Commissie: Ambulancezorg
Categorie: Schade
Jaartal: 2017
Soort uitspraak: -
Uitkomst: -
Referentiecode:
110510
De uitspraak:
In het geschil tussen
Cliënt en Ambulance Amsterdam, gevestigd te Amsterdam,(verder te noemen: de zorgaanbieder).
Behandeling van het geschil
Partijen zijn overeengekomen dit geschil bij bindend advies door de Geschillencommissie Ambulancezorg (verder te noemen: de commissie) te laten beslechten.
De commissie heeft kennis genomen van de stukken, die door de partijen zijn overgelegd.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 11 augustus 2017 te Eindhoven.
Partijen – de zorgaanbieder met bericht van verhindering – zijn niet bij de mondelinge behandeling verschenen.
Onderwerp van het geschil
De cliënt beklaagt zich erover dat zijn portemonnee/portefeuille (verder: de portemonnee) met inhoud, die zich in de ambulance bevond, tijdens zijn vervoer per ambulance is kwijtgeraakt.
Standpunt van de cliënt
Voor het standpunt van de cliënt verwijst de commissie allereerst naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt van de cliënt op het volgende neer.
De cliënt is op 27 maart 2017 op zijn werk te Amsterdam gevallen waarbij hij onder meer een armbreuk heeft opgelopen. Er is toen een ambulance ter plaatse gekomen. Nadat een van de collega’s van de cliënt de tas van de cliënt met daarin zijn dagelijkse kleding en spullen aan een ambulancemedewerker (verder: de medewerker) had afgegeven, is de cliënt vanaf zijn werk door de zorgaanbieder per ambulance vervoerd naar het ziekenhuis te Amsterdam-Oost. Tijdens dat vervoer heeft de ambulancemedewerker naar de personalia van de cliënt gevraagd. De cliënt heeft de medewerker verzocht om zijn identiteitskaart uit zijn portemonnee, die zich in de tas bevond, te nemen, zodat hij de personalia van de cliënt kon noteren. Dat heeft de medewerker ook gedaan. In het ziekenhuis aangekomen, is de cliënt eerst naar de afdeling spoedeisende hulp (verder: SEH) en daarna naar een andere afdeling gebracht. Een verpleegster heeft de tas van de cliënt naar die andere afdeling gebracht. Toen de cliënt in zijn tas keek, lag zijn identiteitskaart daar los in, maar zijn portemonnee heeft hij daarin niet aangetroffen. De cliënt heeft op de beide afdelingen waar hij was geweest, tevergeefs navraag gedaan of men zijn portemonnee had gevonden. In zijn portemonnee zaten zijn bankpas, twee rijbewijzen, creditcards, visitekaartjes en een bedrag van € 500,– in contanten.
De cliënt stelt de volgende schade geleden te hebben: € 40,– voor de aanschaf van een nieuw rijbewijs, € 7,50 voor een nieuwe bankpas, verlies van € 500,– contant geld en € 20,– voor de taxirit van het ziekenhuis naar huis. De cliënt stelt de zorgaanbieder aansprakelijk voor deze schade en verlangt dat de commissie hem ten laste van de zorgaanbieder een vergoeding toekent van € 607,50.
Standpunt van de zorgaanbieder
Voor het standpunt van de zorgaanbieder verwijst de commissie allereerst naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt van de zorgaanbieder op het volgende neer.
De zorgaanbieder heeft de medewerker bevraagd, die het volgende heeft verklaard. Een collega van de cliënt heeft de medewerker een (open) tas van de cliënt overhandigd. Vlak voor het vertrek kwam het ambulanceteam erachter dat men de tas vergeten was mee te nemen. De ambulancechauffeur is toen teruggegaan om de tas op te halen. De medewerker heeft de cliënt naar zijn identiteitskaart gevraagd, die zich zou bevinden in een portemonnee in de tas. Door allerlei zorghandelingen tijdens het vervoer van de cliënt is de medewerker er niet aan toegekomen om de identiteitskaart te pakken. Om in verband met de vooraankondiging van de gegevens van de cliënt aan het ziekenhuis toch informatie te hebben, heeft de medewerker in verband met een taalbarrière en een ingewikkelde achternaam van de cliënt diens geboortedatum en achternaam cijfer voor cijfer en letter voor letter door de cliënt laten spellen. Bij aankomst in het ziekenhuis zijn de achternaam en de geboortedatum meegedeeld aan het aanwezige team van de afdeling SEH en de medewerkster van de patiëntenadministratie. De tas van de cliënt is bij aankomst in het ziekenhuis in aanwezigheid van het team van de afdeling SEH in het venster van de traumakamer neergelegd. De medewerker heeft de personalia van de cliënt overgenomen uit de patiëntenadministratie van de afdeling SEH. De zorgaanbieder stelt dat hij de cliënt in een uitgebreide email heeft meegedeeld dat op basis van de haaks op elkaar staande verklaringen en het feit dat de tas in het zorgproces door meerdere personen van hand tot hand is gegaan, niet aannemelijk is gemaakt dat de zorgaanbieder een aandeel heeft gehad in de vermissing van eigendommen van de cliënt en dat hij daarom geen aansprakelijkheid aanvaardt.
Beoordeling van het geschil
De commissie heeft het volgende overwogen.
Vooropgesteld wordt dat tussen cliënt en de zorgaanbieder op 27 maart 2017 een overeenkomst inzake het verlenen van ambulancezorg tot stand is gekomen. Dit is een overeenkomst gericht op behandeling en/of begeleiding waarop de Wet Geneeskundige Behandelingsovereenkomst van toepassing is. Voor aansprakelijkheid van de zorgaanbieder in dit kader is vereist dat voldoende aannemelijk is dat deze tekort is geschoten in de nakoming dan wel de uitvoering van voornoemde behandelingsovereenkomst. De tekortkoming moet aan de zorgaanbieder kunnen worden verweten en de cliënt moet door deze tekortkoming schade zijn toegebracht. De commissie dient thans de vraag te beantwoorden of de zorgaanbieder tekort is geschoten jegens de cliënt.
De cliënt houdt de zorgaanbieder aansprakelijk voor het verlies van zijn portemonnee met de door hem gestelde, hiervoor weergegeven inhoud. De cliënt stelt daartoe dat dat verlies heeft plaatsgevonden toen hij door de zorgaanbieder per ambulance naar het ziekenhuis werd vervoerd. De zorgaanbieder heeft dit laatste betwist en de aansprakelijkheid van de hand gewezen.
Naar het oordeel van de commissie is voor aansprakelijkheid van de zorgaanbieder vereist dat het aannemelijk is dat de cliënt zijn portemonnee is kwijtgeraakt door toedoen of nalatigheid van de zorgaanbieder.
Direct bewijs – bijvoorbeeld in de vorm van (een) getuigenverklaring(en) – dat de cliënt zijn portemonnee is kwijtgeraakt door toedoen of nalatigheid van de zorgaanbieder ontbreekt. De verklaringen van de cliënt, zoals die voorkomen in de door hem aan de commissie overgelegde brief van 29 maart 2017 en in zijn ongedateerde klachtbrief, beide gericht aan de zorgaanbieder, zijn op onderdelen tegenstrijdig dan wel inconsistent. Immers, in de eerstgenoemde brief staat vermeld dat de ambulancemedewerker de portemonnee van de cliënt heeft gepakt en daaruit zijn legitimatiebewijs heeft genomen, dat die medewerker het legitimatiebewijs heeft teruggedaan in de tas maar zijn portemonnee niet. Naar het oordeel van de commissie suggereert deze vermelding dat de cliënt heeft gezien wat de medewerker met de portemonnee (niet) heeft gedaan. Echter in zijn klachtbrief heeft de cliënt vermeld dat zijn ID-kaart in zijn portemonnee zat, die zich in zijn tas bevond, dat hij de medewerker heeft verzocht om zijn ID-kaart eruit te halen, dat hij gezien heeft dat de medewerker dat ook heeft gedaan, maar dat hij niet gezien heeft wat de medewerker met zijn portemonnee heeft gedaan. Ook het politieproces-verbaal dat door de cliënt is overgelegd, biedt geen soelaas omdat het niet méér bevat dan een weergave van wat de cliënt tegenover de politie heeft verklaard, namelijk – voor zover van belang – dat de ambulancemedewerker de portemonnee van de cliënt in handen heeft gehad en daaruit het vreemdelingendocument van de cliënt heeft genomen voor het noteren van de personalia. Het proces-verbaal vermeldt niet wat de medewerker volgens de cliënt vervolgens met de portemonnee heeft gedaan. Om die reden zijn twijfels gerezen omtrent de geloofwaardigheid van deze verklaringen en bieden deze op zichzelf onvoldoende aanknopingspunten voor de aanname dat de portemonnee door toedoen van (een medewerker van) de zorgaanbieder is kwijtgeraakt.
Nu direct bewijs ontbreekt, heeft de commissie aan de hand van de overgelegde stukken beoordeeld of door middel van een bewijsconstructie andere feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die tot het oordeel kunnen leiden dat de portemonnee van de cliënt door toedoen of nalaten van de zorgaanbieder is kwijtgeraakt. Een dergelijke constructie dient dan wel logisch sluitend te zijn en mag geen reële ruimte laten voor de mogelijkheid dat het kwijtraken van de portemonnee aan niemand anders is te wijten. De commissie is daarin niet geslaagd. Uit de door partijen overgelegde stukken blijkt namelijk dat de tas van de cliënt na het hem overkomen ongeval in de handen van ten minste drie personen is geweest: achtereenvolgens van een collega van de cliënt, van de medewerker en van een verpleegster van het ziekenhuis. Bovendien heeft de tas (al dan niet beheerd) buiten bereik van de cliënt op de SEH gelegen, hetgeen valt af te leiden uit de klachtbrief van de cliënt aan de zorgaanbieder, waarin de cliënt aangeeft dat hij van de afdeling SEH naar een andere afdeling van het ziekenhuis is overgebracht, waar een verpleegster hem de tas heeft gebracht. Toen de cliënt van de SEH naar de afdeling werd vervoerd, is de tas kennelijk niet gelijktijdig met hem mee vervoerd. Zonder enig beschuldigend oordeel uit te spreken, moet de commissie vaststellen dat het bij deze gang van zaken niet is uitgesloten dat de portemonnee door toedoen of nalaten van één van de andere hiervoor genoemde personen is kwijtgeraakt.
Op grond van de voorgaande overwegingen concludeert de commissie dat niet met voldoende zekerheid is komen vast te staan dat cliënt zijn portemonnee is kwijtgeraakt en dat, indien daarvan al moet worden uitgegaan, het niet althans in onvoldoende mate aannemelijk is geworden dat het aan de zorgaanbieder te wijten valt dat de cliënt zijn portemonnee is kwijtgeraakt. De slotsom is dat de klacht van de cliënt ongegrond moet worden verklaard en dat de door hem verlangde financiële vergoeding moet worden afgewezen.
Beslissing
De commissie:
– verklaart de klacht van de cliënt ongegrond;
– wijst de door de cliënt verlangde financiële vergoeding af.
Aldus beslist door de Geschillencommissie Ambulancezorg op 11 augustus 2017.