Commissie: Ziekenhuizen
Categorie: (On) zorgvuldigheidbejegening
Jaartal: 2022
Soort uitspraak: bindend advies
Uitkomst: ten dele gegrond
Referentiecode:
131052/142824
De uitspraak:
Waar gaat de uitspraak over?
Cliënte is in verband met klachten aan haar armen verwezen naar het handenteam van de zorgaanbieder. Er is geen behandeling gestart aangezien de zorgaanbieder van oordeel was dat de klachten mede het gevolg waren van hoge spierspanning en psychische problemen.
De zorgaanbieder is van oordeel dat het onderzoek zorgvuldig is geweest en dat op goede gronden is geconcludeerd cliënte eerst te laten onderzoeken door een psycholoog in verband met de verhoogde spierspanning. De psycholoog en de neuroloog hebben cliënte ondertussen verwezen naar de zorgaanbieder voor behandeling. De zorgaanbieder heeft cliënte dan ook een uitnodiging gestuurd.
Naar het oordeel van de commissie zijn de conclusies van de observaties op zorgvuldige wijze tot stand gekomen. Wel had de zorgaanbieder actiever actie kunnen ondernemen om met cliënte in contact te komen voor een eventuele behandeling. Verder is het goed om cliënten duidelijk te informeren over de mogelijke uitkomsten van een observatietraject.
De uitspraak
in het geschil tussen
[Naam], wonende te Amsterdam(hierna te noemen: cliënte)
en
Reade, gevestigd te Amsterdam
(hierna te noemen: de zorgaanbieder)
Behandeling van het geschil
Partijen zijn overeengekomen dit geschil bij bindend advies door de Geschillencommissie Ziekenhuizen (verder te noemen: de commissie) te laten beslechten.
De commissie heeft kennisgenomen van de overgelegde stukken.
De behandeling heeft plaatsgevonden op 19 december 2022 te Den Haag.
Partijen zijn tijdig en behoorlijk opgeroepen ter zitting te verschijnen. Cliënte is verschenen, samen met haar zoon. Namens de zorgaanbieder zijn verschenen [naam] en [naam]. De partijen hebben hun standpunten nader toegelicht.
Onderwerp van het geschil
Het geschil betreft het niet in behandeling nemen van cliënte.
Standpunt van cliënt
Voor het standpunt van cliënt verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt dit op het volgende neer.
Cliënte is in verband met klachten aan haar armen verwezen naar het handenteam van de zorgaanbieder. Er is geen behandeling gestart aangezien de zorgaanbieder van oordeel was dat de te behandelen klachten aan haar armen mede het gevolg waren van een zeer hoge spierspanning en psychische problemen. Cliënte is van oordeel dat deze conclusies nergens op gebaseerd zijn en dus ten onrechte zijn getrokken. Bovendien is cliënte niet duidelijk gemaakt dat het niet in behandeling nemen één van de uitkomsten kan zijn.
Cliënte is bij een psycholoog geweest en die heeft geconcludeerd dat er geen sprake is van een posttraumatische stressstoornis (hierna: PTSS).
Daarnaast is cliënte onderzocht door een neuroloog die geconcludeerd heeft dat er geen sprake is van zodanige verhoogde spierspanning dat een revalidatietraject daardoor onmogelijk zou zijn.
Cliënte is verder van oordeel dat de onterechte conclusies van de zorgaanbieder – betreffende PTSS en de verhoogde spierspanning – cliënte in haar eer en goede naam heeft aangetast.
Cliënte verzoekt wegens fysieke en emotionele schade een schadevergoeding van € 25.000,–.
Standpunt van de zorgaanbieder
Voor het standpunt van de zorgaanbieder verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt dit op het volgende neer.
De zorgaanbieder voert aan dat cliënte van medio februari 2021 tot begin maart 2021 een observatietraject heeft doorlopen bij de zorgaanbieder. Er werd geconstateerd dat cliënte continu hevige pijn heeft aan haar handen, met name aan de handpalmen. Bij het observatietraject is een psycholoog betrokken geweest, omdat psychische problematiek ook ten grondslag kan liggen aan de door cliënte ervaren chronische pijn en van invloed kan zijn op een behandeling. Tijdens het gesprek met de psycholoog kwam een ingrijpende gebeurtenis ter sprake. Cliënte beschreef bepaalde symptomen die de psycholoog vond passen bij een mogelijke PTSS. De psycholoog heeft cliënte geadviseerd haar extern te laten behandelen voor deze problematiek. De psycholoog heeft ook geadviseerd te laten onderzoeken of er mogelijk nog andere psychische factoren zijn die een rol spelen bij verhoogde spierspanning. De conclusie van de psycholoog heeft er mede toe geleid dat cliënte nog niet in behandeling is genomen. De zorgaanbieder is van oordeel dat eerst de psychische klachten moeten worden verholpen. De zorgaanbieder kan vervolgens, na een nieuw observatietraject, een behandeling starten voor de pijn aan de handen.
Vervolgens is cliënte onderzocht door een externe psycholoog en neuroloog. De psycholoog concludeerde geen reden te zien een onderzoek te starten naar PTSS of een andere DSM-V-stoornis. De psycholoog en de neuroloog hebben cliënte verwezen naar de zorgaanbieder voor behandeling. Er bestaat thans bij de zorgaanbieder geen onwil om cliënte te behandelen. De zorgaanbieder heeft cliënte een uitnodiging gestuurd waarop cliënte niet is ingegaan.
De zorgaanbieder is van oordeel dat het onderzoek zorgvuldig is geweest en dat op goede gronden is geconcludeerd cliënte eerst te laten onderzoeken door een psycholoog in verband met de verhoogde spierspanning. De zorgaanbieder is niet tekortgeschoten in zijn zorgplicht jegens cliënte.
Nadat cliënte een interne klacht had ingediend en de Raad van Bestuur de klacht van cliënte gegrond had verklaard voor wat betreft het vermelden van PTSS heeft de zorgaanbieder iedere verwijzing naar mogelijk PTSS verwijderd uit het verslag van de psycholoog. De zorgaanbieder heeft bovendien de procedure bij de intake aangescherpt zodat het voor cliënten duidelijk moet zijn dat het niet in behandeling nemen één van de uitkomsten is.
De zorgaanbieder verzoekt cliënte in de klacht aangaande de mogelijkheid tot het niet in behandeling nemen niet-ontvankelijk te verklaren omdat daarover niet eerder is geklaagd. De zorgaanbieder verzoekt de overige klachten ongegrond te verklaren en het verzoek tot schadevergoeding af te wijzen.
Beoordeling van het geschil
Naar aanleiding van het over en weer door partijen gestelde overweegt de commissie het volgende.
De commissie stelt voorop dat voor aansprakelijkheid van de zorgaanbieder is vereist dat voldoende aannemelijk is dat de zorgaanbieder is tekortgeschoten in de uitvoering van die verplichting. De tekortkoming moet aan de zorgaanbieder kunnen worden verweten (toerekenbare tekortkoming) en cliënt moet daarvan nadeel hebben ondervonden.
Op grond van de geneeskundige behandelingsovereenkomst moet de zorgaanbieder bij zijn werkzaamheden de zorg van een goed hulpverlener in acht nemen en daarbij handelen in overeenstemming met de op hem rustende verantwoordelijkheid, voortvloeiende uit de voor hulpverleners geldende professionele standaard (artikel 7:453 BW). Deze zorgplicht houdt in dat de zorgaanbieder die zorg moet betrachten die een redelijk bekwaam en redelijk handelend hulpverlener in dezelfde omstandigheden zou hebben betracht.
De verplichting die voor een hulpverlener (in dit geval de zorgaanbieder) voortvloeit uit een geneeskundige behandelingsovereenkomst, wordt in beginsel niet aangemerkt als een resultaatsverplichting, waarbij de hulpverlener moet instaan voor het bereiken van een bepaald resultaat, maar als een inspanningsverplichting, waarbij de hulpverlener zich verplicht zich voor het bereiken van een bepaald resultaat in te spannen. Van een tekortkoming kan dan ook pas worden gesproken indien komt vast te staan dat de hulpverlener zich onvoldoende heeft ingespannen of bij de inspanning een fout heeft gemaakt.
De commissie is van oordeel dat de zorgaanbieder heeft voldaan aan de inspanningsverplichting bij het eerste observatietraject. De commissie kan niet treden in de conclusies die toen genomen zijn, maar die conclusies zijn op zorgvuldige wijze tot stand gekomen en gestoeld op meerdere waarnemingen van meerdere deskundigen. Dat de nadien ingeschakelde psycholoog en neuroloog vervolgens concluderen tot verwijzing naar de zorgaanbieder maakt niet dat de zorgaanbieder tekort is geschoten in zijn zorgplicht.
In zoverre zal de commissie de klacht ongegrond verklaren.
De commissie is evenwel van oordeel dat de zorgaanbieder na de onderzoeken van de psycholoog en de neuroloog op zijn minst telefonisch contact met cliënte had kunnen zoeken om de mogelijkheden te bespreken. Het is de commissie niet gebleken dat de zorgaanbieder enige actie heeft ondernomen om met cliënte in contact te komen voor een eventuele behandeling. Dat had in dit geval op de weg van de zorgaanbieder gelegen. Het ligt eveneens op de weg van cliënte om daarop in te gaan, temeer nu zijzelf van oordeel is dat andere zorgaanbieders te ver van haar woonadres gelegen is. De klacht van cliënte zal in zoverre gegrond worden verklaard.
De commissie kan niet vaststellen of aan cliënte is uitgelegd dat ook het niet in behandeling nemen een mogelijke uitkomst is na het observatietraject en indien dat het geval is geweest of dat ook op een voor cliënte begrijpelijke wijze is uitgelegd. De commissie benadrukt – en de zorgaanbieder realiseert zich dit ook blijkens de interne klachtenprocedure en de uitkomst daarvan – dat het essentieel is om bij de intake aan cliënten duidelijk te maken welke mogelijke uitkomsten er zijn na een observatietraject en dat de zorgaanbieder zich ervan vergewist of dit voor cliënten ook duidelijk is geworden.
De commissie is tot slot van oordeel dat enige vergoeding voor de klacht die gegrond wordt verklaard in redelijkheid niet op zijn plaats is. Het betreft een fout die qua ernst beperkt is. Bovendien had cliënte ook zelf actie kunnen ondernemen.
Derhalve wordt als volgt beslist.
Beslissing
De commissie:
verklaart de klacht gegrond voor zover het de inspanningsverplichting van de zorgaanbieder betreft na de verwijzing door de psycholoog en de neuroloog als hiervoor bedoeld;
verklaart de klachten voor het overige ongegrond;
wijst het verzoek tot schadevergoeding af.
De zorgaanbieder dient evenwel overeenkomstig het reglement van de commissie een bedrag van € 127,50 aan de cliënte te vergoeden ter zake van het klachtengeld.
Aldus beslist door de Geschillencommissie Ziekenhuizen, bestaande uit mevrouw mr. A.D.R.M. Boumans, voorzitter, de heer prof. Dr. J.H.B. Geertzen en de heer mr. M.H.J.N. van Berckel Smit, leden, in aanwezigheid van de heer mr. N. van Gelder, plaatsvervangend secretaris, op 19 december 2022.