Ondernemer heeft geld voor behandeling uit portemonnee consument gehaald

De Geschillencommissie Zorg
Print Friendly, PDF & Email




Commissie: Uiterlijke verzorging    Categorie: bejegeningVoetverzorging    Jaartal: 2022
Soort uitspraak: bindend advies   Uitkomst: ten dele gegrond   Referentiecode: 166683/180753

De uitspraak:

Waar gaat de uitspraak over?

Volgens de klager heeft de ondernemer na een pedicurebehandeling ter waarde van €50,-, dat bedrag in contant uit de portemonnee van de consument gehaald.

Naar het oordeel van de commissie is uit videobeelden inderdaad gebleken dat de ondernemer geld uit de portemonnee van de consument heeft gepakt, terwijl  hiervoor geen toestemming was. Nu de ondernemer het geld zonder toestemming heeft gepakt, zou de ondernemer dit bedrag terug moeten betalen. Maar de consument is de ondernemer nog €50,- schuldig voor de behandeling, dus deze bedragen vallen tegen elkaar weg. De klacht is ten dele gegrond.

De uitspraak

Onderwerp van het geschil
Het geschil vloeit voort uit een op 30 november 2021 tussen partijen tot stand gekomen overeenkomst. De ondernemer heeft zich daarbij verplicht tot het geven van een pedicurebehandeling tegen de daarvoor door de consument te betalen prijs van € 25,–.

De behandeling vond plaats op of omstreeks 30 november 2021.

Het geschil gaat over de vraag of de ondernemer tijdens of kort na de behandeling geld van de consument ontvreemd heeft.

De consument heeft de klacht voorgelegd aan de ondernemer.

Standpunt van de consument
Voor het standpunt van de consument verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.

Net na een behandeling van de consument is hij ten val gekomen en had hij hulp nodig. In alle consternatie heeft hij de pedicure toen niet meer kunnen betalen. Een paar dagen later vroeg hij zich af of hij de pedicure wel had betaald. Daarop heeft zijn zoon (de gemachtigde) in zijn portemonnee gekeken en gezien dat deze leeg was. Daarvoor had de zoon er echter € 50,– ingedaan, voor de behandeling.

Daarop heeft de zoon de camerabeelden teruggekeken, waarop hij zag dat de ondernemer eigenhandig het geld uit de portemonnee heeft genomen.

Volgens de ondernemer was de prijs van een behandeling € 25,–. Zij heeft echter achteraf een kwitantie geschreven voor twee behandelingen en het hele bedrag gehouden.

De consument zelf heeft, ook via zijn gemachtigde, niets verklaard over de behandelingen en de betaling. De gemachtigde heeft aangegeven niet meer te kunnen nagaan of er op 27 oktober 2021 een behandeling is geweest en of deze betaald is.

De consument verlangt terugbetaling van € 25,–.

Standpunt van de ondernemer
Voor het standpunt van de ondernemer verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.

De ondernemer heeft haar praktijk beëindigd en wil eigenlijk niet meer met deze kwestie geconfronteerd worden. Zij is bedreigd door de zoon van de consument en heeft zich zelfs genoodzaakt gezien tijdelijk haar woonplaats te verlaten.

Beoordeling van het geschil
De commissie heeft het volgende overwogen.

Uit de videobeelden die namens de consument zijn overgelegd blijkt dat de ondernemer een bedrag uit de portemonnee van de consument genomen kan hebben. De ondernemer heeft ook een kwitantie afgegeven voor € 50,–, voor twee behandelingen.

De commissie acht daarmee voldoende aannemelijk dat de ondernemer geld uit de portemonnee van de consument heeft genomen. Gelet op de inhoud van de kwitantie is ook aannemelijk dat het € 50,– betreft.

Niet is gebleken dat de ondernemer daarvoor toestemming heeft gevraagd. De ondernemer heeft ook niet aangevoerd dat het gebruikelijk was dat zij bij de consument zelf het geld voor de behandeling mocht pakken.

Een behandelaar mag niet eigenhandig, zonder uitdrukkelijke toestemming van een consument, geld uit een portemonnee nemen.

De commissie is dan ook van oordeel dat de ondernemer het bedrag van € 50,– aan de consument moet terugbetalen.

Namens de consument is erkend dat de consument voor de behandeling van 30 november 2021 geen bedrag aan de ondernemer gegeven heeft.

De consument heeft zelf niets verklaard over een behandeling op 27 oktober 2021, ook heeft de gemachtigde op dit punt niets namens zijn vader verklaard. Wel heeft de gemachtigde voor zichzelf verklaard niet meer te kunnen nagaan of de consument op 27 oktober 2021 behandeld is. De gemachtigde heeft echter wel verklaard het geld voor de behandeling van 30 november 2021 aan zijn vader ter beschikking gesteld te hebben.

Omdat de gemachtigde verklaart niets te kunnen nagaan over een behandeling op 27 oktober 2021 acht te commissie het onwaarschijnlijk dat de consument op dat moment ook het bedrag van de behandeling door de ondernemer van zijn zoon ter beschikking gesteld heeft gekregen. Anders had zijn zoon zich de behandeling wel kunnen herinneren.

De ondernemer heeft echter uitdrukkelijk aangegeven dat op 27 oktober 2021 een behandeling heeft plaatsgevonden en dat zij daarvoor toen niet betaald is. Dat is niet uitdrukkelijk ontkend door (de gemachtigde van) de consument.

De commissie is van oordeel dat het, gelet op de gebruikelijke frequentie van behandelingen, alleszins aannemelijk is dat op of omstreeks 27 oktober 2021 een behandeling heeft plaatsgevonden.

De commissie is bovendien van oordeel dat alleszins aannemelijk is dat de consument zelf aan de ondernemer geen geld heeft gegeven voor de behandelingen van 27 oktober 2021 en 30 november 2021.

Tussen partijen staat niet ter discussie dat de afspraak was dat de ondernemer voor een behandeling € 25,– rekende.

De commissie is op grond daarvan van oordeel dat de ondernemer voor de behandelingen recht heeft op in totaal € 50,–.

Samenvattend, de consument heeft recht op terugbetaling van € 50,– door de ondernemer, de ondernemer heeft recht op betaling door de consument van € 50,– voor twee behandelingen.

Omdat beide partijen een vordering op de ander hebben is de commissie van oordeel dat de klacht ten dele gegrond is.

Omdat beide partijen op elkaar een even grote opeisbare geldvordering hebben, worden deze vorderingen met elkaar verrekend.

Partijen hebben na de verrekening dan ook over en weer niets meer van elkaar te vorderen.

Omdat de klacht gedeeltelijk gegrond is, dient de ondernemer aan de consument de helft van het klachtengeld te vergoeden, terwijl de aan de ondernemer in rekening te brengen bijdrage in de kosten van behandeling wordt gematigd met 50%.

Derhalve wordt als volgt beslist.

Beslissing
De consument heeft recht op terugbetaling van € 50,–.

De ondernemer heeft recht op betaling van € 50,–.

Deze beide vorderingen vallen tegen elkaar weg.

Partijen hebben over en weer niets meer van elkaar te vorderen, met uitzondering van hetgeen hierna is bepaald.

De ondernemer dient overeenkomstig het reglement van de commissie een bedrag van € 26,25 aan de consument te vergoeden ter zake van het klachtengeld.

Overeenkomstig het reglement van de commissie is de ondernemer aan de commissie behandelingskosten verschuldigd.

De behandelingskosten worden gematigd met 50%.

Aldus beslist door de Geschillencommissie Uiterlijke Verzorging, bestaande uit mr. F.H.C.M. van Schaijk, voorzitter, C.G.A. van Giersbergen-van Velthuijsen en mr. C.A. Bontje, leden, op 1 december 2022.