
Commissie: Ziekenhuizen
Categorie: schadevergoeding/ dienstverlening
Jaartal: 2023
Soort uitspraak: bindend advies
Uitkomst: ongegrond
Referentiecode:
203215/206145
De uitspraak:
Waar gaat de uitspraak over?
Cliënte klaagt over het feit dat zij door de zorgaanbieder onjuist is geïnformeerd over de waarde van de ejectiefractie (verder: EF). Vanwege een achteruitgang van het EF-percentage van 49% naar 44% is haar door de zorgaanbieder geadviseerd om contact op te nemen met haar cardioloog. Omdat haar eigen cardioloog geen tijd had haar op korte termijn te zien, heeft zij haar cardioloog in Londen – bij wie zij in 2018 onder behandeling is geweest – geraadpleegd en heeft zij in Londen zowel een CT-scan als een MRI van het hart laten maken waarbij is vastgesteld dat de EF juist verbeterd is van 49% naar 52%. De misinformatie van de zorgaanbieder heeft haar veel angst en stress bezorgd en haar onnodig op kosten gejaagd. Deze wil zij vergoed zien.
De commissie is van oordeel dat het medisch niet noodzakelijk was om naar Londen af te reizen voor een vervolgonderzoek. Cliënte had zich ook tot de cardioloog van de zorgaanbieder kunnen wenden. Voorts is de meting van een EF een momentopname, waardoor er altijd afwijkingen kunnen zijn. Om die reden is cliënte juist naar een cardioloog verwezen. De klacht is ongegrond en de vordering tot schadevergoeding wordt afgewezen.
De uitspraak
In het geschil tussen
mevrouw [naam], wonende te [plaatsnaam] (hierna te noemen: de cliënte)
en
Prinses Máxima Centrum voor Kinderoncologie B.V., gevestigd te Utrecht
(hierna te noemen: de zorgaanbieder).
Behandeling van het geschil
Partijen zijn overeengekomen dit geschil bij bindend advies door de Geschillencommissie Ziekenhuizen (verder te noemen: de commissie) te laten beslechten.
De commissie heeft kennisgenomen van de overgelegde stukken.
De behandeling heeft plaatsgevonden op 25 augustus te Den Haag.
Partijen zijn niet voor de zitting opgeroepen.
Beoordeling
De commissie overweegt als volgt.
Cliënte heeft een klacht aan de commissie voorgelegd over de uitslag van een onderzoek naar de EF uit de hartkamer. Vanwege een verminderd EF is cliënte geadviseerd om contact op te nemen met haar eigen cardioloog. Zij kon pas na vijf weken een telefonische afspraak met deze cardioloog maken. Omdat zij erg ongerust was, heeft zij een cardioloog geraadpleegd die haar eerder heeft behandeld in Londen en aldaar de noodzakelijke onderzoeken laten uitvoeren. Uit deze onderzoeken bleek dat de EF niet verminderd, maar juist toegenomen was.
De misinformatie van de zorgaanbieder heeft haar veel angst en stress bezorgd en haar onnodig op kosten gejaagd. Cliënte vordert de kosten die zij voor de nadere onderzoeken in Londen heeft moeten maken van de zorgaanbieder, een totaalbedrag van € 5.380,01.
Op grond van de geneeskundige behandelingsovereenkomst moet de zorgaanbieder bij zijn werkzaamheden de zorg van een goede hulpverlener in acht nemen en daarbij handelen in overeenstemming met de op hem rustende verantwoordelijkheid, voortvloeiende uit de voor hulpverleners geldende professionele standaard (artikel 7:453 van het Burgerlijk Wetboek). Deze zorgplicht houdt in dat de zorgaanbieder die zorg moet betrachten die een redelijk bekwaam en redelijk handelende hulpverlener in dezelfde omstandigheden zou hebben betracht.
De verplichting die voor de zorgaanbieder voortvloeit uit een geneeskundige behandelingsovereenkomst, wordt in beginsel niet aangemerkt als een resultaatsverplichting, waarbij de zorgaanbieder moet instaan voor het bereiken van een bepaald resultaat, maar als een inspanningsverplichting, waarbij de zorgaanbieder zich verplicht zich voor het bereiken van een bepaald resultaat in te spannen. De reden hiervoor is dat het bij een geneeskundige behandeling meestal niet mogelijk is een bepaald resultaat te garanderen, omdat het menselijk lichaam in het (genezings-)proces een ongewisse factor vormt; zelfs bij onberispelijk medisch handelen, kan het beoogde resultaat uitblijven. Van een tekortkoming kan dan ook pas worden gesproken, indien komt vast te staan dat de behandelend arts zich onvoldoende heeft ingespannen of bij de inspanning een fout heeft gemaakt.
De commissie zal de klachten van cliënte, afgezet tegen het hierboven geschetste toetsingskader, beoordelen.
Ambtshalve is de commissie bekend dat de meting door middel van een echocardiogram van de pompfunctie een momentopname is. Bij deze meting is men enerzijds afhankelijk van de techniek en van de analyse van de meting en anderzijds van de lichamelijke conditie van een patiënt ten tijde van het echocardiogram. Indien er afwijkingen worden gesignaleerd, wordt een patiënt doorverwezen naar een cardioloog, die nader onderzoek zal uitvoeren naar de pompfunctie, zoals ook in het geval van cliënte.
Beslissing
De commissie verklaart de klachten ongegrond en wijst de vordering tot vergoeding van schade af.
Aldus beslist door de Geschillencommissie Ziekenhuizen, bestaande uit de heer mr. H.A. van Gameren, voorzitter, de heer prof. dr. J.W. Deckers, de heer J. Zomerplaag, leden, in aanwezigheid van mevrouw mr. W. Hartong van Ark, secretaris, op 25 augustus 2023.