Commissie: Ziekenhuizen
Categorie: (On)bevoegdheid
Jaartal: 2018
Soort uitspraak: -
Uitkomst: -
Referentiecode:
117784
De uitspraak:
In het geschil tussen
[Cliënte], wonende te [plaats], en OLVG, gevestigd te Amsterdam (verder te noemen: het ziekenhuis).Behandeling van het geschil
Partijen zijn overeengekomen dit geschil bij wege van bindend advies door de Geschillencommissie Ziekenhuizen (verder te noemen: de commissie) te laten beslechten.
Het geschil is buiten aanwezigheid van partijen behandeld op 4 oktober 2018 te Amsterdam.
Partijen zijn niet voor de zitting opgeroepen, omdat eerst moet worden vastgesteld of de commissie het geschil inhoudelijk kan behandelen, gelet op de bezwaren van het ziekenhuis.
Partijen zijn op 20 september 2018 schriftelijk bericht dat de commissie eerst een voorbeslissing dient te nemen alvorens het dossier op de inhoud kan worden beoordeeld. De cliënte is vervolgens in de gelegenheid gesteld om een schriftelijke reactie te geven op het standpunt van het ziekenhuis inzake de vraag of de commissie het geschil kan behandelen.
De commissie heeft een reactie van cliënte ontvangen. De commissie heeft ook kennisgenomen van de overige stukken die zich in het dossier bevinden.
Onderwerp van het geschil
Het geschil betreft in hoofdzaak de vraag of het ziekenhuis cliënte op de juiste wijze heeft behandeld, met name of men verzuimd heeft bloedverdunners toe te dienen.
Beoordeling ten aanzien van de ontvankelijkheid
Voordat de commissie toekomt aan een inhoudelijke beoordeling van de klacht, dient zij te beoordelen of cliënte in haar klacht kan worden ontvangen. De commissie overweegt daartoe als volgt.
Tussen partijen kan als vaststaand worden beschouwd dat cliënte zich mondeling met haar klacht tot het ziekenhuis heeft gewend, dat er een klachtbemiddelingsgesprek heeft plaatsgevonden met de betrokken artsen en dat de artsen op 30 juni 2018 in het kader van de klachtbemiddeling schriftelijk op haar klacht hebben gereageerd. Cliënte heeft haar klacht derhalve alleen mondeling en niet schriftelijk ingediend bij de klachtencommissie van het ziekenhuis.
Het ziekenhuis brengt in dit verband naar voren dat er nog geen volledig aansprakelijkheidsonderzoek verricht kon worden en dat de volgorde dient te zijn dat cliënte eerst het ziekenhuis (schriftelijk) aansprakelijk stelt, dat het ziekenhuis de kwestie nader onderzoekt en dat na afronding daarvan door het ziekenhuis tot een oordeel wordt gekomen. Naar de mening van het ziekenhuis kan voornoemde brief van 30 juni 2018 niet als oordeel van het ziekenhuis worden aangemerkt en is het ziekenhuis nog niet tot een inhoudelijk oordeel gekomen. Verder brengt het ziekenhuis naar voren dat cliënte in haar klacht niet-ontvankelijk verklaard dient te worden, omdat zij een schadevergoeding vraagt tussen de € 50.000,– en € 100.000,–, terwijl aan de commissie geen klachten kunnen worden voorgelegd met een belang van meer dan € 25.000,–.
De echtgenoot van cliënte heeft naar voren gebracht dat uit de overgelegde stukken van de huisarts en het ziekenhuis volgt dat cliënte wel in haar klacht kan worden ontvangen.
Ingevolge artikel 14, eerste lid, van de Wet klachten, kwaliteit en geschillen zorg (verder te noemen: Wkkgz) dient een klacht van een patiënt tegen een zorgaanbieder schriftelijk ingediend te worden. Na een onderzoek door een door de zorgaanbieder ingestelde klachtenonderzoekscommissie doet de zorgaanbieder een uitspraak, waarna de patiënt de klacht desgewenst aan de Geschillencommissie kan voorleggen. Nu cliënte de klacht alleen mondeling en niet schriftelijk aan het ziekenhuis heeft voorgelegd en de klachtenonderzoekscommissie nog geen onderzoek heeft gedaan, is naar het oordeel van de commissie niet aan deze bepaling voldaan.
Artikel 6 van het reglement van de commissie (hierna: het reglement) bepaalt – voor zover van belang voor deze zaak -:
1. De commissie verklaart op verzoek van het ziekenhuis – gedaan bij eerste gelegenheid – de klager in zijn klacht niet ontvankelijk:
a. Indien hij zijn klacht niet eerst overeenkomstig de Wet of de op de geneeskundige behandelingsovereenkomst van toepassing zijnde voorwaarden bij het ziekenhuis heeft ingediend (…);
b. (…)
2. In afwijking van het bepaalde in het eerste lid, aanhef en onder a, kan de commissie besluiten het geschil toch in behandeling te nemen, indien de klager ter zake van de niet naleving van de voorwaarden naar het oordeel van de commissie redelijkerwijs geen verwijt treft.
3. (…).
Nu de klacht niet overeenkomstig de toepasselijke regelgeving aan de commissie is voorgelegd en de commissie geen feiten of omstandigheden zijn gebleken die meebrengen dat deze niet-naleving niet verwijtbaar is, brengt dit naar het oordeel van de commissie mee dat cliënte in haar klacht
niet-ontvankelijk verklaard dient te worden.
De commissie deelt de visie van het ziekenhuis dat de bovengenoemde brief van 30 juni 2018 niet kan worden aangemerkt als een inhoudelijk oordeel van het ziekenhuis in het kader van de klachtafhandeling. Cliënte dient eerst gebruik te maken van de mogelijkheid om de onafhankelijke klachtencommissie een uitspraak te laten doen.
Nadat het ziekenhuis na onderzoek tot een oordeel over de klacht is gekomen, kan cliënte, of haar echtgenoot namens haar, zich met de klacht alsdan tot de commissie wenden. Daarbij dient cliënte bereid te zijn de verlangde schadevergoeding te beperken tot maximaal een bedrag van € 25.000,–.
Op grond van het voorgaande is de commissie van oordeel dat cliënte in haar klacht niet-ontvankelijk moet worden verklaard.
Beslissing
De commissie verklaart cliënte niet-ontvankelijk in haar klacht.
Aldus beslist op 4 oktober 2018 door de Geschillencommissie Ziekenhuizen.