Reden voor consult is bepalend voor medische behandeling

De Geschillencommissie Zorg




Commissie: Ziekenhuizen    Categorie: (On)Zorgvuldig handelen    Jaartal: 2022
Soort uitspraak: bindend advies   Uitkomst: ongegrond   Referentiecode: 163794/175205

De uitspraak:

Waar gaat de uitspraak over?

Volgens de cliënt is de diagnose van een uterusmyoom (vleesboom) te laat vastgesteld. Ook is nagelaten een gynaecologisch onderzoek uit te voeren. Door te late diagnose heeft cliënte een posttraumatisch stresssyndroom. Zij eist een schadevergoeding. Volgens de zorgaanbieder had cliënte een consult bij de gynaecoloog voor afwijkende uitstrijkje (portio cytologie) niet voor plasklachten. Volgens de Commissie geen sprake van onzorgvuldig handelen. Cliënt krijgt geen schadevergoeding.

De uitspraak

in het geschil tussen

[naam], wonende te [woonplaats]

(hierna te noemen: de cliënte)

en

Stichting Algemeen Christelijk Ziekenhuis Groningen (Martini Ziekenhuis), gevestigd te Groningen
(hierna te noemen: de zorgaanbieder).

Behandeling van het geschil
Partijen zijn overeengekomen dit geschil bij bindend advies door de Geschillencommissie Ziekenhuizen (verder te noemen: de commissie) te laten beslechten.

De commissie heeft kennisgenomen van de overgelegde stukken.

De behandeling heeft plaatsgevonden op 13 oktober 2022 te Zwolle.

Partijen zijn tijdig en behoorlijk opgeroepen ter zitting te verschijnen. De cliënte is verschenen, samen met [naam].

Ter zitting werd de zorgaanbieder vertegenwoordigd door [naam].

Onderwerp van het geschil
De cliënte heeft de klacht voorgelegd aan de zorgaanbieder.

Het geschil betreft de (te) laat gestelde diagnose van een uterusmyoom (vleesboom).

Standpunt van de cliënte
Voor het standpunt van de cliënte verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.

Sinds 2017 staat de cliënte onder controle bij de afdeling gynaecologie van de zorgaanbieder vanwege een afwijkend baarmoederhalsuitstrijkje (pap 3a1, geringe celafwijkingen). Op 17 januari 2018 vond voor de tweede keer een controle portio cytologie en controle HPV plaats. Tijdens dat tweede consult heeft de cliënte verteld last te hebben van plasklachten (vaak plassen, kleine beetjes plassen, en de urine moeilijk kunnen ophouden). De arts-assistent gynaecologie gaf daarop aan dat de portio moeilijk te vinden is en zij constateerde een verhoogde bekkenbodemspierspanning. De arts-assistent gaf het advies de urine te controleren om een urineweginfectie uit te sluiten en verder om bekkenbodemfysiotherapie te volgen. Verder gynaecologisch onderzoek heeft de arts-assistent niet verricht.

De cliënte bleef klachten houden, die ook verergerden. Op 31 januari 2019 heeft de huisarts een zeer groot uterusmyoom vastgesteld. De cliënte heeft Esmya gebruikt met de bedoeling het myoom te laten slinken. Toen dat niet afdoende resultaat gaf, is besloten het myoom operatief te verwijderen. Die operatie heeft op 4 november 2019 plaatsgevonden. Pas na verwijdering van het myoom kon worden vastgesteld of al dan niet sprake was van maligniteit en er heeft erfelijkheidsonderzoek plaatsgevonden.

De cliënte verwijt de zorgaanbieder het niet eerder adequaat stellen van de diagnose en het nalaten gynaecologisch onderzoek uit te voeren dan wel het advies te geven om bij voortdurende klachten een afspraak te maken om andere mogelijkheden te onderzoeken. Als het myoom eerder was ontdekt, had zeer waarschijnlijk een veel kortere, snellere behandeling kunnen plaatsvinden die minder ingrijpend was geweest. De niet tijdig vastgestelde diagnose heeft bij de cliënte geresulteerd in een posttraumatisch stresssyndroom, waar de cliënte nog steeds last van heeft. De cliënte eist daarom een schadevergoeding. Voor de hoogte daarvan haakt de cliënte aan bij het verschil tussen haar inkomsten uit een bijstandsuitkering en de netto-inkomsten die zij had kunnen genereren, in totaal € 18.000,–.

Standpunt van de zorgaanbieder
Voor het standpunt van de zorgaanbieder verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.

De zorgaanbieder betreurt de gang van zaken, maar is van mening dat haar niet kan worden verweten dat ze onzorgvuldig heeft gehandeld. De cliënte had een consult bij de gynaecoloog voor het afwijkende uitstrijkje (portio cytologie), niet voor plasklachten. Bij een dergelijk consult wordt niet standaard een vaginaal toucher uitgevoerd.

De zorgaanbieder meent dat zij niet aansprakelijk is voor de schade van de cliënte. Zij verzoekt dan ook om afwijzing van het verzoek om schadevergoeding.

Beoordeling van het geschil
De commissie verklaart de klacht ongegrond en wijst het verzoek om schadevergoeding af. De commissie meent dat het consult door de arts-assistent beter had gekund, maar is van oordeel dat de zorgaanbieder niet onzorgvuldig heeft gehandeld. Dat oordeel licht de commissie als volgt toe.

De maatstaf waaraan de commissie toetst.
Ook medici maken fouten, maar niet iedere fout of onvolkomenheid leidt ertoe dat de zorgaanbieder aansprakelijk is voor de schade die de cliënte lijdt. Van een arts mag verwacht worden dat hij handelt zoals een redelijk bekwaam en redelijk handelend vakgenoot in dezelfde omstandigheden zou hebben gedaan. Dat betekent dat het aan de cliënte is om in dit geschil te stellen en aannemelijk te maken dat de arts-assistent onzorgvuldig heeft gehandeld en dat zij als gevolg daarvan schade heeft geleden.

De reden voor het consult is bepalend geweest. 
Het staat vast dat de cliënte een consult had met de gynaecoloog vanwege een afwijkend uitstrijkje, op het zogenoemde cervixspreekuur. Patiënten komen op het cervixspreekuur niet voor een algemene klacht op gynaecologisch gebied, maar voor het specifieke doel de baarmoedermond te controleren op afwijkingen.

De zorgaanbieder heeft niet bestreden dat de cliënte tijdens het consult heeft benoemd dat zij plasklachten heeft. Maar de cliënte had de afspraak voor het consult niet gemaakt om plasklachten met de gynaecoloog te bespreken. Daarom vindt de commissie het niet onbegrijpelijk van de arts-assistent dat zij op dat moment – naast de gegeven adviezen – niet ook had geadviseerd bij aanhoudende klachten de huisarts te raadplegen, al was dat wel beter geweest. Van onzorgvuldig handelen, die leidt tot aansprakelijkheid van de zorgaanbieder, is naar het oordeel van de commissie daarom geen sprake.

De gevolgen voor de cliënte.
De cliënte heeft duidelijk gemaakt dat de nasleep voor haar heftig is geweest en dat acht de commissie invoelbaar. Het is niet met zekerheid te zeggen of het myoom begin 2018 ontdekt zou zijn als de cliënte via de huisarts of door een gynaecoloog nader zou zijn onderzocht. Onbekend is immers hoe groot het myoom op dat moment was. Maar wat er ook van zij, eenmaal ontdekt zou de route zijn gekozen die de cliënte nu ook heeft gevolgd (Esmya en – als dat onvoldoende baat geeft – operatieve verwijdering) waarna de cliënte evenzeer in onzekerheid had gezeten over eventuele maligniteit. Het gegeven dat de cliënte ernstige gevolgen heeft ondervonden van het myoom, hoe begrijpelijk ook, brengt de commissie daarom niet tot een ander oordeel.

Op grond van het voorgaande is de commissie van oordeel dat de klacht ongegrond is. Dat betekent ook dat het verzoek om een schadevergoeding wordt afgewezen.

Derhalve wordt als volgt beslist.

Beslissing
Het door de cliënte verlangde wordt afgewezen.

Aldus beslist door de Geschillencommissie Ziekenhuizen, bestaande uit mr. M.M. Verhoeven, voorzitter, drs. J.H.A. Vollebergh, mr. P.O.H. Gevaerts, leden, in aanwezigheid van mr. C.J.H. Terwal, secretaris, op 13 oktober 2022.