Commissie: Gehandicaptenzorg
Categorie: (On)bevoegdheid
Jaartal: 2018
Soort uitspraak: -
Uitkomst: -
Referentiecode:
1185801
De uitspraak:
In het geschil tussen
[Cliënt], wonende te [plaats], gemachtigde: [naam], en Prinsenstichting, onderdeel van Stichting de Opbouw, gevestigd te Purmerend, (verder te noemen: de zorgaanbieder).Behandeling van het geschil
Partijen zijn overeengekomen dit geschil bij wege van bindend advies door de Geschillencommissie Gehandicaptenzorg (verder te noemen: de commissie) te laten beslechten. De commissie heeft kennisgenomen van de overgelegde stukken.
Op 17 oktober 2018 heeft buiten aanwezigheid van partijen de behandeling plaatsgevonden door de commissie. Partijen zijn niet opgeroepen om ter zitting te verschijnen omdat eerst dient te worden beoordeeld of de commissie bevoegd is om over dit geschil te oordelen.
Onderwerp van het geschil
Het geschil betreft de klimaatbeheersing in de kamer van cliënt.
Standpunt van cliënt
Voor het standpunt van cliënt verwijst de commissie allereerst naar de overgelegde stukken, in het bijzonder het vragenformulier dat (de gemachtigde van) cliënt op 5 juli 2018 aan de commissie heeft gezonden. In de kern komt het standpunt van (de gemachtigde van) cliënt op het volgende neer.
Cliënt verblijft in een zorgwoning van de zorgaanbieder. Cliënt klaagt over de structureel hoge temperatuur en met name de onvoldoende koeling in zijn kamer. Een onafhankelijk onderzoek heeft aangetoond dat de temperatuur in de kamer met name in de nacht te hoog is en dat er maatregelen dienen te worden genomen in de vorm van plaatsing van een split-airco systeem. De zorgaanbieder heeft dit advies niet opgevolgd. Cliënt heeft huidproblemen en door de slechte klimaatbeheersing kunnen deze problemen gaan opspelen.
Cliënt verzoekt de commissie de zorgaanbieder te veroordelen tot vergoeding van de aanleg van het split-airco systeem, een bedrag van € 3.460,–.
Standpunt van de zorgaanbieder
Voor het standpunt van de zorgaanbieder verwijst de commissie naar de brief van 13 augustus 2018. In de kern komt het standpunt van de zorgaanbieder op het volgende neer.
De zorgaanbieder heeft, naar aanleiding van klachten van cliënten, onderzoek laten doen door een onafhankelijk bureau naar het klimaatsysteem in het gebouw. Conclusie is dat het systeem naar verwachting werkt. Cliënt was het niet eens met de resultaten van dit onderzoek en heeft een nader onderzoek laten uitvoeren, waaruit is gebleken dat de circulatie van de koele lucht in de kamer niet voldoende is. Als oplossing heeft de zorgaanbieder een Dyson Pure Cool Link toren geplaatst in andere kamers, behalve die van cliënt, die moet zorgen voor circulatie van koele lucht. In deze kamers werkt het systeem naar tevredenheid.
De zorgaanbieder stelt dat in het bouwbesluit/wetgeving geen normen zijn voorgeschreven met betrekking tot de klimaatbeheersing. Evenmin is er volgens het bouwbesluit een verplichting opgenomen voor de instelling om koeling aan te brengen.
De zorgaanbieder is niet bereid om de airco-installatie te vergoeden. Er is een goedkoper en goed functionerend alternatief beschikbaar. Afgezien van de kosten voor de aanpassing van het elektrische systeem ontstaat bij plaatsing van een airco-installatie precedentwerking naar enkele honderden andere cliënten.
Beoordeling ten aanzien van de bevoegdheid
De commissie overweegt als volgt.
Ingevolge artikel 2 van de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg (verder te noemen: Wkkgz) dient een instelling ‘goede zorg’ te leveren: zorg van goede kwaliteit en van goed niveau die in ieder geval veilig, doeltreffend, doelmatig en cliëntgericht is, tijdig wordt verleend, en is afgestemd op de reële behoefte van de verzekerde. De zorgaanbieder organiseert de zorgverlening op zodanige wijze, bedient zich zowel kwalitatief als kwantitatief zodanig van personele en materiële middelen en, voor zover nodig, bouwkundige voorzieningen en, indien hij een instelling is, draagt tevens zorg voor een zodanige toedeling van verantwoordelijkheden, bevoegdheden alsmede afstemmings- en verantwoordingsplichten, dat een en ander redelijkerwijs moet leiden tot het verlenen van goede zorg (artikel 3 Wkkgz).
Cliënt woont in een zorgwoning van de zorgaanbieder. Op basis van artikel 3.1.1, eerste lid, van de Wet Langdurige zorg (verder te noemen: Wlz) valt onder meer het verblijf in een instelling onder het pakket van de verzekerde zorg van die wet. De commissie verbindt daaraan de conclusie dat daarmee ook de zorgwoning zelf onder deze begripsbepaling valt. De zorg in de vorm van verblijf (in de zorgwoning) wordt in dit geval door de zorgaanbieder verstrekt en valt onder de reikwijdte van artikel 2 van de Wkkgz.
De gemachtigde van cliënt klaagt over de hoge temperatuur in de kamer van cliënt, ten gevolge waarvan cliënt ’s nacht niet kon slapen. Voorts voert de gemachtigde van cliënt aan dat cliënt huidproblemen heeft die door de slechte klimaatbeheersing kunnen opspelen.
Voor de commissie is het uitgangspunt dat klachten betrekking moeten hebben op de individuele gezondheidszorg. De gemachtigde van cliënt heeft gesteld dat er een causaal verband is tussen de bouwkundige voorziening (de klimaatbeheersing op de kamer van de cliënt) en de gezondheidsklachten van cliënt. Daarom acht de commissie zich, gelet op voornoemd wettelijk kader, bevoegd om over deze klacht inhoudelijk te oordelen.
Partijen zullen worden opgeroepen voor een nadere inhoudelijke behandeling van dit geschil.
Beslissing
De commissie verklaart zich bevoegd over deze klacht inhoudelijk te oordelen.
Aldus beslist op 17 oktober 2018 door de Geschillencommissie Gehandicaptenzorg.