Niet uitvoeren van oogdrukmeting is geen nalatigheid

De Geschillencommissie Zorg




Commissie: Optiek    Categorie: (On) zorgvuldigheid    Jaartal: 2022
Soort uitspraak: bindend advies   Uitkomst: ongegrond   Referentiecode: 177679/182335

De uitspraak:

Waar gaat de uitspraak over?

Volgens de consument is de ondernemer nalatig geweest, aangezien er van 2016 tot en met 2021 geen oogdrukmeting heeft plaatsgevonden. Bij de consument is vervolgens in 2021 glaucoom vastgesteld. De ondernemer meent niet zorgvuldig gehandeld te hebben, aangezien een oogdrukmeting niet nodig is voor het vaststellen van refractieafwijkingen. Ook kan de ondernemer de consument niet doorverwijzen naar de oogarts, omdat alleen de huisarts dat kan doen.

Naar het oordeel van de commissie is het uitvoeren van een oogdrukmeting geen standaardhandeling bij het aanmeten van een bril of contactlenzen. Ook was er geen sprake van omstandigheden waaruit de ondernemer had moeten opmaken dat een oogdrukmeting in dit geval wél nodig was. De hoge oogdruk en het ontdekken van het glaucoom kan niet aan de ondernemer worden toegerekend. De klacht is ongegrond.

De uitspraak

Behandeling van het geschil
Partijen zijn overeengekomen om dit geschil bij bindend advies door de Geschillencommissie Optiek (hierna: de commissie) te laten beslechten.

De commissie heeft kennis genomen van de overgelegde stukken.

Het geschil is ter zitting behandeld op 4 november 2022 te Den Haag.

Partijen zijn in de gelegenheid gesteld om via een live-videoverbinding (hierna: digitaal) ter zitting hun standpunt toe te lichten.

De consument is digitaal op de zitting verschenen.

Voor de ondernemer is [naam] en [naam] (ARAG Rechtsbijstand) digitaal op de zitting verschenen.

Onderwerp van het geschil
Het geschil vloeit voort uit de van 2016 tot en met 2021 tussen partijen tot stand gekomen overeenkomsten met betrekking tot kort gezegd door de ondernemer geleverde lenzen en een bril tegen door de consument betaalde bedragen.

Standpunt van de consument
Het ter zitting toegelichte standpunt van de consument luidt in hoofdlijn als volgt.

Van 2016 tot en met 2021 is de consument klant geweest bij de ondernemer, vanaf het aanmeten van lenzen in 2016 tot de vaststelling van glaucoom in 2021. De ondernemer had in die jaren geen apparaat om de oogdruk te meten.

Had de ondernemer dat apparaat toen wel gehad, dan had deze de hoge oogdruk bij de consument direct vastgesteld en was de flinke zenuwschade aan beide ogen van de consument beperkt gebleven.

Dat de ondernemer inmiddels wel een oogdruk apparaat heeft aangeschaft, bevestigt dat de ondernemer dergelijke metingen wel degelijk als belangrijk onderdeel van haar vak ziet. Vele opticiens hebben inmiddels ook zo’n apparaat staan en dat hoort gewoon bij de zorg die een opticien anno 2022 hoort te leveren. De ondernemer is nalatig geweest. De eerste symptomen van glaucoom is een verhoogde oogdruk en daar kan niemand (ook de huisarts niet) een diagnose over vellen, behalve de opticien.

Er zijn rechtszaken geweest over exact dezelfde kwestie als die van de consument en toen is de ondernemer in het gelijk gesteld omdat de richtlijnen van de brancheorganisatie nog niet adviseerden over het gebruik van een oogdrukmeting. Inmiddels heeft de brancheorganisatie NUVO alle tijd gehad om orde op zaken te stellen. Zij moeten die verantwoordelijkheid nu nemen en de consument eist daarom een schadevergoeding voor onherstelbare zenuwschade aan beide ogen en voor psychische schade.

De consument verlangt kort gezegd een vergoeding voor lichamelijke en mentale schade.

Standpunt van de ondernemer
Het ter zitting toegelichte standpunt van de ondernemer luidt in hoofdlijn als volgt.

In de periode 2016 tot en met 2021 heeft de consument meerdere malen contactlenzen bij de ondernemer gekocht en eenmaal een bril. De ondernemer is opticien en lenzenspecialist en doet oogmetingen om refractieafwijkingen vast te stellen en om een geschikte lens- of brilcorrectie te kunnen aanbieden. Oogdrukmetingen zijn daarvoor niet nodig en maken standaard geen deel uit van het meten van een refractieafwijking.

Vanaf 2010 beschikt de ondernemer wel over een oogdrukmeetapparaat en die pleegt te worden gebruikt bij brildragende klanten vanaf 40-45 jaar of als klanten er om vragen. De consument heeft er nooit om gevraagd en is bovendien lensdrager en bij lensdragers geeft een oogdrukmeting doorgaans onbetrouwbare uitkomsten. Anders dan de oogarts, kan een opticien bovendien niet in het oog zelf kijken. De ondernemer is geen medisch behandelaar en kan ook niet doorverwijzen naar een oogarts, dat kan alleen een huisarts doen. Bovendien gaf de consument omstreeks oktober 2018 aan dat een arts bij controle alles goed had bevonden. Een oogdrukmeting door een oogarts is betrouwbaarder en nauwkeuriger dan die van een opticien. Bij bezoek aan de ondernemer heeft de consument nooit oog- of pijnklachten gemeld. De ondernemer heeft geen fout gemaakt en valt niets te verwijten, zodat er geen grond is voor een schadevergoeding.

Beoordeling van het geschil
De commissie overweegt als volgt.

Dit geding beperkt zich tot de rechtsverhouding tussen partijen. De brancheorganisatie is hierin geen partij en de door de consument geuite kritiek op de brancheorganisatie ligt niet ter beoordeling aan de commissie voor.

De consument legt aan de voorliggende klacht in de kern ten grondslag dat de ondernemer tekort is geschoten doordat zij in de periode 2016 tot en met 2021 geen oogdrukmeting heeft gedaan. Volgens de consument heeft de ondernemer daardoor bij hem geen (te) hoge oogdruk vastgesteld, waardoor beschadigingen bij hem beperkt zouden zijn gebleven.

Anders dan de consument meent, kan niet worden geoordeeld dat een opticien zoals de ondernemer voor het aanmeten van lenzen of een bril steeds zonder meer een oogdrukmeting hoort uit te voeren. Dat veel opticiens hiermee adverteren en wel oogdrukmetingen plegen uit te voeren, maakt dit als zodanig niet anders.

Voor zover de consument stelt dat de ondernemer bij hem een oogdrukmeting had moeten uitvoeren, zijn concrete omstandigheden die voor de ondernemer aanleiding daarvoor hadden moeten zijn, in het licht van de stukken niet (voldoende) aannemelijk geworden. Bovendien mag de consument van een oogdrukmeting door een opticien zoals de ondernemer, redelijkerwijs niet verwachten dat de daarvoor gebruikte apparatuur van hetzelfde hoogwaardige kwaliteitsniveau is als bij een oogarts of dat de bediener ervan over dezelfde oogheelkundige medisch-specialistische kennis en -kunde beschikt als een oogarts.

Het begrip ‘opticien’ is als zodanig ook niet beschermd, voor opticiens gelden (vooralsnog) geen bindende kwaliteitsnormen en een opticien is geen medisch behandelaar en niet BIG-geregistreerd.

Verder bevatten de stukken geen concrete aanwijzingen op basis waarvan de ondernemer de consument had dienen door te verwijzen naar enige arts. Daaruit volgt wel dat de consument na doorverwijzing door de huisarts eerst sinds 9 april 2021 bij een oogarts onder behandeling is gekomen, waar toen glaucoom werd gediagnostiseerd. Dat eerst toen glaucoom bij de consument werd gediagnostiseerd valt te betreuren, maar valt – evenmin als een hoge oogdruk – als zodanig niet aan de ondernemer te verwijten of toe te rekenen. Net als andere uit het dossier blijkende medische klachten, komen de hem persoonlijk betreffende medische omstandigheden en gezondheidssituatie voor risico van de consument zelf. De consument mag de ondernemer daarvoor niet zonder meer verantwoordelijk houden.

Nu niet aannemelijk is geworden dat de ondernemer niet heeft gehandeld zoals van een redelijk bekwaam en redelijk handelend opticien mocht worden verwacht, is er geen grond voor de door de consument verlangde schadevergoeding. Alles bij elkaar concludeert de commissie dat de klacht ongegrond is. Wat partijen verder nog aanvoeren, bevat geen feiten die de commissie anders kunnen doen beslissen. De commissie beslist als volgt.

Beslissing
De commissie wijst het meer of anders door de consument verlangde af.

Aldus beslist door de Geschillencommissie Optiek, bestaande uit de heer mr. M.G.W.M. Stienissen, voorzitter, de heer mr. C.A. Bontje en de heer R.F. Sikking, leden, op 4 november 2022.