Commissie: Ziekenhuizen
Categorie: werkterrein commissie
Jaartal: 2021
Soort uitspraak: ontvankelijkverklaring
Uitkomst: ontvankelijk
Referentiecode:
110302/125241
De uitspraak:
Waar gaat de uitspraak over
De klager vertegenwoordigt zijn zus, de cliënte, die na een darmoperatie, door artsen van de zorgaanbieder, ernstige klachten heeft. Hij heeft de interne klachtenprocedure van de zorgaanbieder doorlopen, maar is het niet eens met de uitspraak van klachtencommissie en de Raad van Bestuur. Daarnaast stelt de klager dat de klachtencommissie niet onafhankelijk is. Daarom wil de klager de commissie een uitspraak laten doen. De zorgaanbieder stelt dat er zorgvuldig is gehandeld in de behandeling van de cliënte en nadat zij klachten kreeg. Daarnaast heeft de klager in zijn klacht aan de commissie een aantal klachtonderdelen genoemd die nog niet eerder voorgelegd zijn aan de zorgaanbieder. Daarom zou de klager niet-ontvankelijk zijn in zijn klacht. De commissie oordeelt dat het onderwerp van de klacht niet veranderd is en dat dit ook de klacht is die de klager voorlegt aan de commissie. Dat de klager daarnaast nog vragen heeft over de werkwijze van de klachtencommissie van de zorgaanbieder maakt dit niet anders. Daarom acht de commissie de klager ontvankelijk in de klacht.
Volledige uitspraak
In het geschil tussen
[Klager], wonende te [woonplaats], broer/vertegenwoordiger van [cliënte], wonende te [woonplaats]en
Stichting Rijnstate Ziekenhuis, gevestigd te Arnhem
(hierna te noemen: de zorgaanbieder).
Behandeling van het geschil
Uit de stukken blijkt dat eerst dient te worden vastgesteld of klager ontvangen kan worden in zijn klacht.
De Geschillencommissie Ziekenhuizen (verder te noemen: de commissie) heeft kennisgenomen van de overgelegde stukken.
De behandeling heeft plaatsgevonden op 18 oktober 2021 te Utrecht.
Partijen zijn niet voor de zitting opgeroepen.
Onderwerp van het geschil
Het geschil betreft de kwaliteit van zorg voor de cliënte. Zij heeft aan een darmoperatie uitgevoerd in het ziekenhuis van de zorgaanbieder ernstige klachten overgehouden. De zorgaanbieder stelt dat klager niet ontvangen kan worden in de namens de cliënte ingediende klacht aangezien de klachtenprocedure van de zorgaanbieder niet juist zou zijn doorlopen.
Standpunt van klager
Voor het standpunt van klager verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.
De cliënte is van 2011 tot en met 2013 door verschillende artsen van de zorgaanbieder behandeld wegens darmverzakkingen. Zij is daarvoor tweemaal geopereerd waarbij, naar later bleek, acht kunststofmatjes zijn geplaatst in haar buik. De cliënte was over het plaatsten van de matjes niets verteld; haar was meegedeeld dat de darmen zouden worden ‘opgehangen’ waarmee haar problemen zouden zijn verholpen.
Na jaren van klachten en pijn heeft zij een andere arts van een ander ziekenhuis bezocht. Tijdens onderzoek bleek dat de organen van de cliënte totaal verkleefd waren geraakt met de kunststofmatjes.
Na opvraag van het medisch dossier constateerde klager dat in het dossier van de cliënte wel melding is gemaakt van het plaatsen van een matje maar dit is haar nooit verteld. Daarbij is in het dossier het aantal matjes niet vermeld; er wordt slechts gesproken over het plaatsen van ‘een matje’, dit terwijl de opvolgend arts constateerde dat acht matjes waren geplaatst.
Klager stelt dat de cliënte nimmer akkoord zou zijn gegaan met de door de zorgaanbieder uitgevoerde behandeling indien zij vooraf op de hoogte was gesteld van het plaatsen van de matjes. Klager verwijt de zorgaanbieder zeer onzorgvuldig handelen waar de cliënte ernstige klachten aan heeft overgehouden.
Klager heeft de interne klachtenprocedure van de zorgaanbieder geheel doorlopen. Met de uitspraak van de klachtencommissie en de beslissing van de Raad van Bestuur is hij het niet eens om welke reden hij namens de cliënte de commissie verzoekt een uitspraak te doen.
Klager heeft in zijn klaagschrift opgenomen dat hij het niet eens is met de beslissing van de klachtencommissie onder meer omdat die commissie geen onafhankelijk toetsingsorgaan is en er een schijn van belangenverstrengeling is. Verder heeft hij verzocht het gehele klaagschrift van 3 oktober 2020 dat klager in het kader van de klachtenprocedure heeft ingebracht herhaald en ingelast te beschouwen.
Standpunt van de zorgaanbieder
Voor het standpunt van de zorgaanbieder verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.
De cliënte is op 31 januari 2012 geopereerd wegens darmverzakkingen. Voorafgaand aan de ingreep is de cliënte uitgebreid ingelicht over de procedure en de daarmee samenhangende risico’s. De ingreep is volgens plan en zonder complicaties uitgevoerd. In 2013 is de cliënte opnieuw geopereerd vanwege klachten. Omdat de klachten van de cliënte aanhielden zijn verschillende onderzoeken verricht en gesprekken gevoerd. In januari 2015 is de cliënte doorverwezen naar de MDL-arts voor een analyse en eventuele aanpassing van de behandeling. De zorgaanbieder stelt zich dan ook op het standpunt dat hij zich als een goed zorgverlener voor de cliënte heeft gedragen. In 2017 heeft de cliënte zich vanwege onvrede over de behandeling gewend tot de klachtenfunctionaris van de zorgaanbieder. De behandelend artsen van de cliënte hebben een reactie gegeven op de door haar geformuleerde klachten en de cliënte te kennen gegeven bereid te zijn om met haar in gesprek te gaan.
In oktober 2020 ontving de zorgaanbieder een klaagschrift van klager met klachten over de behandeling van de cliënte. Na uitgebreid onderzoek heeft de klachtenonderzoekscommissie van de zorgaanbieder op 28 januari 2021 geadviseerd om alle door klager geformuleerde klachten ongegrond te verklaren. Bij brief van 11 februari 2021 heeft de Raad van Bestuur van de zorgaanbieder dit advies gevolgd.
Parallel aan de procedure bij de zorgaanbieder heeft klager op 5 oktober 2020 een procedure aanhangig gemaakt bij het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Zwolle. Op het moment van indienen van het verweerschrift was het oordeel van het tuchtcollege nog niet ontvangen.
Klager kan zich kennelijk niet vinden in het oordeel van de Raad van Bestuur van 11 februari 2021 en heeft zijn geschil voorgelegd aan de commissie. Klager heeft in zijn klaagschrift vijf klachten geformuleerd over de werkwijze en de samenstelling van de Klachtenonderzoekscommissie. Die klachten heeft klager echter niet eerder aan de zorgaanbieder voorgelegd, hoewel zijn klachtenregeling dit wel voorschrijft. De zorgaanbieder stelt zich dan ook op het standpunt dat klager op grond van artikel 6 lid 1 sub a van het Reglement niet ontvangen kan worden in zijn klacht.
Beoordeling van het geschil
Voordat de commissie de klacht inhoudelijk kan beoordelen dient zij te beslissen op de door de zorgaanbieder opgeworpen vraag of klager ontvangen kan worden in zijn klacht.
De commissie heeft het volgende overwogen.
Uit het dossier blijkt dat klager de klachtprocedure van de zorgaanbieder volledig heeft doorlopen. Klager kan zich niet vinden in het advies van de Klachtenonderzoekscommissie van de zorgaanbieder van 28 januari 2021 en het oordeel van de Raad van Bestuur van 11 februari 2021 waarin de klachten van klager over de behandeling van zijn zus, de cliënte, ongegrond zijn verklaard.
Klager heeft in zijn klaagschrift gericht aan de commissie, naast de klacht over de behandeling van de cliënte, zijn onvrede geuit over de werkwijze van de Klachtenonderzoekscommissie van de zorgaanbieder. Dat klager die klacht over die werkwijze wederom eerst aan de Klachtenonderzoekscommissie van de zorgaanbieder dient voor te leggen alvorens hij zijn klacht bij de commissie kan aanbrengen is onjuist; het onderwerp van de klacht (namelijk de kwaliteit van zorg voor de cliënte) is ongewijzigd en dat is de klacht die klager thans voorlegt aan de commissie. Dat klager daarnaast vragen over de werkwijze van de Klachtenonderzoekscommissie heeft geformuleerd maakt dat niet anders. Die laatste klacht kan door de commissie behandeld worden zonder dat de klachtencommissie van de zorgaanbieder zelf zich daarover heeft uitgelaten.
Op grond van het voorgaande acht de commissie klager ontvankelijk in de klacht.
De commissie merkt nog op dat nu het de zorgaanbieder bekend was dat klager vragen had over de werkwijze en onafhankelijkheid van zijn Klachtenonderzoekscommissie die Klachtencommissie of de Raad van Bestuur daarop richting klager had kunnen reageren. Dat de zorgaanbieder ervoor heeft gekozen dat niet te doen kan aan klager niet worden tegengeworpen.
Derhalve wordt als volgt beslist.
Beslissing
De commissie:
– verklaart klager ontvankelijk in de klacht;
– houdt iedere verdere beslissing aan
Aldus beslist door de Geschillencommissie Ziekenhuizen, bestaande uit de heer mr. A.R.O. Mooy, voorzitter, de heer prof. dr. R. Willemze en mevrouw mr. I. van den Hoven – van Vogelpoel, leden, in aanwezigheid van mevrouw mr. J.C. Quint, secretaris, op 18 oktober 2021.