Commissie: Verpleging Verzorging en Geboortezorg
Categorie: bejegeningVerpleeghuiszorg
Jaartal: 2022
Soort uitspraak: bindend advies
Uitkomst: ongegrond
Referentiecode:
140864/157454
De uitspraak:
Waar gaat de uitspraak over?
De cliënte verblijft in een verpleeghuis en bevindt zich vaak in de gemeenschappelijke huiskamer. Na de Covid-periode heeft de zorgaanbieder het besluit genomen om geen bezoek meer toe te staan in de huiskamer, zodat prikkels worden gereduceerd waardoor cliënten rustiger gedrag vertonen. Hier is de cliënt het niet mee eens en dit zorgt juist voor veel onrust bij de cliënt. Ook wordt er geklaagd over de communicatie van deze nieuwe bezoekregeling.
De commissie is van oordeel dat de zorgaanbieder voldoende heeft gedaan voor de cliënte door de uitzondering dat de cliënte een half uur per week op de huiskamer bezoek kan ontvangen. De commissie begrijpt dat de nieuwe regeling door (de kinderen van) de cliënte als beperkend wordt ervaren, maar vindt de regeling gezien de belangen van de andere bewoners redelijk. De commissie vindt ook niet dat de zorgaanbieder wat de communicatie betreft te kort is geschoten. De klacht is ongegrond.
De uitspraak
in het geschil tussen
[Cliënte], wonende te [woonplaats]en
Stichting Voor Regionale Zorgverlening (SVRZ), gevestigd te Middelburg
(hierna te noemen: de zorgaanbieder).
Behandeling van het geschil
Partijen zijn overeengekomen dit geschil bij bindend advies door de Geschillencommissie Verpleging Verzorging en Geboortezorg (verder te noemen: de commissie) te laten beslechten.
De commissie heeft kennisgenomen van de overgelegde stukken.
De behandeling heeft plaatsgevonden op 12 mei 2022 te Den Haag.
Partijen zijn tijdig en behoorlijk opgeroepen ter zitting te verschijnen.
Partijen hebben ter zitting hun standpunt toegelicht.
De cliënte werd ter zitting vertegenwoordigd door [naam].
Ter zitting werd de zorgaanbieder vertegenwoordigd door [naam], stafdirecteur zorg en welzijn.
Onderwerp van het geschil
De cliënte heeft de klacht voorgelegd aan de zorgaanbieder.
Het geschil betreft door de zorgaanbieder opgelegde beperkingen in de bezoekmogelijkheden van de cliënte.
Standpunt van de cliënte
Voor het standpunt van de cliënte verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.
De cliënte verblijft in een verpleeghuis. Het is een kleinschalige woonvorm met een gezamenlijke huiskamer. Voorheen was in de huiskamer onbeperkt bezoek toegestaan. Na de Covid-periode heeft de zorgaanbieder het besluit genomen om geen bezoek meer toe te staan in de huiskamer. De cliënte heeft veel last van onrust. Dat uit zich in onrustig gedrag, gillen en schreeuwen. De huiskamer is de enige plek waar zij rustig is en dat is ook in het zorgleefplan bevestigd. Het is daarom belangrijk dat de cliënte haar bezoek in de huiskamer kan ontvangen. De zorgaanbieder heeft daar maar heel beperkt rekening mee willen houden en staat bij wijze van uitzondering op het beleid toe dat de cliënte één keer per week een half uur bezoek in de huiskamer ontvangt. Dat is voor de cliënte te weinig. Voor de Covid-periode kwamen de drie kinderen van de cliënte elk één keer per week op bezoek bij haar en zij gebruikten dan de huiskamer. De dochter van de cliënte was er steeds een hele dag, de andere bewoners vonden dat ook leuk, de dochter schonk bijvoorbeeld ook wel koffie in voor de andere bewoners.
Het beleid van de zorgaanbieder is dat de cliënt centraal staat en de eigen regie houdt. Dat uitgangspunt wordt nu echter uit het oog verloren. Doel van de klacht is te bereiken dat alle drie de kinderen de gelegenheid hebben de cliënte onbeperkt te bezoeken in de huiskamer, of in elk geval dat ieder van de drie kinderen de cliënte één keer per week in de huiskamer kan bezoeken.
De klacht behelst ook de communicatie over de nieuwe bezoekregeling. De kinderen hebben zich door de nieuwe regeling overvallen gevoeld. Twee dagen nadat in een overleg werd besproken dat de huiskamer de veilige plek is voor de cliënte, werd haar dochter uit de huiskamer weggestuurd. Daarna heeft een gesprek plaats gevonden, maar dat heeft niet tot een oplossing geleid.
Standpunt van de zorgaanbieder
Voor het standpunt van de zorgaanbieder verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.
De zorgaanbieder heeft uiteengezet dat in de Covidperiode, waarin geen bezoek op de huiskamer werd ontvangen, veel is geleerd over de invloed van prikkels op de bewoners. De getrokken les is dat het van belang is ongewenste omgevingsprikkels te reduceren. Dat heeft een gunstig effect op onrust en gedragsproblemen van bewoners en vermindert de noodzaak van gedragsbeïnvloedende medicatie. Als alle bewoners bezoek ontvangen in de huiskamer, kan het daar vol worden, met ongewenste prikkels tot gevolg. Daarom is de keuze gemaakt om in het vervolg de huiskamer aan te merken als een privéruimte voor de bewoners zelf, waarin niet ook familieleden kunnen verblijven. Bezoek kan onbeperkt worden ontvangen op de eigen kamer, en in andere ruimten, zoals de kamer met de piano, en bezoek kan ook buiten plaatsvinden.
De zorgaanbieder onderkent ook dat de cliënte onrustig is in de eigen kamer en rustig is in de huiskamer en heeft in verband met die specifieke situatie voor haar de uitzondering gemaakt dat zij één keer per week een half uur bezoek in de huiskamer kan ontvangen. Met het oog op de belangen van de andere bewoners is een uitbreiding niet mogelijk.
De beleidswijziging is aangekondigd via de nieuwsbrief die soms wekelijks verschijnt en is besproken met de cliëntenraad. Op individueel niveau vindt het overleg veelal mondeling plaats met de contactpersoon, in dit geval vaak met de tweede contactpersoon, de dochter van de cliënte.
Beoordeling van het geschil
De commissie heeft het volgende overwogen.
De zorgaanbieder is bevoegd om beleid te voeren over het ontvangen van bezoek en eventueel daaraan te verbinden voorwaarden, waarbij het welbevinden van de bewoners op basis van professioneel inzicht het uitgangspunt is.
De commissie vindt het beleid van de zorgaanbieder om de huiskamer aan te merken als privéruimte voor de bewoners en daar geen bezoek toe te staan begrijpelijk en redelijk. De zorgaanbieder heeft voldoende onderbouwd dat de ervaringen uit de Covid-periode tot deze beslissing hebben geleid en dat deze beslissing in het belang is van de bewoners in het algemeen.
De verplichtingen die de zorgaanbieder als goed hulpverlener heeft, brengen met zich mee dat de zorgaanbieder ook rekening moet houden met de specifieke situatie van de cliënte en waar nodig en mogelijk maatwerk dient te leveren. De commissie is van oordeel dat de zorgaanbieder dat voldoende heeft gedaan door voor de cliënte een uitzondering te maken op het beleid en toe te staan dat zij maximaal een half uur per week op de huiskamer bezoek kan ontvangen. De commissie heeft er begrip voor dat die regeling door (de kinderen van) de cliënte als erg beperkt wordt ervaren, maar vindt de beperkingen gezien de belangen van de andere bewoners redelijk. De commissie betrekt bij haar oordeel ook dat het bezoek aan de cliënte als zodanig niet beperkt wordt en er diverse alternatieve mogelijkheden zijn om de cliënte te bezoeken.
Over het nieuwe beleid is via de nieuwsbrief gecommuniceerd en over de specifieke situatie van de cliënte heeft mondeling overleg plaats gevonden met de direct betrokkenen. De commissie vindt niet dat de zorgaanbieder wat communicatie betreft te kort is geschoten.
De commissie concludeert dan ook dat de zorgaanbieder heeft gehandeld in overeenstemming met zijn verplichtingen als goed hulpverlener en zal de klacht dan ook ongegrond verklaren.
Derhalve wordt als volgt beslist.
Beslissing
De commissie verklaart de klacht ongegrond.
Aldus beslist door de Geschillencommissie Verpleging Verzorging en Geboortezorg, bestaande uit de heer mr. H.A. van Gameren, voorzitter, mevrouw mr. N. Jacobs, de heer mr. R.P. Gerzon, leden, in aanwezigheid van mevrouw mr. drs. P.G. Muller, secretaris, op 12 mei 2022.