Onvoldoende communicatie over zorgplan en welzijn

De Geschillencommissie Zorg
Print Friendly, PDF & Email




Commissie: Gehandicaptenzorg    Categorie: Verpleeghuiszorg    Jaartal: 2023
Soort uitspraak: bindend advies   Uitkomst: ten dele gegrond   Referentiecode: 191286/198335

De uitspraak:

Waar gaat de uitspraak over?

Het geschil betreft het verwijt van klaagster dat de zorgaanbieder onvoldoende met haar heeft gecommuniceerd over het zorgplan, het welzijn en de mobiliteitsmogelijkheden voor haar moeder en haar moeder zonder overleg medicatie heeft toegediend. De zorgaanbieder herkent zich niet in dit beeld.

Naar het oordeel van de commissie is uit het dossier gebleken dat de zorgaanbieder onvoldoende heeft gecommuniceerd over het zorgplan en de mobiliteitsmogelijkheden. Maar niet is gebleken dat de zorgaanbieder zonder overleg medicatie heeft toegediend. De klacht is daarom ten dele gegrond.

De uitspraak

in het geschil tussen

[naam], wonende te Amsterdam (hierna te noemen: klaagster), dochter en vertegenwoordiger van [naam], wonende te Amsterdam

(hierna te noemen: de cliënte)

en

Stichting Cordaan Groep, gevestigd te Amsterdam

(hierna te noemen: de zorgaanbieder)

Behandeling van het geschil
Partijen zijn overeengekomen dit geschil bij bindend advies door de Geschillencommissie Gehandicaptenzorg (verder te noemen: de commissie) te laten beslechten.

De commissie heeft kennisgenomen van de overgelegde stukken.

De behandeling heeft plaatsgevonden op 13 maart 2023 te Utrecht.

Partijen zijn ter zitting verschenen en hebben hun standpunt toegelicht. Klaagster werd vergezeld door [naam], een vriend van de familie. Ter zitting werd de zorgaanbieder vertegenwoordigd door [naam], manager behandelzaken, [naam], locatiemanager en mevrouw [naam], fysiotherapeut.

Onderwerp van het geschil
Het geschil betreft het verwijt van klaagster dat de zorgaanbieder onvoldoende met haar heeft gecommuniceerd over het zorgplan, het welzijn en de mobiliteitsmogelijkheden voor de cliënte en de cliënte zonder overleg medicatie heeft toegediend.

Standpunt van klaagster
Voor het standpunt van klaagster verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt dat op het volgende neer.

De cliënte is alzheimerpatiënt. In augustus 2021 is zij vanwege een aanval van epilepsie in het ziekenhuis opgenomen. Na een week werd de cliënte in verzorgingshuis Anton de Komplein geplaatst in afwachting van de plaatsing een maand later in Eben Haezer, eveneens een verpleeghuis van de zorgaanbieder.

Bij het ontslag uit het ziekenhuis had de neuroloog de familie van de cliënte erop gewezen dat het belangrijk was dat de cliënte oefeningen zou blijven doen om de kracht in haar armen en benen te blijven behouden. Klaagster heeft het belang van fysiotherapie en oefeningen dan ook met de zorgaanbieder besproken en benadrukt.

Aan het verzoek tot het doen van oefeningen werd echter onvoldoende gevolg gegeven. Klaagster heeft de zorgaanbieder verzocht haar oefeningen aan te reiken die zij en haar familieleden met de cliënte konden doen maar die kregen zij niet; zij werden weggezet als lastige mensen. De cliënte werd in een rolstoel geplaatst hoewel de neuroloog had benadrukt dat het lopen van de cliënte gestimuleerd moest worden. Een gesprek hierover was echter nauwelijks mogelijk. Er was niet/nauwelijks communicatie of overleg met de familie van de cliënte hoewel er dagelijks van 17.00 uur tot 21.00 uur een familielid aanwezig was. Tot klaagsters verbazing werd zij tijdens een bezoek aan de cliënte op 20 mei 2022 geconfronteerd met een drastische wijziging van het zorgplan.

De actieve tillift waar de cliënte voor haar opname gebruik van maakte was opeens en zonder overleg ingewisseld voor een passieve tillift. Ondanks een gesprek daarover werd het zorgplan niet gewijzigd. Klaagster bemerkte dat de gezondheidstoestand van de cliënte zienderogen verslechterde. De cliënte bracht vele uren in bed door, was gedesoriënteerd en verdrietig en raakte zo verzwakt dat ze niet eens meer rechtop kon zitten. Omdat klaagster geen gehoor vond bij de zorgaanbieder heeft zij het drastische besluit genomen de cliënte uit het verpleeghuis weg te halen en haar op 28 augustus 2022 te verhuizen naar een zelfstandige woonlocatie. Met behulp van een fysiotherapeut, thuiszorg en mantelzorg is de gezondheidstoestand van de cliënte met sprongen verbeterd. Zij zit weer rechtop, eet zelfstandig en maakt gebruik van de actieve tillift voor de transfers. Zij heeft weer plezier in het leven.

Bij het ontslag van de cliënte uit het verpleeghuis werd aan klaagster de resterende medicatie van de cliënte meegegeven. Tot haar verbazing betrof de oxazepam. In het ziekenhuis was dit middel door de neuroloog aan de cliënte voorgeschreven omdat de cliënte toen onrustig was. Klaagster begrijpt niet hoe de zorgaanbieder dit middel zonder overleg met de familie is blijven toedienen aan de cliënte. Klaagster verwijt de zorgaanbieder een gebrek aan aandacht en zorg voor de cliënte en een gebrek aan communicatie met klaagster en haar familieleden over die zorg. Daarnaast verwijt klaagster de zorgaanbieder het zonder overleg toedienen van medicatie aan de cliënte die tot een versnelde lichamelijke en geestelijke achteruitgang heeft geleid.

Klaagster verlangt een vergoeding van de kosten die zij voor de verhuizing naar en de inrichting van het zelfstandige appartement van de cliënte heeft moeten maken. Die kosten bedragen € 2.801,38. Daarnaast verlangt klaagster een vergoeding van de immateriële (emotionele) schade die de familieleden door toedoen van de zorgaanbieder hebben geleden. In totaal vordert klaagster een bedrag van € 5.000, — van de zorgaanbieder.

Standpunt van de zorgaanbieder
Voor het standpunt van de zorgaanbieder verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt dat op het volgende neer.

De cliënte werd na de opname in het AMC geplaatst in een verpleeghuis van de zorgaanbieder. Voor de opname woonde de cliënte zelfstandig. Na een tijdelijke plaatsing in verpleeghuis Anton de Komplein op 16 augustus 2021 werd de cliënte op 15 september 2021 opgenomen in verpleeghuis Eben Haezer. De cliënte was bij de opname in het verpleeghuis verzwakt en niet mobiel, zij lag voornamelijk in bed. De familie verzocht de zorgaanbieder de cliënte te mobiliseren en te streven naar herstel van de loopfunctie.

De fysiotherapeute heeft de cliënte op 17 augustus en 24 augustus 2021 gezien tijdens de zorgmomenten met als doel te kijken naar de mogelijkheden betreffende de transfers en de mobiliteit van de cliënte. De fysiotherapeute heeft hierover telefonisch contact gehad met klaagster. Het contact verliep goed tot de fysiotherapeute haar terughoudendheid uitte over het gebrek aan mogelijkheden de loopfunctie van cliënte op te bouwen.

De cliënte toonde tijdens de eerste onderzoeken een significante algehele achteruitgang in functioneel en cognitief vermogen, passend bij gevorderde dementie. Daarbij had de cliënte forse somatische klachten (zij hield veel vocht vast), pijnklachten en een zeer lage belastbaarheid. De cliënte was zeer beperkt te motiveren en beperkt in het contact. Met veel aanmoediging en ondersteuning door twee personen kon de cliënte tot staan komen en enkele schuifelende stapjes maken achter een rollator. Na opname in Eben Haezer zijn er meerdere pogingen gedaan de cliënte aan te moedigen tot een actieve sta-houding maar dit leidde tot overbelasting en pijn bij de cliënte.

Tijdens een MDO (Multi Disciplinair Overleg) op 17 mei 2022 met de arts, fysiotherapeut, ergotherapeut en persoonlijk begeleider van de cliënte werd het gebruik van de actieve tillift besproken. Aangegeven werd dat de cliënte niet meer rechtop stond in de actieve lift, instructies niet meer goed kon opvolgen en uit de lift dreigde te vallen. Omdat de actieve lift niet meer verantwoord bleek is aan de familie aangegeven dat overgegaan werd op een passieve lift. In de avonden werd de zorg voor de cliënte overgenomen door familieleden. Tegen het advies van de zorgaanbieder in besloten zij de cliënte nog wel met de actieve lift te helpen. Op 30 juni 2022 heeft de arts een gesprek gehad met de familie waarin werd afgesproken dat de familie toch instructies zou krijgen voor het gebruik van de passieve lift. Definitieve afspraken zijn hiervoor uiteindelijk niet gemaakt. Op 28 augustus 2022 is de cliënte met ontslag gegaan en teruggegaan naar de thuissituatie.

Bij het ontslag is een medicatielijst meegegeven voor de huisarts van de cliënte waarop vermeld stond: “Oxazepam 10 mg zo nodig 1 maal per dag 0,5 tablet (5 mg) oraal”. De medicatie was voorgeschreven door de neuroloog uit het AMC om zo nodig, bij onrust, te worden toegediend. Tijdens haar verblijf bij de zorgaanbieder is de medicatie nooit aan de cliënte gegeven.

De zorgaanbieder herkent zich niet in het beeld dat klaagster schetst. De fysiotherapeute heeft zich, naar de mening van de zorgaanbieder, voldoende ingezet om het contact en de communicatie met de familie van de cliënte open te houden. De communicatie over de MDO’s is via de persoonlijk begeleider van de cliënte verlopen. De fysiotherapeute heeft zich voldoende ingezet om te kijken naar de mogelijkheden om de cliënte meer te mobiliseren. Door haar cognitieve en lichamelijke beperkingen was de cliënte echter onvoldoende te trainen en te instrueren.

Beoordeling van het geschil
De commissie heeft het volgende overwogen.

Na een epileptisch insult en korte ziekenhuisopname verbleef de cliënte van 16 augustus 2021 tot 28 augustus 2022 in een verpleeghuis van de zorgaanbieder. De cliënte is alzheimerpatiënt. Klaagster verwijt de zorgaanbieder dat hij onvoldoende aandacht heeft gehad voor de mobiliteit, activiteit en spierkracht van de cliënte en onvoldoende met de familie heeft gecommuniceerd over de beperkingen en mogelijkheden van de cliënte.

De zorgaanbieder heeft gesteld dat vele oefeningen en hulpmiddelen met en voor de cliënte zijn geprobeerd en het (aangepaste) zorgplan voor de cliënte meerdere malen met de familie van de cliënte is besproken. Door de zorgaanbieder zijn echter geen verslagen van de fysiotherapie of ergotherapie overgelegd en evenmin verslagen van gesprekken die gevoerd zijn met de familie.

Uit de informatie die wel is overgelegd is de commissie gebleken dat de cliënte gedurende langere tijd van 13.00 uur tot 17.00 uur in bed lag, dat zij één keer per week fysiotherapie ontving en dat er op 31 mei 2022 een gesprek met de familie is geweest waarin aan de familie te kennen is gegeven: ” We hebben besloten niet in te gaan op uw verzoek. We draaien de passieve lift niet terug”. De commissie leidt hieruit af dat geen sprake is geweest van overleg met de familie maar het doen van mededelingen. Door de zorgaanbieder is aan de familie gerapporteerd maar met hen is niet gecommuniceerd.

Het is aan de zorgaanbieder om aan cliënten en hun familieleden uit te leggen wat de inhoud van het zorgplan is en wat de beperkingen en mogelijkheden van cliënten zijn. De kern van de klacht van klaagster is dat de zorgaanbieder onvoldoende heeft gecommuniceerd over het welzijn en de mogelijkheden voor de cliënte. Die klacht is gegrond.

Weliswaar heeft de zorgaanbieder gesteld dat er contact is geweest met de familie, maar bij gebrek aan nadere informatie kan de commissie de inhoud van die contacten niet toetsen. De commissie kan uit het dossier niet anders afleiden dan dat door de zorgaanbieder onvoldoende overleg is gevoerd met de familie over de inhoud van het zorgplan en over de vraag hoe de zorg voor de cliënte (verder) diende te worden ingevuld. De commissie is dan ook van oordeel dat de zorgaanbieder wat de communicatie betreft niet heeft voldaan aan zijn zorgplicht ten opzichte van de cliënte.

Klaagster heeft voorts gesteld dat de zorgaanbieder zonder overleg of toestemming medicatie aan de cliënte heeft toegediend. Hiervan is de commissie niet gebleken. Bij het ontslag van de cliënte uit het verpleeghuis van de zorgaanbieder is aan de familie de resterende medicatie meegegeven die in het ziekenhuis aan de cliënte was voorgeschreven. Het is de commissie niet gebleken dat de zorgaanbieder die medicatie aan de cliënte heeft toegediend. Dit is door klaagster niet onderbouwd of toegelicht. Dit klachtonderdeel wordt dan ook ongegrond verklaard.

Door klaagster is een bedrag van € 5.000, — aan schadevergoeding van de zorgaanbieder gevraagd. De commissie is echter van oordeel dat er geen causaal verband bestaat tussen de gegrond verklaarde klacht (het gebrek aan communicatie) en de kosten van verhuizing en inrichting ten behoeve van een zelfstandig appartement voor de cliënte. Een vergoeding van emotionele schade voor familieleden van de cliënte komt niet voor vergoeding in aanmerking zodat die vergoeding wordt afgewezen.

Omdat de klacht gedeeltelijk gegrond is zal de commissie wel bepalen dat de zorgaanbieder het door klaagster betaalde klachtengeld van € 52,50 aan haar dient te vergoeden.

Derhalve wordt als volgt beslist.

Beslissing
De commissie:

– verklaart de klacht van de klaagster gegrond ten aanzien van de communicatie van de zorgaanbieder over het welzijn en de mobiliteitsmogelijkheden en -beperkingen van de cliënte;

– verklaart de klacht van klaagster voor het overige ongegrond;

– wijst af het verzoek tot het toekennen van schadevergoeding;

– bepaalt dat de zorgaanbieder overeenkomstig het reglement van de commissie een bedrag van € 52,50 aan klaagster dient te vergoeden ter zake van het klachtengeld.

Aldus beslist door de Geschillencommissie Gehandicaptenzorg, bestaande uit mevrouw mr. A.D.R.M. Boumans, voorzitter, mevrouw drs. Y.J.M. ten Brummelhuis MSM, mevrouw J. Doornbos, leden, in aanwezigheid van mevrouw mr. J.C. Quint, secretaris, op 13 maart 2023.