Commissie: Ziekenhuizen
Categorie: (On)zorgvuldigheid
Jaartal: 2017
Soort uitspraak: -
Uitkomst: -
Referentiecode:
110511 - 2017
De uitspraak:
In het geschil tussen:
Cliënte en Tsjongerschans BV, gevestigd te Heerenveen (verder te noemen: het ziekenhuis).
Behandeling van het geschil
Partijen zijn overeengekomen dit geschil bij wege van bindend advies door de
Geschillencommissie Ziekenhuizen (verder te noemen: de commissie) te laten beslechten.
De commissie heeft kennisgenomen van de overgelegde stukken.
Het geschil is ter zitting behandeld op 23 augustus 2017 te Zwolle.
Cliënte was aanwezig bij de zitting.
De kliniek heeft zich ter zitting laten vertegenwoordigen door de [bestuurssecretaris], en de [sectormanager].
Onderwerp van het geschil
Het geschil heeft betrekking op ongewenst gedrag van de behandelaar van klaagster, het feit dat de behandelrelatie met de behandelaar door het ziekenhuis tegen de wens van klaagster is beëindigd en tegen de beperkingen die het ziekenhuis klaagster heeft opgelegd. Tevens heeft klaagster hangende deze procedure een aanvullende klacht ingediend jegens de gipsmeester die haar op 19 november 2015 loopgips heeft gegeven.
Standpunt van cliënte
Het standpunt van cliënte luidt als volgt.
Klacht over de MDL-arts en het beëindigen van de behandelrelatie
Voor het standpunt van cliënte verwijst de commissie allereerst naar de overgelegde stukken. Kort samengevat komt de klacht op het onderstaande neer.
Cliënte is al ongeveer negen jaar onder behandeling bij de [internist, MDL-arts] (hierna: de behandelaar). Ze is altijd zeer tevreden over hem geweest. Bij een afspraak op de polikliniek begin december 2016 liep cliënte met de behandelaar richting de spreekkamer. Ze hielden even stil bij het kantoor van een collega MDL-arts. Er werden wat grappen gemaakt en de behandelaar raakte cliënte daarbij aan in haar zij en op haar schouders. Klaagster vond dit onprettig. Na het polibezoek besloot zij dat zij dit met de behandelaar wilde bespreken. Zij vroeg hem middels een e-mail om een gesprek. Op 13 december 2016 heeft een gesprek plaatsgevonden tussen behandelaar en cliënte. Cliënte heeft verklaard dat de behandelaar haar aan het eind van het gesprek een zoen op de wang en een op de mond heeft gegeven en haar daarna heeft laten vertrekken. De volgende dag heeft cliënte te horen gekregen dat haar behandeling zou worden overgenomen door een andere MDL-arts. Cliënte heeft vervolgens keer op keer geprobeerd, hoofdzakelijk via mail, om met haar behandelaar in contact te komen. Deze wilde echter geen contact meer met haar. Daarop heeft zij uit pure onmacht een aantal ‘dreigementen’ aan de behandelaar geuit via e-mail en social media. Dit alles omdat zij de behandelrelatie met haar voormalig behandelaar wilde herstellen. Cliënte heeft geprobeerd via de klachtenbemiddelaar een gesprek aan te gaan met de behandelaar, maar een gesprek met haar voormalig behandelaar buiten aanwezigheid van de bemiddelaar bleek niet mogelijk. Daarna heeft zij een gesprek gehad met de opvolger van de behandelaar en diens collega. Cliënte heeft echter het gevoel dat zij minder goede zorg kreeg na het verbreken van de relatie met haar eerste behandelaar. Deze gaf haar meer aandacht dan zijn opvolger. Ze heeft het gevoel aan de kant geschoven te zijn. Zij heeft haar klacht voorgelegd aan het Landelijk meldpunt Zorg. Deze heeft de klacht op 26 januari 2017 doorgezet naar de inspectie voor de gezondheidszorg (IGZ). Daarop heeft de behandelaar in zijn reactie op de klacht toegegeven dat de zoenen wel hebben plaatsgevonden, maar dat dit op verzoek van cliënte is gebeurd en dat zij de zoenen heeft gegeven. Dit is niet waar, aldus cliënte. Cliënte is rolstoelgeboden en de behandelaar is een grote forse man. Hoe zij hem dan heeft kunnen zoenen zoals hij heeft gesteld, is haar dan ook een raadsel.
Cliënte heeft de voormalig behandelaar meermaals te kennen gegeven dat zij nog steeds open staat voor voor een persoonlijk gesprek met hem om tot een oplossing te komen. Zij wil excuses van de behandelaar. Hij heeft alleen zijn excuses aangeboden aan het ziekenhuis, maar niet aan haar. Haar is inmiddels door het ziekenhuis te kennen gegeven dat zij alleen indien zij zich houdt aan een aantal voorwaarden, nog welkom is in het ziekenhuis, op straffe van een toegangsverbod. Dat wil zij niet. Binnenkort bevalt haar dochter van haar eerste kleinkind in het ziekenhuis, en zij wil bij haar op bezoek kunnen komen. Daarnaast wil zij ook nog andere specialisten in het ziekenhuis kunnen bezoeken.
Klacht over de gipsmeester
Op 19 november 2015 heeft cliënte gips om haar rechtervoet gekregen zodat de voet wat rust zou krijgen. Enkele dagen later is zij naar de spoedeisende hulp (SEH) gegaan omdat zij pijn in haar kuit had gekregen. De SEH adviseerde haar een vaatonderzoek te laten doen om trombose uit te sluiten. Dat onderzoek is gedaan, maar er is geen trombose vastgesteld. Daarop heeft zij op 10 december 2015 weer pijn in haar kuit gekregen en is zij opnieuw bij de gipsmeester geweest. Deze zei dat er geen vaatonderzoek nodig was, omdat dit twee weken geleden ook al gedaan was. Cliënte kreeg nieuw gips. Op 26 december 2015 verergerde de pijn en werd het been zo dik dat de zwelling boven het gips uitpuilde. Op de SEH werd het gips verwijderd. Cliënte moest haar been op 28 december 2015 door de gipsmeester laten controleren. Weer zei de gipsmeester dat het niet nodig was te laten controleren op trombose. Immers, dat was recentelijk al gedaan. Cliënte heeft vervolgens een tubigrip om haar been gekregen om de zwelling te verminderen. De pijn verergerde maar cliënte durfde de gipsmeester niet meer te bellen uit angst dat zij voor zeurkous zou worden aangezien. Na twee dagen heeft zij toch maar gebeld.
De gipsmeester heeft daarop gezegd dat er toch maar een vaatonderzoek moest worden gedaan om cliënte gerust te stellen. Op 30 december 2015 is een vaatonderzoek gedaan, waaruit bleek dat er wel degelijk sprake van trombose was. Cliënte is daarop verwezen naar een dermatoloog en de SEH. Daar werden longfoto’s en een longscan gemaakt. Daaruit bleek dat zij forse dubbele longembolieën had. Cliënte is ter observatie opgenomen in het ziekenhuis en kreeg antistollingsmedicatie. Daarna is zij vele malen bij de dermatoloog geweest voor het zwachtelen van haar been en een steunkous die zij een jaar lang moest gebruiken, en bij de internist en de longarts voor het verloop van de longembolieën. Cliënte heeft gesteld dat haar dit allemaal bespaard kan kunnen blijven en dat zij waarschijnlijk geen longembolieën had gekregen als de gipsmeester op 10 december 2015 wel een vaatonderzoek had laten doen.
Cliënte verzoekt de commissie de klachten jegens het ziekenhuis gegrond te verklaren en een schadevergoeding ad € 12.500,– toe te kennen wegens extra te maken kosten omdat zij zich nu bij een specialist in een ander ziekenhuis onder behandeling moet stellen daar haar voormalig behandelaar en diens vakgroepgenoten haar niet meer behandelen. Voorts wil zij excuses van haar voormalig behandelaar.
Standpunt van de zorgaanbieder
Het standpunt van de instelling zoals dat blijkt uit de door de commissie ontvangen en ter zitting overhandigde stukken en uit hetgeen ter zitting naar voren is gebracht, luidt – zakelijk weergegeven – als volgt.
Klacht over de MDL-arts
Cliënte heeft verklaard dat de behandelaar haar op 13 december 2016 bij een consult op een ongepaste manier heeft aangeraakt en haar twee zoenen, een op de wang en een op de mond heeft gegeven. Cliënte heeft verklaard dat zij tevreden was over de behandelaar maar dat deze handelwijze haar te ver is gegaan. Cliënte heeft hierover op 13 februari 2017 een klacht ingediend via de website van het ziekenhuis en op 26 januari 2017 heeft zij een melding gedaan bij de IGZ over mogelijk seksueel grensoverschrijdend gedrag door de behandelaar. De behandelaar heeft melding van de casus gemaakt bij de directie. Op 21 februari 2017 heeft de directie een verzoek van de IGZ ontvangen om een onderzoek in te stellen. De door de directie ingestelde onderzoekscommissie heeft het volgende bevonden. De behandelaar van cliënte is zeer mensgericht en gewoon om zijn hand op iemands schouder te leggen. Dit is echter bedoeld om een cliënt op zijn gemak te stellen. Een dergelijk gebaar valt onder mensgerichte zorg en duidt niet op seksueel grensoverschrijdend gedrag. De cliënten van de behandelaar ervaren dat ook zo. Zowel cliënte als behandelaar geven aan dat er op 13 december 2016 een omhelzing heeft plaatsgevonden waarbij er een zoen op de wang en een zoen op de mond is gegeven. Over de precieze toedracht verschillen de meningen echter. Cliënte stelt dat de behandelaar het initiatief nam en haar de zoenen heeft gegeven. De behandelaar heeft aangegeven dat het op verzoek van cliënte is gebeurd en dat zij hem de zoenen gaf. Aangezien er geen getuigen van het incident zijn kan de precieze toedracht niet worden vastgesteld. De IGZ is na ontvangst van het onderzoeksrapport van de commissie met de hiervorengenoemde bevindingen van mening dat het onderzoek adequaat is uitgevoerd en heeft op basis van het haar toegestuurde rapport geen signalen dat er sprake is geweest van seksueel grensoverschrijdend gedrag waar actie op nodig is. De IGZ heeft geen aanleiding gezien voor nader onderzoek en heeft de melding afgesloten.
Ter zitting heeft de [bestuurssecretaris] verklaard dat er tussen cliënte en de behandelaar al het een en ander was geëscaleerd. Cliënte heeft veel aandacht van de behandelaar gevraagd.
Er hebben veel consulten plaatsgevonden die vaak uitliepen. Door het ziekenhuis werd het niet verantwoord geacht de behandelrelatie van de behandelaar met cliënte te continueren. Het gesprek op 13 december 2016 was bedoeld als laatste afsluitende gesprek om cliënte erop voor te bereiden dat zij zou worden overgedragen aan een andere MDL-arts. Daarbij heeft de behandelaar cliënte een laatste knuffel willen geven om daarmee zijn behandelrelatie met cliënte te beëindigen. Cliënte had hier echter geen vrede mee. Zij heeft frequent naar de behandelaar gemaild en hierbij dreigende taal geuit. Cliënte wilde de behandelaar terug. Cliënte plaatst twee tendentieuze berichten op Facebook. De uitingen op Facebook zijn in de visie van het ziekenhuis onwenselijk. In totaal heeft zij na het incident 62 mailberichten naar de ombudsfunctionaris en andere medewerkers van het ziekenhuis gezonden. Daarnaast heeft zij geprobeerd op andere manieren contact te zoeken met haar voormalig behandelaar en probeerde ze via Facebook contactgegevens over zijn partner te verkrijgen. In een gesprek d.d. 19 april 2017 heeft de [sectormanager] aan cliënte kenbaar gemaakt dat door deze gang van zaken sprake is van een verstoorde behandelrelatie en dat behandeling bij de vakgroep MDL-artsen in het ziekenhuis niet meer mogelijk is voor cliënte. Daarnaast heeft de vakgroep MDL vastgesteld dat cliënte wat betreft MDL op dat moment uitbehandeld was. Andere zorg binnen het ziekenhuis wordt cliënte nog steeds geboden, en cliënte mag het ziekenhuis nog steeds betreden. De huisarts kan cliënte, als zij weer MDL-zorg nodig heeft, doorverwijzen naar een andere ziekenhuis.
De behandelaar is zich er achteraf terdege van bewust dat een omhelzing, ook al vond deze naar zijn mening plaats op verzoek van de cliënt, niet past in een professionele relatie. De behandelaar heeft hierover zijn spijt betuigd aan het ziekenhuis en zal in de toekomst in de omgang met cliënten meer afstand betrachten.
Klacht over de gipsmeester
Het ziekenhuis gaat akkoord met een gelijktijdige behandeling van deze klacht door de geschillencommissie, met voorbijgaan van de klachtencommissie. Inhoudelijk wordt namens het ziekenhuis het volgende naar voren gebracht. Cliënte is een aantal keren bij de orthopeed geweest. Op 19 november 2015 heeft de orthopeed cliënte 6 weken loopgips gegeven. Tevens heeft hij een recept uitgeschreven voor 45 stuks fraxiparine 0.3 ml om de kans op trombose in het been te reduceren. Op 23 november 2015 is cliënte naar de SEH gekomen vanwege een pijnlijke kuit in het gips. Op het vaatlaboratorium is een echo gedaan om trombose uit te sluiten. Trombose is uitgesloten en er is nieuw gips aangebracht. In de nacht van 26 op 27 december 2015 is cliënte naar de SEH gekomen. Er zat een zwelling boven het onderbeengips. Het gips zou 3 dagen later door de gipsmeester worden verwijderd, maar besloten is het gips direct te verwijderen met de afspraak dat cliënte contact op zou nemen met de gipskamer. Cliënte heeft een elastische kous gekregen en is geadviseerd om het been in rust hoog te leggen. Op 28 december 2015 is cliënte naar de gipskamer gekomen met pijn, waarbij haar been oedemateus bleek; er waren echter geen aanwijzingen voor trombose in het been. Cliënte heeft een tubigrip gekregen. Voor het overige kan de gipsmeester zich nu, anderhalf jaar na dato, niet meer herinneren of er op dat moment gesproken is over de noodzaak van een vaatonderzoek. Op 30 december 2015 heeft cliënte naar de gipskamer gebeld en de gipsmeester voorgesteld een vaatonderzoek te doen. Klaagster is naar de SEH gekomen. Zij was niet ziek, helder en adequaat. Er bleek sprake van trombose en longembolieën beiderzijds.
Toen mevrouw op 26 december 2015 op de SEH en op 28 december 2015 met een dik onderbeen op de gipskamer kwam is dit door beide disciplines niet als trombose geduid. Het is ingeschat als een vochtprobleem, mede gezien het gebruik van fraxipanine en het gegeven dat klaagster geen andere verschijnselen van trombose vertoonde. Het ziekenhuis is van mening dat de gipsmeester binnen zijn eigen verantwoordelijkheden heeft gehandeld.
Hij hoefde met betrekking tot het toestandsbeeld van klaagster niet te overleggen met de orthopeed. De gipsmeester is niet nalatig geweest, aldus het ziekenhuis, en zij verzoekt de commissie de klacht ongegrond te verklaren.
Het ziekenhuis verzoekt de commissie de klachten van klaagster ongegrond te verklaren en de gevraagde schade af te wijzen.
Beoordeling van het geschil
Op grond van de stukken en hetgeen door partijen over en weer is verklaard overweegt de commissie het volgende.
De commissie stelt voorop dat voor aansprakelijkheid van de zorginstelling vereist is dat voldoende aannemelijk wordt dat de zorginstelling tekort is geschoten in het nakomen van de behandelingsovereenkomst. De aanwezigheid van een fout of nalaten is een vereiste voor aansprakelijkheid van de zorginstelling. De tekortkoming moet aan de zorginstelling kunnen worden verweten en de klager moet door deze tekortkoming schade zijn toegebracht.
Klacht over de MDL-arts/de opgelegde beperkingen
De commissie merkt op dat het ziekenhuis slechts het resultaat van het intern onderzoek naar het incident heeft overgelegd. Meer in het bijzonder mist de commissie een reactie van de behandelaar op hetgeen cliënte gesteld heeft over de toedracht rondom het incident op 13 december 2016. Op basis van de stukken die de commissie ter beschikking zijn gesteld en hetgeen ter zitting is verklaard kan de commissie niet vaststellen dat van de zijde van de behandelaar sprake is geweest van seksueel grensoverschrijdend gedrag. De commissie baseert haar oordeel op het volgende. Naar aanleiding van de door cliënte ingediende klacht bij de IGZ is een intern onderzoek gedaan naar de toedracht van het incident op 13 december 2016. De IGZ is op basis van het rapport van de interne onderzoekscommissie tot de conclusie gekomen dat het onderzoek naar behoren is uitgevoerd en dat er geen sprake is geweest van seksueel grensoverschrijdend gedrag door de behandelaar jegens cliënte. Ook cliënte zelf heeft ter zitting medegedeeld dat zij de zoenen niet als seksueel grensoverschrijdend heeft ervaren. De commissie heeft geen grond gezien om tot een andere conclusie te komen. De commissie kan niet vaststellen op wiens initiatief de zoenen hebben plaats gevonden. Dat neemt echter niet weg dat het zoenen van cliënte, ook indien dit op haar initiatief zou hebben plaatsgevonden, een professionele behandelrelatie te buiten gaat. De commissie is van mening dat het om die reden gepast zou zijn geweest voor de behandelaar om naar aanleiding van het incident op 13 december 2016 niet alleen aan het ziekenhuis maar ook aan cliënte zijn excuses aan te bieden. Anders dan verzocht kan de commissie de behandelaar hiertoe echter niet verplichten.
De commissie heeft er voorts met verbazing kennis van genomen dat het gesprek op 13 december 2016 een afsluitend gesprek was dat diende om cliënte erop voor te bereiden dat zij aan een andere behandelaar zou worden overgedragen. Dit is eerst gebleken uit hetgeen ter zitting door verweerder is verklaard; dit is uit het dossier noch uit het verweer eerder naar voren gekomen. Naar het ziekenhuis onweersproken heeft verklaard is echter na het gesprek d.d. 13 december 2016 waarbij de behandelrelatie met de behandelaar werd verbroken, de zorgverlening aan cliënte via een andere MDL-arts gecontinueerd en heeft het ziekenhuis eerst nadat cliënte uitbehandeld was bij de vakgroep MDL, de MDL-zorg gestaakt. Gelet op de onweersproken gedragingen van cliënte na het incident heeft het ziekenhuis niet onrechtmatig gehandeld door op 19 april 2017 aan haar aanwezigheid in het ziekenhuis beperkingen op te leggen. Deze beperkingen dienen in hoofdzaak om verdere contacten van cliënte met de medewerkers van de vakgroep MDL, en meer in het bijzonder de voormalig behandelaar en diens partner, te verbieden.
Daarnaast dient cliënte zich te onthouden van dreigende taal jegens (andere) medewerkers van het ziekenhuis. Bij overtreding kan cliënte de toegang tot het ziekenhuis worden ontzegd.
Ten overvloede merkt de commissie op dat het cliënte derhalve vrij staat het ziekenhuis te bezoeken, zolang zij zich aan de – gerechtvaardigde – beperkingen houdt.
De commissie ziet derhalve geen aanleiding tot toekenning van de verzochte schadevergoeding, nog daargelaten dat cliënte haar verzoek om schadevergoeding niet heeft onderbouwd (zo heeft zij verklaard thans niet onder behandeling van een andere MDL-arts te zijn).
Gelet op het vorenoverwogene zal de commissie de klacht ongegrond verklaren en de gevraagde excuses en schadevergoeding afwijzen.
Klacht over de gipsmeester
In de hiervoor genoemde klacht over de gipsmeester is door het ziekenhuis verweerd gevoerd. Noch cliënte noch het ziekenhuis heeft de ingenomen standpunten nader onderbouwd. Evenmin heeft een van beide partijen aan de commissie het betreffende medisch dossier doen toekomen. Bij gebreke van onderbouwing van de ingenomen stellingen ziet de commissie zich derhalve genoodzaakt om cliënte niet ontvankelijk te verklaren in haar klacht omtrent de gipsmeester.
Beslissing
De commissie;
– verklaart de klacht over de MDL- arts ongegrond;
– verklaart klaagster in de klacht over de gipsmeester niet ontvankelijk;
– wijst de gevraagde excuses en schadevergoeding af.
Aldus beslist op 20 september 2017 door de Geschillencommissie Ziekenhuizen.