Commissie: Ziekenhuizen
Categorie: (On)Zorgvuldig handelen
Jaartal: 2022
Soort uitspraak: bindend advies
Uitkomst: ten dele gegrond
Referentiecode:
155801/173568
De uitspraak:
Waar gaat de uitspraak over?
Cliënte lag in het ziekenhuis vanwege Corona. Zij is niet goed behandeld. Volgens cliënte had haar hartstilstand voorkomen kunnen worden als de zorgaanbieder adequaat had gehandeld. De uitkomst van het screeningsonderzoek was dat er geen sprake was van een mogelijke calamiteit. Er werd geoordeeld dat de reanimatie van cliënte niet voorkomen had kunnen worden. Volgens de Commissie is deels tekort geschoten in de zorgplicht aan cliënte. Er was sprake van een acute situatie. Het op de weg van de verpleegkundige gelegen om nader onderzoek te (laten) doen naar de aard van de klachten te weten nauwelijks kunnen ademen en pijn op de borst. Ze had geen pijnstillers moeten gaan halen. Geen aanleiding om schadevergoeding toe te kennen.
De uitspraak
in het geschil tussen
[Naam], wonende te [woonplaats](hierna te noemen: cliënte)
en
Stichting Sint Franciscus Vlietland Groep, gevestigd te Rotterdam
(hierna te noemen: de zorgaanbieder).
Behandeling van het geschil
Partijen zijn overeengekomen dit geschil bij bindend advies door de Geschillencommissie Ziekenhuizen (verder te noemen: de commissie) te laten beslechten.
De commissie heeft kennisgenomen van de overgelegde stukken.
De behandeling heeft plaatsgevonden op 10 november 2022 te Utrecht. Partijen hebben ter zitting hun standpunt toegelicht. Cliënte werd ter zitting bijgestaan door [naam]. De zorgaanbieder was digitaal aanwezig en werd vertegenwoordigd door [naam] en [naam].
Onderwerp van het geschil
Het geschil heeft betrekking op de zorgverlening van de zorgaanbieder aan cliënte. Volgens cliënte had haar hartstilstand voorkomen kunnen worden als de zorgaanbieder adequaat had gehandeld.
Standpunt van cliënte
Voor het standpunt van cliënte verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.
Cliënte is van 2 april tot en met 28 mei 2020 opgenomen geweest in het ziekenhuis van de zorgaanbieder als gevolg van corona. Zij is daar niet goed behandeld en heeft veel vervelende ervaringen meegemaakt. Zo werd zij niet serieus genomen, uitgelachen en er werd niet ingegrepen als dat nodig was. Zij werd door de verpleging als lastig beschouwd en er is toen besloten om haar alarmbel weg te halen. Op een gegeven moment voelde cliënte zich niet goed en erg kortademig en dit was ook te horen door haar zus, met wie zij die dag veelvuldig heeft gebeld. Volgens de verpleging was er echter niets aan de hand omdat de bewakingsmachine niets aangaf. Cliënte is toen in paniek geraakt. Zij heeft geprobeerd om uit bed te gaan om hulp te halen. Cliënte is toen gevallen en heeft een hartstilstand gehad. Sindsdien is cliënte niet meer zoals zij voorheen was en zij is van mening dat dit voorkomen had kunnen worden.
Dit alles is voor cliënte zeer traumatisch geweest. Cliënte is ervan overtuigd dat de manier waarop zij is behandeld ertoe heeft geleid dat zij nog steeds verzwakt is. Als gevolg hiervan vordert cliënte een immateriële schadevergoeding van € 25.000,– als tegemoetkoming in de geleden emotionele schade.
Standpunt van de zorgaanbieder
Voor het standpunt van de zorgaanbieder verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.
Naar aanleiding van het incident, waarbij cliënte is gevallen en een hartstilstand heeft gehad, is er een interne melding van een mogelijke calamiteit gedaan door de betrokken zaalarts. Op grond van de interne calamiteitenprocedure is de casus eerst gescreend door de screeningscommissie. In dat kader zijn de betrokken zorgprofessionals gehoord, heeft dossieronderzoek plaatsgevonden en heeft een gesprek plaatsgevonden met de broer en zus van cliënte. De uitkomst van het screeningsonderzoek was dat er geen sprake was van een mogelijke calamiteit. Er werd geoordeeld dat de reanimatie van cliënte niet voorkomen had kunnen worden.
De zorgaanbieder verwijst naar de verpleegkundige rapportage, waaruit blijkt dat cliënte zeer frequent belde, soms zelfs per 15 minuten. Er waren ook momenten dat cliënte belde direct nadat de verpleegkundige de kamer had verlaten. Cliënte vergat dat ze de verpleegkundige vlak daarvoor had gebeld. Het is de zorgaanbieder niet bekend dat de alarmbel zou zijn afgenomen en dit blijkt ook niet uit de verpleegkundige rapportage. De zorgaanbieder wijst erop dat cliënte ernstig ziek is geweest en mogelijk dat cliënte daardoor andere herinneringen heeft aan de periode voorafgaand aan het incident.
De zorgaanbieder is van mening dat de betrokken zorgverleners hebben gehandeld met de zorgvuldigheid die van een redelijk bekwaam en redelijk handelend zorgverlener onder vergelijkbare omstandigheden verwacht mag worden. De zorgaanbieder verzoekt de commissie om de klacht van cliënte ongegrond te verklaren.
Beoordeling van het geschil
De commissie heeft het volgende overwogen.
De overeenkomst die cliënte met de zorgaanbieder heeft gesloten, betreft een geneeskundige behandelingsovereenkomst in de zin van artikel 7:446 van het Burgerlijk Wetboek (hierna te noemen: BW).
Op grond van de geneeskundige behandelingsovereenkomst moet het ziekenhuis bij zijn werkzaamheden de zorg van een goed hulpverlener in acht nemen en daarbij handelen in overeenstemming met de op hem rustende verantwoordelijkheid, voortvloeiende uit de voor hulpverleners geldende professionele standaard (artikel 7:453 BW). Deze zorgplicht houdt in dat het ziekenhuis die zorg moet betrachten die een redelijk bekwaam en redelijk handelend hulpverlener in dezelfde omstandigheden zou hebben betracht.
De verplichting die voor een hulpverlener (in dit geval het ziekenhuis) voortvloeit uit een geneeskundige behandelingsovereenkomst wordt in beginsel niet aangemerkt als een resultaatsverplichting, waarbij de hulpverlener moet instaan voor het bereiken van een bepaald resultaat, maar als een inspanningsverplichting, waarbij de hulpverlener zich verplicht zich voor het bereiken van een bepaald resultaat in te spannen. De reden hiervoor is dat het bij een geneeskundige behandeling meestal niet mogelijk is een bepaald resultaat te garanderen, omdat het menselijk lichaam in het (genezings-)proces een ongewisse factor vormt; zelfs bij onberispelijk medisch handelen kan het beoogde resultaat uitblijven. Van een tekortkoming kan dan ook pas worden gesproken indien komt vast te staan dat de hulpverlener zich onvoldoende heeft ingespannen of bij de inspanning een fout heeft gemaakt.
De commissie is van oordeel dat de zorgaanbieder deels is tekortgeschoten in voornoemde zorgplicht en overweegt daartoe als volgt. Vlak voordat het hartritme van cliënte vertraagde en zij op de grond viel, heeft zij de dienstdoende verpleegkundige laten weten dat zij last had van pijn op de borst. Uit het dossier blijkt dat de verpleegkundige toen een pijnstiller is gaan halen. Toen zij terugkwam, lag cliënte op de grond, in een reanimatietoestand met een traag hartritme.
De commissie acht het onzorgvuldig dat ervoor is gekozen om een pijnstiller te gaan halen voor de pijn op de borst van cliënte, temeer omdat onbetwist is gesteld dat cliënte, evenals haar zus, kort daaraan voorafgaand al meermaals hadden aangegeven dat zij ernstig benauwd was en nauwelijks kon ademhalen. Er was dus sprake van een acute situatie. Dat wetende had het op de weg van de verpleegkundige gelegen om nader onderzoek te (laten) doen naar de aard van de klachten. Niet in geschil is dat een pijnstiller daar immers niet tegen helpt. Ter zitting heeft de zorgaanbieder aangegeven dat gedacht werd dat de verpleegkundige dat ook in gang wilde gaan zetten, naast het halen van de pijnstiller, maar daarvan was de zorgaanbieder ter zitting niet zeker en dat blijkt verder ook niet uit het dossier, zodat de commissie daaraan voorbij zal gaan. Gezien het voorstaande is de commissie van oordeel dat de zorgaanbieder op dat moment onzorgvuldig heeft gehandeld. Uit voorgaande blijkt dat de zorgaanbieder op dat moment is tekortgeschoten in de nakoming van de behandelingsovereenkomst.
Voor aanspraak op schadevergoeding is vereist dat de tekortkoming de zorgaanbieder moet kunnen worden verweten (toerekenbare tekortkoming), cliënte moet daarvan nadeel hebben ondervonden en er moet sprake zijn van een causaal verband tussen de tekortkoming en het nadeel. Volgens cliënte is er sprake van een causaal verband omdat zij in de veronderstelling is dat haar reanimatie voorkomen had kunnen worden als de verpleegkundige wél direct adequaat had gehandeld.
Van dit laatste is naar het oordeel van de commissie echter geen sprake. Zoals hiervoor is overwogen, blijkt uit het dossier dat er sprake is geweest van een vertraging van het hartritme van cliënte, die acuut is verslechterd. Ook als de verpleegkundige direct adequaat had gehandeld toen cliënte aangaf pijn op de borst te hebben, door bijvoorbeeld direct onderzoek te (laten) doen naar de aard van de klachten, is daarmee allerminst gezegd dat de reanimatie van cliënte voorkomen had kunnen worden. Temeer omdat de verslechtering zo acuut was en de bewakingsmachines daarvóór nog geen melding hadden gegeven.
Op grond van het voorgaande zal de commissie de klacht deels gegrond verklaren. Aan aansprakelijkheid van de zorgaanbieder wordt niet toegekomen bij gebreke van een causaal verband.
Tot slot heeft cliënte ook schadevergoeding gevraagd voor de door haar gestelde vervelende ervaringen die zij tijdens haar verblijf bij de zorgaanbieder heeft meegemaakt. Nog los van het feit dat cliënte haar schade en het causale verband tussen een tekortkoming van de zorgaanbieder en de schade van cliënte niet nader heeft onderbouwd, komt de commissie niet toe aan de beoordeling van schadevergoeding. Nu deze ervaringen door de zorgaanbieder niet worden herkend en deze ook niet kunnen worden herleid in het dossier, kan de commissie niet vaststellen dat de zorgaanbieder op een van deze punten is tekortgeschoten in diens zorgplicht. Er bestaat dan ook geen aanleiding voor het toekennen van een schadevergoeding, zodat de commissie dit verzoek zal afwijzen.
Derhalve wordt als volgt beslist.
Beslissing
De commissie:
-verklaart de klacht deels gegrond;
-wijst het verzoek om schadevergoeding af;
-bepaalt dat de zorgaanbieder overeenkomstig het reglement van de commissie een bedrag van € 52,50 aan cliënte te vergoeden ter zake van het klachtengeld.
-wijst het meer of anders verzochte af.
Aldus beslist door de Geschillencommissie Ziekenhuizen, bestaande uit de heer mr. H.A. van Gameren, voorzitter, de heer prof. dr. G.J. Wesseling, de heer mr. P.O.H. Gevaerts, leden, in aanwezigheid van mevrouw mr. N. Sewradj, secretaris, op 10 november 2022.