Commissie: Zorg Algemeen
Categorie: Zorgvuldigheid
Jaartal: 2020
Soort uitspraak: bindend advies
Uitkomst: gegrond
Referentiecode:
31000/41316
De uitspraak:
Waar gaat de uitspraak over
De cliënt is bij de zorgaanbieder gaan wonen om daar behandeld te worden voor zijn alcoholverslaving. In april 2020, in coronacrisistijd, is de cliënt door de zorgaanbieder plotseling met een time out op straat gezet. Hierdoor heeft de cliënt in een paniekreactie een biertje gekocht. Na enkele slokken besefte hij dat dit verkeerd was en heeft hij het weggegooid. De cliënt heeft dit bij zorgaanbieder gemeld en het gevolg was dat hij werd uitgezet. De zorgaanbieder constateerde dat de cliënt aan het gamen was, wat niet mocht. Toen is hem een time-out van tien dagen gegeven. Tijdens deze time-out heeft de cliënt alcohol gebruikt en daarom is hij uitgezet. De zorgaanbieder onderbouwt zijn beslissing tot onmiddellijke beëindiging van de overeenkomst en huisvesting van de cliënt door te verwijzen naar de algemene voorwaarden. De commissie kan niet vaststellen of de cliënt wel op de hoogte was van deze voorwaarden en of deze wel aan hem zijn overhandigd. De commissie kan niet concluderen of de zorgaanbieder met een beroep op de algemene voorwaarden, de reglementen en de huisregels bevoegd was om de overeenkomst met onmiddellijke ingang te beëindigen vanwege het gamen en het nuttigen van alcohol. De klacht is gegrond en van de zorgaanbieder mag verwacht worden dat hij zich inspant om voor cliënt een andere passende plaats in een safe house ergens anders in Nederland te vinden.
Volledige uitspraak
In het geschil tussen
Cliënt, wonende te [woonplaats]
en
Stichting Nova House, gevestigd te Amsterdam, (hierna te noemen: de zorgaanbieder).
Behandeling van het geschil
Partijen zijn overeengekomen dit geschil bij bindend advies door de Geschillencommissie Zorg Algemeen (verder te noemen: de commissie) te laten beslechten.
Cliënt heeft te kennen gegeven niet mondeling door de commissie gehoord te willen worden, terwijl de zorgaanbieder de wens om mondeling gehoord te worden niet kenbaar heeft gemaakt.
De behandeling van het geschil heeft plaatsgevonden op 13 november 2020.
Onderwerp van het geschil
Het geschil betreft de onmiddellijke beëindiging van de overeenkomst tussen partijen, waardoor de huisvesting van cliënt bij de zorgaanbieder eveneens onmiddellijk werd beëindigd.
Standpunt van cliënt
Voor het standpunt van de cliënt verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.
Cliënt is in januari 2020 bij de zorgaanbieder gaan wonen om daar behandeld te worden voor zijn alcoholverslaving. Tijdens het intakegesprek is cliënt duidelijk gemaakt dat het beleid bij de zorgaanbieder volledige onthouding is. Er is echter alleen gesproken over een zero tolerance beleid ten aanzien van het gebruik van alcohol en drugs en alleen voor dat beleid heeft cliënt getekend. Er is niet gesproken over geheelonthouding met betrekking tot computergebruik en gamen, waarover ook op de website van de zorgaanbieder noch in het document dat cliënt heeft ondertekend iets staat vermeld. Wat het extra wrang maakt, is dat het voor iedereen die bij de zorgaanbieder woonde mogelijk en toegestaan was om op de eigen kamer een computer te hebben. Het was cliënt duidelijk, dat het niet de bedoeling was om tijdens de behandelperiode bij de zorgaanbieder onevenredig veel tijd door te brengen achter de computer, of het nou gamen of ander computergebruik betrof. De coronacrisis en het gedrag van een medebewoner hebben voor cliënt geleid tot een meer geïsoleerd leven op zijn kamer.
Op 7 april 2020 – in coronacrisistijd – is cliënt door de zorgaanbieder plotseling en zeer onterecht met een time out op straat gezet. Als gevolg van deze traumatiserende time-out en de manier waarop dit is gebeurd in een tijd, waarin juist iedereen – en met name kwetsbare mensen zoals cliënt –niet alleen vanuit een moreel en menselijk oogpunt, maar ook vanuit een tijdelijke wetgeving beschermd had moeten worden, heeft cliënt in een eerste paniekreactie zijn heil gezocht in zijn verslaving en een biertje gekocht, dat hij, na enkele slokken daarvan te hebben genomen en wetende dat dit verkeerd was, heeft weggegooid. In al zijn eerlijkheid heeft cliënt dit aan de zorgaanbieder opgebiecht met als gevolg dat hij niet meer mocht terugkeren naar de zorgaanbieder, de plek waar hij al zijn vertrouwen in een nieuwe toekomst zonder verslaving, vooruitzicht op werk, een vast inkomen en een eigen woning had neergelegd. Dit heeft cliënt ernstig onderuit gehaald. Opnieuw werd hij teruggeworpen op zichzelf en in de tijd en had hij het gevoel bijna weer van voren af aan te moeten beginnen.
De zorgaanbieder heeft met de uitzetting geen rekening gehouden met de bijzondere omstandigheden, die door de coronacrisis veroorzaakt zijn. Er was geen fysieke begeleiding en geen dagbesteding voor cliënt. Datgene wat nodig was om cliënt weer zelfstandig mens te laten worden, werd door de coronacrisis niet mogelijk gemaakt. Voor de dagbesteding moest cliënt zelf zorgen. Binnen blijven was het advies. Dat maakte dat cliënt niet veel keuzes had en dus een keuze heeft gemaakt, die normaal gesproken minder/niet mogelijk zou zijn geweest.
Cliënt stelt de zorgaanbieder aansprakelijk voor de materiële en immateriële schade die hij door diens handelen heeft geleden en nog zal lijden. Als cliënt in zijn nieuwe woongemeente in aanmerking komt voor een uitkering dan zal deze lager zijn dan de uitkering van de gemeente Amsterdam omdat hij tijdelijk bij zijn ouders inwoont. Cliënt is aan zijn ouders een maandelijkse huur verschuldigd van € 600,– en voor eten en drinken dient hij hen € 250,– per maand te betalen. Hiervoor bouwt hij bij hen over de periode dat hij bij hen inwoont – van mei 2020 tot en met januari 2021 –een schuld op van € 7.650,–, die hij nu en in de nabije toekomst niet kan aflossen. Het feit dat cliënt geen eigen inkomen had en moest blijven leven van een uitkering heeft hem ernstig geschaad. Hiervoor verzoekt hij om toekenning van een immateriële schadevergoeding van € 7.350,–. Verder wenst cliënt een passend vervangend woonverblijf elders in Nederland, bemiddeling bij de aanvraag van een nieuwe uitkering en excuses voor de strakke handhaving van de regels tijdens de coronacrisis en het onbegrip van de zorgaanbieder hiervoor.
Standpunt van de zorgaanbieder
Voor het standpunt van de zorgaanbieder verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.
Bij de intakegesprekken is aan cliënt duidelijk gemaakt dat de zorgaanbieder kiest voor volledige onthouding. Dit is anders dan “het leren leven met gebruik”. Aan cliënt is uitgelegd dat gebruik van middelen of terugval in oud gedrag tot uitzetting zou leiden. Het belang van die regel is vooral de bescherming van de overige bewoners/cliënten. Voor dat beleid is door cliënt ook getekend.
Tijdens een onaangekondigd bezoek is vastgesteld dat cliënt aan het gamen was. Dit was verboden. Cliënt erkende veel en regelmatig te gamen. Daarop heeft de zorgaanbieder hem een time-out van tien dagen gegeven, hetgeen feitelijk inhield een schorsing van verblijf en geen deelname aan groepen. De individuele begeleiding continueerde tijdens de schorsing. Tijdens de time-out heeft cliënt alcohol gebruikt en daarop is hij uitgezet. Dat gebeurt in alle gevallen van gebruik bij iedereen.
Uit de klacht van cliënt blijkt dat hij vervolgens bij zijn ouders is ingetrokken. Kennelijk ziet de gemeente dat als inwonend en heeft dat gevolgen voor zijn uitkering. Desgewenst kan cliënt hiertegen bezwaar maken bij de gemeente. Op (bijstand)uitkeringen heeft de zorgaanbieder geen invloed en de afspraken die cliënt heeft gemaakt met zijn ouders zijn niet ter beoordeling aan de zorgaanbieder.
De zorgaanbieder kent een hoog slagingspercentage. Om dit percentage te handhaven dient de zorgaanbieder zich streng op te stellen. Cliënt heeft in strijd gehandeld met de regels die hij kende en die hij heeft geaccepteerd. Zijn financiële positie, waarvan een onderbouwing ontbreekt, is op geen enkele wijze te wijten aan de zorgaanbieder. De klacht van cliënt moet worden afgewezen.
Beoordeling van het geschil
De commissie heeft op grond van de door partijen overgelegde stukken het volgende overwogen.
De commissie merkt de handelwijze van de zorgaanbieder aan als een ontbinding van de overeenkomst tussen partijen wegens wanprestatie van cliënt.
De zorgaanbieder heeft – kennelijk ter onderbouwing van zijn beslissing tot onmiddellijke beëindiging van die overeenkomst en de huisvestging van cliënt –een door cliënt voor akkoord ondertekend exemplaar van zijn algemene voorwaarden aan de commissie overgelegd. Artikel 11 onder b. van die voorwaarden houdt het volgende in: “In geval van overtreding van de reglementen behoudt Nova House zich het recht voor om cliënten op ieder moment van verdere deelname aan het programma uit te sluiten. In dat geval volgt onmiddellijke verwijdering uit Nova House (…)”. De algemene voorwaarden zelf houden voor cliënt geen verbodsbepalingen noch gedragsvoorschriften in.
De commissie heeft niet kunnen vaststellen dat cliënt bij het aangaan van de overeenkomst kennis droeg van de in dat artikel genoemde reglementen dan wel de huisregels van de zorgaanbieder laat staan dat de commissie heeft kunnen vaststellen dat de zorgaanbieder cliënt een exemplaar van die reglementen en huisregels heeft overhandigd. Ook de commissie beschikt niet over die reglementen en huisregels, waardoor zij niet heeft kunnen achterhalen of cliënt zich schuldig heeft gemaakt aan hetgeen daarin als verboden is opgenomen en daardoor wanprestatie heeft gepleegd.
De zorgaanbieder heeft gesteld dat hij cliënt mondeling heeft meegedeeld dat gamen verboden is, hetgeen cliënt heeft betwist. Verder heeft cliënt onweersproken aangevoerd dat hij tijdens gesprekken met de zorgaanbieder had aangegeven wel eens te gamen en dat toen niet is gezegd dat dat absoluut niet mocht.
Op grond van het voorgaande kan de commissie niet tot de conclusie komen dat de zorgaanbieder met een beroep op de algemene voorwaarden, de reglementen en de huisregels noch anderszins bevoegd was bij de vaststelling dat cliënt had gegamed en alcohol had gedronken de overeenkomst met onmiddellijke ingang te beëindigen. Dit betekent dan ook dat de klacht van cliënt gegrond verklaard dient te worden.
Juridisch moet het ervoor worden gehouden dat de overeenkomst tussen partijen niet is geëindigd. Echter tegen de achtergrond van de gedragingen van cliënt kan van de zorgaanbieder in redelijkheid niet worden gevergd dat hij cliënt, die dit overigens niet heeft gevorderd, opnieuw huisvesting, sociaal-maatschappelijke ondersteuning en herstelbegeleiding aanbiedt. Wel mag van de zorgaanbieder worden verwacht dat hij zich ervoor inspant om voor cliënt een andere passende plaats in een safe house elders in Nederland te vinden.
De vordering
Cliënt verlangt van de zorgaanbieder een materiële en immateriële schadevergoeding. De zorgaanbieder heeft betwist een dergelijke vergoeding verschuldigd te zijn. Cliënt heeft deze vordering weliswaar gespecificeerd, maar niet met bescheiden onderbouwd. Dit betekent dat de commissie de vordering tot schadevergoeding niet kan toewijzen, maar deze zal afwijzen.
De commissie is niet bevoegd de zorgaanbieder te verplichten bemiddeling de verlenen bij de aanvraag door cliënt van een nieuwe uitkering. Evenmin is de commissie bevoegd de zorgaanbieder te verplichten zijn excuses aan cliënt te maken. Los daarvan valt niet goed in te zien welke waarde door de commissie te bevelen excuses hebben als deze niet vrijwillig en mogelijk gemeend, maar afgedwongen zijn. Ook deze vorderingen zal de commissie afwijzen.
Het klachtengeld
Nu de klacht van cliënt gegrond verklaard zal worden, dient de zorgaanbieder overeenkomstig het reglement van de commissie het door cliënt betaalde klachtengeld aan hem te vergoeden.
Beslissing
De commissie:
– verklaart de klacht van cliënt gegrond;
– verstaat dat van de zorgaanbieder mag worden verwacht dat hij zich ervoor inspant om voor cliënt een andere passende plaats in een safe house elders in Nederland te vinden;
– wijst de vorderingen van cliënt af;
– bepaalt dat de zorgaanbieder binnen veertien dagen na ontvangst van dit bindend advies een bedrag van € 52,50 aan cliënt dient te vergoeden wegens van het door hem betaalde klachtengeld.
Aldus beslist op 13 november 2020 door de Geschillencommissie Zorg Algemeen, bestaande uit de heer mr. J.M.P. Drijkoningen, voorzitter, de heer dr. J.W. Stenvers, de heer mr. R.P. Gerzon, leden, in aanwezigheid van de heer mr. L.G.H. Cox, secretaris.