Commissie: Ziekenhuizen
Categorie: (On) zorgvuldigheid
Jaartal: 2022
Soort uitspraak: bindend advies
Uitkomst: ongegrond
Referentiecode:
109870/128681
De uitspraak:
Waar gaat de uitspraak over
De cliënte is niet tevreden over haar behandeling bij de zorgaanbieder. Zo heeft de zorgaanbieder onjuiste informatie gegeven over de bloeduitslagen, is de cliënte vervelend behandeld door de cardioloog, was het medisch niet verantwoord om de cliënte uit het ziekenhuis te ontslaan en is de zorgaanbieder de verplichting tot nazorg niet nagekomen. De cliënte eist een schadevergoeding. Volgens de zorgaanbieder is de behandeling en het ontslag zorgvuldig en medisch verantwoord uitgevoerd. De commissie oordeelt dat er niet bewust lagere bloedwaarden zijn gecommuniceerd, maar dat de cliënte de informatie verkeerd heeft opgevat. Er was na het toedienen van plasmedicatie geen indicatie meer om de cliënte opgenomen te houden, dus het ontslag was zorgvuldig. De klacht is ongegrond.
Volledige uitspraak
In het geschil tussen
[Cliënte], die woont in [woonplaats]en
Stichting Ziekenhuis Amstelland, gevestigd in Amstelveen
(hierna te noemen: de zorgaanbieder).
Behandeling van het geschil
Partijen zijn overeengekomen dit geschil bij bindend advies door de Geschillencommissie Ziekenhuizen (verder te noemen: de commissie) te laten beslechten.
De commissie heeft kennisgenomen van de overgelegde stukken.
De behandeling heeft plaatsgevonden op 4 februari 2022 in Zwolle.
De commissie heeft het geschil behandeld en beoordeeld op basis van de stukken. Partijen hebben afgezien van een mondelinge behandeling.
Onderwerp van het geschil
De cliënte is opgenomen geweest in het ziekenhuis van de zorgaanbieder wegens benauwdheid als gevolg van hartfalen. In geschil is of de zorgaanbieder adequaat heeft gehandeld rondom haar ontslag uit het ziekenhuis.
Standpunt van de cliënte
Voor het standpunt van de cliënte verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op de volgende vier klachtonderdelen neer.
Klachtonderdeel 1: de zorgaanbieder heeft onjuiste informatie gegeven over de bloeduitslagen.
Klachtonderdeel 2: de cliënte is onjuist bejegend door de cardioloog.
Klachtonderdeel 3: het was medisch niet verantwoord de cliënte te ontslaan uit het ziekenhuis.
Klachtonderdeel 4: de zorgaanbieder is haar verplichting tot nazorg niet nagekomen.
Deze klachtonderdelen zal de commissie hierna nader bespreken. De cliënte wil een schadevergoeding van € 10.000,– wegens het verwijtbare handelen door de zorgaanbieder.
Standpunt van de zorgaanbieder
Voor het standpunt van de zorgaanbieder verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.
De zorgaanbieder is van mening dat het ontslag van de cliënte uit het ziekenhuis zorgvuldig en medisch verantwoord heeft plaatsgevonden. Daarom vindt de zorgaanbieder dat haar geen tekortkoming kan worden verweten en moet het verzoek om een schadevergoeding worden afgewezen.
Beoordeling van het geschil
De commissie verklaart de klacht in al haar onderdelen ongegrond. De commissie zal dat oordeel hierna toelichten per klachtonderdeel.
Klachtonderdeel 1. Onjuiste informatievoorziening.
De cliënte is op 20 juli 2019 door de arts gezien op de spoedeisende hulp. Er is bloedonderzoek gedaan, waarbij onder meer het natriumgehalte is bepaald. De arts heeft volgens de cliënte onjuiste informatie gegeven over het natriumgehalte. Dat zou namelijk niet-afwijkend zijn, terwijl het natriumgehalte duidelijk afweek van de normaalwaarde. De cliënte stelt dat de arts onjuiste informatie gaf om een opname van de cliënte te voorkomen.
De commissie constateert dat de zorgaanbieder een andere lezing heeft van de manier waarop de arts-assistent de bloedwaarden heeft gecontroleerd en gecommuniceerd. Volgens de zorgaanbieder was het natriumgehalte in het verleden ook steeds (net) onder de normaalwaarde. Dat was ook op 20 juli 2019 het geval. Mogelijk dat de arts-assistent op 20 juli 2019 heeft bedoeld dat opnieuw sprake is van een laag, maar voor cliënte ‘normaal-laag’, natriumgehalte. Wat er ook van zij, de commissie kan er niet uit afleiden dat de zorgaanbieder bewust lagere bloedwaarden heeft gecommuniceerd om een opname te voorkomen, zoals de cliënte ook aan haar klacht ten grondslag legt. Dat ligt ook niet voor de hand, aangezien de zorgaanbieder een uitgebreidere afweging heeft gemaakt voordat zij heeft besloten tot opname van de cliënte, waarbij ook een rol hebben gespeeld de algehele malaise en toegenomen buikomvang bij een constant gewicht. De klacht is op dit punt dan ook ongegrond.
Klachtonderdeel 2. Onjuiste bejegening door de cardioloog.
De cliënte heeft op 23 juli 2019 de cardioloog gesproken over het voorgenomen ontslag uit het ziekenhuis. Zij kon op dat moment niet opgehaald worden door een van de dochters. De cardioloog heeft tegen de cliënte gezegd dat dat ‘niet zijn pakkie an is’. De cardioloog heeft zich tegen dat verwijt inzake bejegening niet verweerd bij de klachtencommissie. Daarom meent de cliënte dat haar klacht gegrond had moeten worden verklaard.
De zorgaanbieder heeft in haar verweerschrift aangestipt dat de cardioloog zich niet meer kan herinneren dat hij de bewuste opmerking heeft gemaakt. Voor zover de cardioloog wel heeft opgemerkt dat het niet zijn pakkie an is hoe de cliënte naar huis gaat na het ontslag uit het ziekenhuis, merkt de zorgaanbieder op dat het niet vanuit een verkeerde intentie is gebeurd.
De commissie is van oordeel dat de zorgaanbieder onvoldoende heeft betwist dat de cardioloog zich op voornoemde wijze heeft uitgelaten richting de cliënte. De cardioloog heeft inmiddels terecht ingezien dat dat niet de ‘meest elegante wijze’ van communicatie is richting een patiënt. De commissie meent echter dat deze klacht van onvoldoende gewicht is om te oordelen dat de zorgaanbieder is tekortgeschoten in haar verplichtingen. Het klachtonderdeel is daarom ongegrond.
Klachtonderdeel 3. Het was medisch onverantwoord de cliënte te ontslaan.
Klachtonderdeel 4. De zorgaanbieder heeft de verplichting tot nazorg niet nageleefd.
De commissie beoordeelt de klachtonderdelen 3 en 4 gezamenlijk, omdat ze onderling samenhangen.
Toen de cliënte werd ontslagen uit het ziekenhuis, gebruikte zij nog steeds plasmedicatie om vocht te verdrijven, was zij nog steeds benauwd en was zij niet in staat om zelfstandig op eigen benen te staan, zo stelt zij. Ondanks de hittegolf stuurde de zorgaanbieder haar naar huis. De zorgaanbieder had volgens de cliënte de zorgplicht om maatregelen te treffen, desnoods door een transferverpleegkundige in te zetten. Eenmaal thuis ging het niet goed met de cliënte. Zij was benauwd en raakte mede daardoor in paniek.
De zorgaanbieder heeft toegelicht dat bij de cliënte is gekozen voor een snelle vochtafdrijving door plasmedicatie via infuus te verstrekken. Zolang plasmedicatie via infuus wordt gegeven, is er een opname-indicatie. Zodra het gewicht van de patiënt en de bloeduitslagen weer stabiel zijn, stapt de zorgaanbieder over op plasmedicatie per tablet. Dat was ook bij de cliënte gebeurd. Er was daarom geen indicatie meer om haar opgenomen te houden. De bedoeling was wel om de cliënte binnen een week te contacteren, maar daar is het door een hernieuwde opname (in een ander ziekenhuis) niet van gekomen.
De commissie is van oordeel dat de zorgaanbieder vanuit medisch oogpunt geen reden had om de cliënte langer opgenomen te houden om de redenen die door de zorgaanbieder en de klachtencommissie al uiteengezet zijn. Plasmedicatie in de vorm van een infuus was niet langer noodzakelijk, het gewicht was afgenomen en de bloedwaarden waren stabiel. In die situatie is het medisch verantwoord te besluiten dat de patiënt verder aansterkt in de thuissituatie. De klachtencommissie heeft al geoordeeld dat een actievere rol van de behandelaren verwacht had mogen worden als het gaat om een goede begeleiding in de thuissituatie. De Raad van Bestuur van de zorgaanbieder heeft in zijn brief van 16 juni 2020 aan de cliënte laten weten dat hij een verbetermaatregel heeft genomen. Het is niet mogelijk om over een gegrond verklaard deel van de klacht opnieuw te klagen bij de commissie. Al met al zijn de klachtonderdelen daarom ongegrond.
Het verzoek om schadevergoeding.
De vier klachtonderdelen zijn ongegrond verklaard. Maar in het oordeel van de klachtencommissie van de zorgaanbieder ligt besloten dat de zorgaanbieder mogelijk niet goed heeft gehandeld bij het ontslag, doordat er geen goede nazorg is verleend aan de cliënte. De klachtencommissie heeft daarbij vastgesteld dat tijdens de opname het initiatief is genomen om contact te zoeken met de huisarts voor goede begeleiding in de thuissituatie. Dat heeft de cliënte echter betwist. De zorgaanbieder heeft die stelling ook niet nader onderbouwd. Daarom moet de commissie het erop houden dat de zorgaanbieder onvoldoende nazorg heeft verleend en zodoende is tekortgeschoten in haar verplichtingen uit de behandelingsovereenkomst met de cliënte.
Niettemin wordt het verzoek om schadevergoeding afgewezen. Het is de commissie niet gebleken dat de cliënte schade heeft geleden als gevolg van de onvoldoende nazorg. Hoewel het vervelend is dat de cliënte last hield van benauwdheid en die benauwdheid toenam, kunnen die gevoelens van onbehagen niet worden toegeschreven aan de afwezigheid van voldoende nazorg. Een causaal verband kan niet worden vastgesteld.
De slotsom.
Op grond van het voorgaande is de commissie van oordeel dat de klacht ongegrond is.
Derhalve wordt als volgt beslist.
Beslissing
De klacht is ongegrond, zodat het door de cliënt verlangde wordt afgewezen.
Aldus beslist door de Geschillencommissie Ziekenhuizen, bestaande uit mr. M.M. Verhoeven, voorzitter, prof. dr. J.W. Deckers, mr. P.O.H. Gevaerts, leden, in aanwezigheid van mr. C.J.H. Terwal, secretaris, op
4 februari 2022.