periode is de ongelijkheid niet verminderd. In het laatste gesprek op 5 maart 2019 heeft cliënte de chirurg hierop aangesproken. Cliënte heeft toen begrepen dat de chirurg niets meer voor haar kon doen. De huid was slap geworden en alleen een borstprothese zou de bestaande situatie kunnen verhelpen. De kosten van deze ingreep, € 7.500,–, moet cliënte dan wel zelf betalen.

De chirurg heeft cliënte conform de wettelijke eisen en professionele richtlijnen en ook nog op meerdere tijdstippen voorgelicht over hetgeen zij mocht verwachten. Vervolgens heeft hij zijn kennis en ervaring als plastisch chirurg ingezet om tot het best mogelijke resultaat te komen. Het is dan altijd spijtig als het resultaat van de ingreep voor de patiënt tegen valt en er eigenlijk nog een ingreep nodig is om tot een nog beter resultaat te komen. Ook dit wordt vermeld in de patiëntenvoorlichting.
Het ziekenhuis is het standpunt toegedaan dat de plastisch chirurg ten aanzien van cliënte heeft gehandeld zoals van een redelijk bekwaam plastisch chirurg mag worden verwacht. Nu er door de plastisch chirurg niet onzorgvuldig, dan wel verwijtbaar is gehandeld en een tegenvallend resultaat tevoren is besproken, wijst het ziekenhuis de aansprakelijkheid af.

Beoordeling van het geschil
Naar aanleiding van het door partijen over en weer gestelde overweegt de commissie het volgende.

Voor aansprakelijkheid van het ziekenhuis is vereist dat voldoende aannemelijk is dat het ziekenhuis, dan wel ieder die werd ingeschakeld bij de uitvoering van de voor het ziekenhuis uit de overeenkomst voortvloeiende verplichting, is tekortgeschoten in de uitvoering van die verplichting. De tekortkoming moet aan het ziekenhuis kunnen worden verweten (toerekenbare tekortkoming) en cliënte moet daarvan nadeel hebben ondervonden.

Op grond van de geneeskundige behandelingsovereenkomst moet het ziekenhuis bij haar werkzaamheden de zorg van een goed hulpverlener in acht nemen en daarbij handelen in overeenstemming met de op haar rustende verantwoordelijkheid, voortvloeiende uit de voor hulpverleners geldende professionele standaard (artikel 7:453 BW). Deze zorgplicht houdt in dat het ziekenhuis die zorg moet betrachten die een redelijk bekwaam en redelijk handelend hulpverlener in dezelfde omstandigheden zou hebben betracht.

De verplichting die voor een hulpverlener (in dit geval het ziekenhuis) voortvloeit uit een geneeskundige behandelingsovereenkomst wordt in beginsel niet aangemerkt als een resultaatsverplichting, waarbij de hulpverlener moet instaan voor het bereiken van een bepaald resultaat, maar als een inspanningsverplichting, waarbij de hulpverlener zich verplicht zich voor het bereiken van een bepaald resultaat in te spannen. De reden hiervoor is dat het bij een geneeskundige behandeling meestal niet mogelijk is een bepaald resultaat te garanderen, omdat het menselijk lichaam in het (genezings-)proces een ongewisse factor vormt; zelfs bij onberispelijk medisch handelen kan het beoogde resultaat uitblijven. Van een tekortkoming kan dan ook pas worden gesproken indien komt vast te staan dat de hulpverlener zich onvoldoende heeft ingespannen of bij de inspanning een fout heeft gemaakt.

De wens van cliënte was om de ongelijkheid van de borsten, na de eerste operatie in 2009 elders, op te heffen/verminderen door rechts vetweefsel te verwijderen en links littekenweefsel te verwijderen.
De klachten van cliënte na de ingreep zijn dat de borsten ongelijk zijn, de borst rechts hoger is en de borst links een scheve plooi heeft.

Het ziekenhuis heeft in haar verweer naar het oordeel van de commissie voldoende aannemelijk gemaakt dat cliënte voorafgaande aan de operatie uitdrukkelijk door de chirurg erop is gewezen dat hij geen garanties kon geven over het resultaat en de symmetrie, vooral nu het ging om een correctie van een eerder uitgevoerde borstcorrectie die een meer complexe ingreep is en maakt dat ook dat het eindresultaat minder goed is in te schatten. Cliënte heeft een informed consent getekend en daarmee aangegeven dat zij begreep wat de ingreep inhield en wat het verwachte resultaat kon zijn.

De commissie is gelet op het vorenstaande van oordeel dat de cliënte voorafgaande aan de operatie op 15 november 2018 wist dan wel behoorde te weten dat dat de tweede borstcorrectie zou kunnen leiden tot een voor haar minder bevredigend resultaat.

Op verzoek van de commissie hebben partijen foto’s van de borsten overgelegd van zowel voor als na de tweede operatie.

De commissie overweegt dat de plastisch chirurg bij de borstcorrectie van beide borsten afhankelijk is geweest van het resultaat van een correctie van beide borsten in 2009. Op de foto’s genomen voorafgaande aan de tweede operatie is te zien dat de borsthuid inelastisch is met striae als gevolg van de gewichtsreductie bij de eerste operatie in 2009. Hierdoor wordt een borstcorrectie bemoeilijkt in die zin dat symmetrie van beide borsten moeilijker te verwezenlijken is.

De commissie heeft het postoperatieve resultaat na de eerste operatie en na de tweede operatie met elkaar vergeleken.

De commissie kan aan de hand van de foto’s niet constateren dat de rechterborst hoger zit/hangt dan de linkerborst en de borsten na de operatie slapper zijn dan daarvoor.
De commissie heeft wel vastgesteld dat het volumeverschil tussen beide borsten na de tweede operatie duidelijk is gereduceerd en daarmee is verbeterd en ook de dogear aan de laterale zijde van de rechter borst duidelijk is verbeterd. De onderste borstplooi in de linkerborst is niet gewijzigd en loopt nog steeds onder de borst vandaan.

Naar het oordeel van de commissie is de operatie door de plastisch chirurg lege artis uitgevoerd. Het geheel van de borsten overziende, is er een verbetering opgetreden qua borst volume, symmetrisering en dogear rechts.

De commissie is van oordeel dat, gelet op de over en weer gewisselde stukken, de standpunten van partijen en de aan beide zijden overgelegde foto’s, niet kan worden geoordeeld dat de plastisch chirurg in deze niet gehandeld heeft volgens de professionele standaard. Niet is komen vast te staan dat de plastisch chirurg zich onvoldoende heeft ingespannen met betrekking tot de borstcorrectie of bij deze ingreep een fout heeft gemaakt. Zij oordeelt de klacht ongegrond.

Voor aanspraak op materiële schadevergoeding is ten minste vereist dat het ziekenhuis in enig opzicht toerekenbaar is tekortgeschoten in de nakoming van de behandelingsovereenkomst. Van een toerekenbare tekortkoming is hier echter geen sprake zodat de vordering tot schadevergoeding dient te worden afgewezen.

Op grond van het voorgaande wordt als volgt beslist.

Beslissing
De commissie verklaart de klacht ongegrond en wijst het door de cliënte verlangde af.

Aldus beslist door de Geschillencommissie Ziekenhuizen, bestaande uit mevrouw mr. P.W.M. de Wolf MSM, voorzitter, de heer dr. M-B Bouman, de heer ir. H.J.A.M. Bodelier, leden, in aanwezigheid van mevrouw mr. W. Hartong van Ark, secretaris, op 3 juni 2020.