Pijnklachten na borstlift niet het gevolg van de uitgevoerde operatie

De Geschillencommissie Zorg
Print Friendly, PDF & Email




Commissie: Zelfstandige Klinieken    Categorie: (On)Zorgvuldig handelen    Jaartal: 2020
Soort uitspraak: bindend advies   Uitkomst: ongegrond   Referentiecode: 16672/24177

De uitspraak:

Waar gaat de uitspraak over

Het geschil gaat om een door de zorgaanbieder bij cliënte uitgevoerde borstlift. De cliënte vindt dat deze onjuist is uitgevoerd, waardoor zij pijnklachten ervaart. Uit een second opinion blijkt dat er sprake is van zeer veel littekenweefsel. De cliënte verlangt een terugbetaling van het door haar betaalde bedrag. De zorgaanbieder vindt dat de operatie goed is verlopen en stelt dat er geen sprake is van een verband tussen de operatie en de pijnklachten. De zorgaanbieder heeft de cliënte aangeboden om een correctie uit te laten voeren door een andere arts. Volgens de commissie blijkt onvoldoende dat er sprake is van een toerekenbare tekortkoming die de oorzaak van de pijnklachten van de cliënte zou zijn. Het feit dat de pijnklachten worden veroorzaakt door littekenweefsel betekent niet dat tijdens de uitgevoerde operatie een fout is gemaakt.

Volledige uitspraak

In het geschil:
[Naam cliënte], wonende te [woonplaats]

en

Sandstep Healthcare B.V., gevestigd te Bosch en Duin (hierna te noemen: de zorgaanbieder)

Behandeling van het geschil
Partijen zijn overeengekomen dit geschil bij bindend advies door de Geschillencommissie Zelfstandige Klinieken (verder te noemen: de commissie) te laten beslechten.

De commissie heeft kennis genomen van de overgelegde stukken. Op 22 mei 2020 heeft buiten aanwezigheid van partijen de behandeling plaatsgevonden door de commissie.

Bij brief van 31 maart 2020 heeft het bureau van de Commissie aan beide partijen bericht dat de Commissie de behandeling van het geschil zal afdoen zonder mondelinge behandeling. De Commissie heeft daartoe ook de bevoegdheid conform haar reglement. Alhoewel daartoe wel in de mogelijkheid gesteld, hebben geen van partijen aangegeven prijs te stellen op een mondelinge behandeling. Om die reden zijn partijen bij brief van 7 mei 2020 geïnformeerd over de datum wanneer de Commissie zal beslissen over het geschil.

Onderwerp van het geschil
De cliënte heeft de klacht voorgelegd aan de zorgaanbieder.

Het geschil betreft een door de zorgaanbieder bij cliënte uitgevoerde borstlift.

Standpunt van de cliënte
Voor het standpunt van de cliënte verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.

De cliënte heeft gesteld dat door een arts van de zorgaanbieder, [naam arts 1], een borstlift onjuist is uitgevoerd waardoor zij pijnklachten ervaart. Bovendien is de borstlift ook cosmetisch onjuist uitgevoerd. De cliënte had na de operatie veel pijn en zes weken na de operatie gingen de hechtingen onder beide borsten open. De wonden gingen twee weken later weer dicht.

Vijf maanden na de operatie is door de zorgaanbieder aan cliënte voorgesteld om een correctie uit te laten voeren door [naam arts 2], een collega van de arts die de borstlift bij cliënte heeft uitgevoerd. Cliënte heeft een second opinion laten verrichten door een arts te Beverwijk en uit dat consult bleek dat sprake was van zeer veel littekenweefsel; de betreffende arts wilde cliënte daarom niet opereren.

De cliënte wil thans graag de correctie door [naam arts 2], dan wel een andere arts van de zorgaanbieder, laten uitvoeren, mits de zorgaanbieder het eigen risico van € 385,– vergoedt. Voorts vordert de cliënte terugbetaling van het bedrag dat zij heeft betaald voor de borstlift. Uit de door de cliënte bijgevoegde stukken blijkt dat zij aan de zorgaanbieder een bedrag van € 3.950,– heeft betaald.

Standpunt van de zorgaanbieder
Voor het standpunt van de zorgaanbieder verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.

De zorgaanbieder heeft zich op het standpunt gesteld dat de operatie goed is verlopen en dat niet is gebleken dat sprake is van een causaal verband tussen de operatie en de door de cliënte ervaren pijnklachten. Door de zorgaanbieder is aan de cliënte aangeboden een correctie door de initiële operateur [naam arts 1] te laten uitvoeren toen bleek dat de cliënte niet tevreden was met het resultaat en zij bovendien pijnklachten hield. Daarna is ook door collega [naam arts 2] aangeboden een correctie te verrichten omdat de cliënte geen vertrouwen meer had in [naam arts 1]. Inmiddels is [naam arts 2] echter niet meer bereid om de correctie te verrichten, omdat de cliënte op een vervelende wijze heeft gecommuniceerd tijdens de interne behandeling van haar klacht door de zorgaanbieder. De zorgaanbieder heeft gesteld nog steeds bereid te zijn om het eigen risico van € 385,00 te voldoen aan de cliënte. De zorgaanbieder wil echter niet het hele bedrag terugbetalen, omdat bij de operatie geen fout is gemaakt. Bovendien vond de eerste operatie al tegen een gereduceerd tarief plaats omdat de cliënte niet de kosten hoefde te betalen voor het verwijderen van de borstimplantaten.

Beoordeling van het geschil
De commissie heeft het volgende overwogen.

Cliënte en de zorgaanbieder hebben met elkaar een overeenkomst gesloten voor het verwijderen van borstprotheses en het verrichten van een borstlift. Deze overeenkomst kwalificeert als een geneeskundige behandelingsovereenkomst in de zin van artikel 7:446 van het Burgerlijk Wetboek (BW). Naar hetgeen partijen in die overeenkomst hebben afgesproken gelden tussen hen – voor zover in het concrete geval van toepassing – de bepalingen van dat wetboek.

Voor aansprakelijkheid van de zorgaanbieder is vereist dat voldoende aannemelijk is de zorgaanbieder, dan wel ieder die werd ingeschakeld bij de uitvoering van de voor de zorgaanbieder uit de overeenkomst voortvloeiende verplichting, is te kort geschoten in de uitvoering van die verplichting. De tekortkoming moet aan de zorgaanbieder kunnen worden verweten (toerekenbare tekortkoming) en de cliënte moet daarvan nadeel hebben ondervonden.

Op grond van de geneeskundige behandelingsovereenkomst moet de zorgaanbieder bij zijn werkzaamheden de zorg van een goed hulpverlener in acht nemen en daarbij handelen in overeenstemming met de op hem rustende verantwoordelijkheid, voortvloeiende uit de voor hulpverleners geldende professionele standaard (artikel 7:453 BW). Deze zorgplicht houdt in dat de zorgaanbieder die zorg moet betrachten die een redelijk bekwaam en redelijk handelend hulpverlener in dezelfde omstandigheden zou hebben betracht.
De verplichting die voor een hulpverlener voortvloeit uit een geneeskundige behandelingsovereenkomst wordt in beginsel niet aangemerkt als een resultaatsverplichting, waarbij de hulpverlener moet instaan voor het bereiken van een bepaald resultaat, maar als een inspanningsverplichting, waarbij de hulpverlener zich verplicht zich voor het bereiken van een bepaald resultaat in te spannen. De reden hiervoor is dat het bij een geneeskundige behandeling meestal niet mogelijk is om een bepaald resultaat te garanderen, omdat het menselijk lichaam in het (genezings-)proces een ongewisse factor vormt; zelfs bij onberispelijk medisch handelen kan het beoogde resultaat uitblijven. Van een tekortkoming kan dan ook pas worden gesproken indien komt vast te staan dat de hulpverlener zich onvoldoende heeft ingespannen of bij de inspanning een fout heeft gemaakt.

De commissie is van oordeel dat onvoldoende is gebleken dat tijdens de operatie sprake is geweest van een aan de zorgaanbieder toerekenbare tekortkoming die de door de cliënte ervaren pijnklachten heeft doen ontstaan. Indien de pijnklachten worden veroorzaakt door littekenweefsel, zoals de door de cliënte ingeschakelde arts volgens haar heeft gesuggereerd tijdens het consult ten behoeve van een second opinion, betekent dit niet dat tijdens de uitgevoerde operatie een fout is gemaakt. Immers, de operateur heeft op het ontstaan van littekenweefsel na afloop van de operatie geen invloed.
De zorgaanbieder heeft bij monde van [naam arts 2] nog aan cliënte aangegeven dat een huidresectie van de littekens en herverdelen van het klierweefsel een oplossing zouden kunnen zijn om de pijnklachten te verhelpen, maar dat hierbij niet gegarandeerd kan worden dat de pijnklachten hiermee verdwijnen. De pijnklachten kunnen namelijk ook een andere oorzaak hebben. Zoals hiervoor is aangegeven is er sprake van een inspanningsverplichting voor de zorgaanbieder en niet van een resultaatsverplichting. Hoewel pijnklachten na afloop van een operatie uitermate naar en vervelend zijn, volgt hieruit niet dat niet aan de inspanningsverplichting is voldaan. Er is zelfs aangeboden om een andere ingreep uit te voeren om te trachten de pijnklachten van cliënte te verhelpen. Hieruit volgt dat de zorgaanbieder de zorg heeft betracht die een redelijk bekwaam en redelijk handelend hulpverlener in dezelfde omstandigheden zou hebben betracht.

Dit geldt ook voor de stelling van de cliënte dat de operatie uit cosmetisch oogpunt niet juist is uitgevoerd.
De enkele omstandigheid dat zowel de initiële operateur, [naam arts 1], als een collega, [naam arts 2], hebben aangeboden bereid te zijn een correctie uit te voeren, waarbij [naam arts 2] een ‘nog betere symmetrie’ wilde proberen te bereiken, betekent niet dat de zorgaanbieder zich (in eerste instantie) onvoldoende heeft ingespannen een bepaald resultaat te bereiken.
De commissie is ten slotte van oordeel dat de zorgaanbieder ook in het na-traject niet toerekenbaar is tekortgeschoten in de nakoming van de overeenkomst met de cliënte. De zorgaanbieder heeft immers aangeboden een correctie uit te voeren en het wettelijk vastgestelde minimale eigen risico van de cliënte voor die operatie, ad € 385,–, te vergoeden. De commissie gaat er vanuit dat de zorgaanbieder dit laatste aanbod ook thans nog gestand doet. Weliswaar heeft de zorgaanbieder gesteld dat zij niet langer bereid is de correctie zelf uit te voeren, maar de commissie geeft de zorgaanbieder in overweging om het aanbod tot het uitvoeren van een correctie door [naam arts 2], dan wel een andere arts werkzaam bij de zorgaanbieder, toch gestand te doen en aldus tegemoet te komen aan de wens van de cliënte.

Naar het oordeel van de commissie volgt uit hetgeen hiervóór is overwogen dat de zorgaanbieder zowel tijdens de operatie als nadien die zorg heeft betracht die een redelijk bekwaam en redelijk handelend hulpverlener in dezelfde omstandigheden zou hebben betracht.

Op grond van het voorgaande is de commissie van oordeel dat de klacht ongegrond is.

Derhalve wordt als volgt beslist.

Beslissing
Verklaart de klacht ongegrond.

Het door de cliënte verlangde wordt afgewezen.

Aldus beslist door de Geschillencommissie Zelfstandige Klinieken, bestaande uit mevrouw mr. S.W.M. Speekenbrink, voorzitter, de heer dr. J.F.A. van der Werff, de heer mr. S. Sierksma, leden, in aanwezigheid van mevrouw mr. L.J.J.G. Verhaeg, secretaris, op 22 mei 2020.