Commissie: Optiek
Categorie: Schade
Jaartal: 2023
Soort uitspraak: bindend advies
Uitkomst: ongegrond
Referentiecode:
174521/195384
De uitspraak:
Waar gaat de uitspraak over?
De consument is van mening dat de oogmeting niet juist is uitgevoerd door de ondernemer. De consument meent schade te hebben geleden door de onjuiste meting. De commissie is van oordeel dat de ondernemer niet tekort is geschoten in de nakoming van de overeenkomst. De gevorderde schade wordt dan ook afgewezen door de commissie. De klacht is ongegrond.
De uitspraak
Behandeling van het geschil
Partijen zijn overeengekomen om dit geschil bij bindend advies door de Geschillencommissie Optiek (hierna: de commissie) te laten beslechten.
De commissie heeft kennis genomen van de overgelegde stukken.
Het geschil is ter zitting behandeld op 4 mei 2023 te Den Haag.
Partijen zijn niet voor de zitting opgeroepen vanwege hun instemming dat uitspraak op de stukken wordt gedaan.
Onderwerp van het geschil
Het geschil vloeit voort uit een tussen partijen tot stand gekomen overeenkomst, waarbij de ondernemer zich heeft verbonden om een bril aan te meten en af te leveren tegen een door de consument te betalen prijs.
Standpunt van de consument
Het standpunt van de consument luidt in hoofdlijn als volgt.
Zoals sinds 2019 bij de ondernemer bekend is, zijn oogmetingen niet juist uitgevoerd. Door de (medewerkers van de) ondernemer is de onjuiste diagnose ‘beginnende staar’ gesteld en werd gezegd dat de consument nog niet naar de huisarts of oogarts zou hoeven gaan. Later heeft de huisarts de consument verwezen naar de oogarts, die toen de diagnose ‘glaucoom’ aan beide ogen stelde. Door deze late diagnose – die snel behandeld had moeten worden – is onherstelbare oogschade ontstaan. De consument is (vrijwel) blind geworden en niet meer de energieke, optimistische en reislustige persoon die zij voorheen was.
De consument verlangt een schadevergoeding van € 25.000,–.
Standpunt van de ondernemer
Het standpunt van de ondernemer luidt in hoofdlijn als volgt.
Na de aansprakelijkstelling te hebben ontvangen, heeft de verzekeraar van de ondernemer een letselschade-expert de zaak onafhankelijk laten beoordelen. Na onderzoek heeft de expert geconcludeerd dat de ondernemer niets te verwijten valt. Toen de consument de ondernemer bezocht waren er immers geen objectiveerbare redenen voor een verwijzing. Toen de consument op
13 juni 2020 de ondernemer verzocht om een verwijsformulier, heeft de ondernemer deze zonder nieuw onderzoek mogen verstrekken omdat de consument niet had aangegeven dat haar visus was afgenomen. De ondernemer is niet aansprakelijk voor de gevolgen van de toegenomen oogboldruk met oogzenuwschade tot gevolg. De ondernemer treft geen blaam en kan geen onzorgvuldig verwijtbaar handelen worden aangerekend, wat leidt tot de klachten en schade die de consument stelt te hebben.
De ondernemer verzoekt de aansprakelijkheid en verlangde schadevergoeding af te wijzen.
Beoordeling van het geschil
De commissie overweegt als volgt.
De consument verlangt betaling van een schadevergoeding voor met name ondervonden blindheid, psychische klachten, afhankelijkheid, depressies, angsten en andere problemen. Dat is alleen toewijsbaar als de ondernemer tekort is geschoten in de nakoming van een uit de overeenkomst voortvloeiende verbintenis of met betrekking tot de contractuele verhouding tegenover de consument anderszins ontoelaatbaar heeft gehandeld. Tot zo’n tekortkoming kan de commissie echter om de navolgende reden niet concluderen.
Naar aanleiding van de door de advocaat van de consument aan de ondernemer uitgebrachte aansprakelijkstelling, heeft een door de verzekeraar van de ondernemer ingeschakelde
letselschade-expert medisch advies ingewonnen. Blijkens dat rapport heeft de medisch adviseur op basis van ingewonnen medische informatie geconcludeerd:
“Patiënte bezoekt de opticien in januari 2019. Er wordt een bril aangemeten nadat er bij patiënte een oogboldruk van beide ogen is gemeten. Bij aflevering van de bril (vertebril) blijkt dat patiënte met name bij het lezen wat beter zou willen zien. Eind januari 2019 wordt er dan ook een leesbril venster aan de bril toegevoegd. Daarna is het stil. Patiënte bezoekt op
13-06-2019 haar huisarts met het verzoek de oogarts te mogen bezoeken. Ze vermeldt dat ze bij de opticien is geweest en dat deze over een mogelijke staar heeft gesproken. Uit de verslaglegging van de huisarts blijkt niet dat hij zich realiseert dat het gaat om een bezoek van 5 maanden daarvoor aan de opticien. Als patiënte de opticien vraagt om een verwijsformulier wordt ook niet gesproken over een toegenomen verslechterde visus, slechts dat ze de oogarts wil laten kijken. De opticien overhandigt het benodigde formulier met de op 11-01-2019 verkregen meetgegevens. Doordat deze gegevens geen aanleiding geven tot een spoedverwijzing, duurt het tot 12-08-2019 voordat patiënte op de polikliniek oogheelkunde opnieuw een oogboldruk meting ondergaat en duidelijk wordt dat er sprake is van een verhoogde oogboldruk met schade aan de oogzenuw tot gevolg. Het is de opticien niet te verwijten dat hij niet geadviseerd heeft naar de oogarts te gaan bij de contacten in januari. Op het moment dat patiënte de opticien bezoekt zijn er immers geen objectiveerbare redenen voor een verwijzing. Als patiënte op 13-06-2019 de opticien verzoekt om een verwijsformulier wordt hier netjes aan voldaan. Er wordt geen nieuwe meting uitgevoerd. De opticien is hiertoe ook niet verplicht.
Uit het dossier van de opticien blijkt niet dat patiënte aangeeft dat ze een verwijsformulier nodig heeft, omdat er een afname van haar visus is. De opticien kan niet worden verweten dat hij de visus “afname” als zodanig niet opnieuw heeft onderzocht als dit door patiënte niet is aangegeven. De opticien is niet aansprakelijk voor de gevolgen van de toegenomen oogboldruk met oogzenuwschade tot gevolg.”
De letselschade-expert heeft op basis daarvan geconcludeerd dat de ondernemer:
“(…) niet onzorgvuldig verwijtbaar heeft gehandeld. (…)”
De verzekeraar heeft vervolgens geconcludeerd:
“(…) dat zij geen aansprakelijkheid zien van [commissie: de ondernemer]. (…)”
De door de consument ingeschakelde advocaat heeft haar geadviseerd om de zaak verder te laten rusten omdat een procedure niet tot een positief resultaat zal leiden.
Bij gebreke van een concrete aanwijzing die doet twijfelen aan de juistheid van de door de medisch adviseur, de letselschade-expert, de verzekeraar en de advocaat gerapporteerde conclusies, kan de commissie niet oordelen dat de ondernemer tekort is geschoten. Mede in het licht van de overige ingebrachte stukken en gegevens staat voor de commissie zelfs vast dat de ondernemer heeft gehandeld zoals van een redelijk bekwaam en redelijk handelend vakgenoot mocht worden verwacht.
Voor zover de consument de ondernemer aansprakelijk acht voor ‘lichamelijk letsel’ blijkt daarvoor dan ook geen (rechts)grond te bestaan. De snel verslechterde gezondheidstoestand van de consument valt te betreuren, maar komt als haar persoonlijk betreffende omstandigheid voor risico van de consument zelf. Nu de consument de ondernemer ook daarvoor niet verantwoordelijk mag houden, concludeert de commissie dat de klacht ongegrond is. Wat partijen verder nog aanvoeren, bevat geen feiten die de commissie anders kunnen doen beslissen. De commissie beslist als volgt.
Beslissing
De commissie wijst het door de consument verlangde af.
Aldus beslist door de Geschillencommissie Optiek, bestaande uit de heer mr. M.G.W.M. Stienissen, voorzitter, mevrouw mr. drs. S. Meinhardt en de heer R.F. Sikking, leden, op 4 mei 2023.