Commissie: Ziekenhuizen
Categorie: (On)Zorgvuldig handelen
Jaartal: 2022
Soort uitspraak: bindend advies
Uitkomst: ongegrond
Referentiecode:
167951/174657
De uitspraak:
Waar gaat de uitspraak over?
Een uitgevoerde kijkoperatie in de meniscus heeft de cliënt veel pijnklachten opgeleverd en een hersteloperatie moeten ondergaan. Ook is hij niet geïnformeerd over de risico’s van een dergelijke ingreep. Volgens de zorgaanbieder is duidelijk besproken wat de ingreep zou inhouden en is gewezen op de risico’s. Dit is ook vastgelegd in het medisch dossier. Cliënt is met zijn persisterende klacht niet meer bij de behandelaar teruggekomen. Tijdens de scopie is het slechte deel van de meniscus verwijderd. Helaas voor cliënt heeft de ingreep niet het gewenste resultaat gehad en heeft hij pijnklachten gehouden. Deze complicatie komt, zo is de commissie ambtshalve bekend, vaak voor bij een bepaalde stand van het been (o-been) en kan vooraf niet worden voorkomen.
De uitspraak
in het geschil tussen
[Naam], wonende te [woonplaats](hierna te noemen: cliënte)
en
St. Jans Gasthuis Weert, gevestigd te Weert
(hierna te noemen: de zorgaanbieder).
Behandeling van het geschil
Partijen zijn overeengekomen dit geschil bij bindend advies door de Geschillencommissie Ziekenhuizen (verder te noemen: de commissie) te laten beslechten.
De commissie heeft kennisgenomen van de overgelegde stukken.
De behandeling heeft plaatsgevonden op 24 november 2022 te Den Haag.
Partijen zijn niet voor de zitting opgeroepen, nu zij te kennen hebben gegeven niet bij de mondelinge behandeling ter zitting aanwezig te zullen zijn.
Onderwerp van het geschil
Het geschil betreft een uitgevoerde kijkoperatie in de meniscus.
Standpunt van de cliënt
Voor het standpunt van de cliënt verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.
Cliënt heeft op 11 juni 2021 een kijkoperatie ondergaan aan zijn knie. Deze kijkoperatie is onzorgvuldig uitgevoerd, als gevolg waarvan cliënt veel pijn heeft en een hersteloperatie dient plaats te vinden.
De kans op herstel zou nu slechts 50 procent zijn, omdat de basis waarmee gewerkt moet worden niet meer intact is.
Uit een second opinion van een behandelaar in St. Anna ziekenhuis te Geldrop bleek dat er tijdens de operatie zowel aan de meniscus als aan het kraakbeen in de knie schade is aangericht die er vóór de ingreep niet was.
Ook heeft de betrokken orthopeed cliënt niet voldoende geïnformeerd over de risico’s van een dergelijke ingreep. Zo zou er pas na 20 jaar slijtage kunnen optreden. Als cliënt voorafgaand aan de ingreep van de risico’s af had geweten, zou hij de behandeling zonder twijfel geweigerd hebben.
Cliënt vordert een schadevergoeding van € 18.500,-. De pijn aan zijn knie heeft enorme impact op zijn werk en het dagelijks leven. De schade aan de meniscus is onmiskenbaar en de behandeling is op dit moment buiten bereik in Nederland gezien de wachttijden en het twijfelen van artsen. Cliënt kan in Ulm (Duitsland) een hersteloperatie ondergaan, die voor een deel door de verzekeringsmaatschappij zal worden vergoed. Cliënt wenst de kosten voor revalidatie, verblijf en de reis vergoed te krijgen.
Standpunt van de zorgaanbieder
Voor het standpunt van de zorgaanbieder verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.
De zorgaanbieder is van mening dat de behandelaar conform de richtlijn van de Nederlandse Vereniging voor Orthopaedie (verder: NOV) heeft gewerkt en dat de operatie lege artis is uitgevoerd. Vooraf is duidelijk besproken wat de ingreep zou inhouden en is gewezen op de risico’s. Dit is ook vastgelegd in het medisch dossier. Cliënt is met zijn persisterende klacht niet meer bij de behandelaar teruggekomen.
Dat slijtage pas na 20 jaar zou plaatsvinden, is niet meegedeeld. De behandelaar heeft zijn reserves over het verdere verloop van de genezing uitgesproken gezien de totale situatie van centrale degeneratie van de meniscus zonder evidente meniscusscheur tot aan het oppervlak van de meniscus. Vaak ziet men in dit soort gevallen dan juist beginnende chondropathie, zoals ook in deze casus het geval is.
Beoordeling van het geschil
De cliënt en de zorgaanbieder hebben met elkaar een behandelingsovereenkomst in de zin van artikel 7:446 van het Burgerlijk Wetboek (BW) gesloten. Naast hetgeen partijen in die overeenkomst hebben afgesproken, gelden tussen hen – voor zover in het concrete geval van toepassing – de bepalingen van dat wetboek.
Op grond van de geneeskundige behandelingsovereenkomst moet de zorgaanbieder bij zijn werkzaamheden de zorg van een goed hulpverlener in acht nemen en daarbij handelen in overeenstemming met de op hem rustende verantwoordelijkheid, voortvloeiende uit de voor hulpverleners geldende professionele standaard (artikel 7:453 BW). Deze zorgplicht houdt in dat de zorgaanbieder die zorg moet betrachten die een redelijk bekwaam en redelijk handelend hulpverlener in dezelfde omstandigheden zou hebben betracht.
De verplichting die voor een hulpverlener (in dit geval de zorgaanbieder) voortvloeit uit een geneeskundige behandelingsovereenkomst wordt in beginsel niet aangemerkt als een resultaatsverplichting, waarbij de hulpverlener moet instaan voor het bereiken van een bepaald resultaat, maar als een inspanningsverplichting, waarbij de hulpverlener zich verplicht zich voor het bereiken van een bepaald resultaat in te spannen.
De reden hiervoor is dat het bij een geneeskundige behandeling meestal niet mogelijk is een bepaald resultaat te garanderen, omdat het menselijk lichaam in het (genezings-)proces een ongewisse factor vormt; zelfs bij onberispelijk medisch handelen kan het beoogde resultaat uitblijven. Van een tekortkoming kan dan ook pas worden gesproken indien komt vast te staan dat de hulpverlener zich onvoldoende heeft ingespannen of bij de inspanning een fout heeft gemaakt.
De commissie overweegt als volgt.
De commissie is van oordeel dat de medische ingreep lege artis, volgens professionele standaard, is uitgevoerd. Er was sprake van een degeneratieve meniscus. Tijdens de scopie is het slechte deel van de meniscus verwijderd. Helaas voor cliënt heeft de ingreep niet het gewenste resultaat gehad en heeft hij pijnklachten gehouden. Daar waar de meniscus aan de onderzijde op het kraakbeen leunt, is een kraakbeenletsel ontstaan. Deze complicatie komt, zo is de commissie ambtshalve bekend, vaak voor bij een bepaalde stand van het been (o-been) en kan vooraf niet worden voorkomen.
Cliënt heeft gesteld dat hij vooraf niet zou zijn geïnformeerd over de risico’s van de behandeling. Gezien de gemotiveerde betwisting door de zorgaanbieder acht de commissie het niet aannemelijk dat cliënt vooraf niet op de hoogte was van de risico’s van een scopie.
Er zijn geen aanwijzingen dat de behandelend orthopeed niet heeft gehandeld zoals een redelijk bekwaam en redelijk handelende specialist in dezelfde situatie zou hebben gehandeld. De klacht zal dan ook ongegrond worden verklaard.
Voor aansprakelijkheid van de zorgaanbieder is vereist dat voldoende aannemelijk is dat de zorgaanbieder, dan wel eenieder die is ingeschakeld bij de uitvoering van de voor de zorgaanbieder uit de overeenkomst voortvloeiende verplichting, is tekortgeschoten in de uitvoering van die verplichting.
Zoals de commissie heeft overwogen, is de zorgaanbieder niet tekortgeschoten in de behandeling van cliënt, zodat zijn verzoek om schadevergoeding dient te worden afgewezen.
Derhalve wordt als volgt beslist.
Beslissing
De commissie verklaart de klacht ongegrond en wijst de vordering tot schadevergoeding af.
Aldus beslist door de Geschillencommissie Ziekenhuizen, bestaande uit de heer mr. H.A. van Gameren, voorzitter, de heer prof. dr. B.J. van Royen, de heer J. Donga, leden, in aanwezigheid van mevrouw mr. W. Hartong van Ark, secretaris, op 24 november 2022.