Klager was overtuigd van herstel, maar cliënte overleed langzaam aan complicaties dementie

De Geschillencommissie Zorg




Commissie: Verpleging Verzorging en Geboortezorg    Categorie: (On) zorgvuldigheid    Jaartal: 2022
Soort uitspraak: bindend advies   Uitkomst: ongegrond   Referentiecode: 54974/80272

De uitspraak:

Waar gaat de uitspraak over

De moeder van de klager, de cliënte, woonde in het verzorgingstehuis van de zorgaanbieder, maar is daar niet goed verzorgd. Volgens de klager waren de medewerkers naar en intimiderend tegen hem, zijn de wonden en blaasontsteking van de cliënte niet goed behandeld en waren er agressieve medebewoners waar de zorgaanbieder niets tegen deed. De cliënte heeft erg geleden in de laatste fase en de klager werd constant tegengewerkt in zijn pogingen om zijn moeder te helpen. De zorgaanbieder stelt dat de cliënte zorgvuldig en goed is verzorgd. De cliënte had last van complicaties die horen bij de laatste fase van dementie, terwijl de klager ervan overtuigd was dat zij zou herstellen. Er zijn verschillende maatregelen genomen om overlast van andere bewoners te beperken. De zorgaanbieder heeft meerdere keren geprobeerd met de klager tot een oplossing te komen, maar dat is niet gelukt. De commissie oordeelt dat er niet is gebleken dat de zorgaanbieder tekort is geschoten is in de verzorging van de cliënte. Het gedrag van de medewerkers tegen de klager is met de klager besproken en ziet de commissie als afgehandeld. Tegen de medebewoners zijn maatregelen genomen waarvan niet is aangetoond dat ze niet werkten. De klacht is ongegrond.

Volledige uitspraak

in het geschil tussen

[naam klager], wonende te [woonplaats]

en

Stichting Cordaan Groep, gevestigd te Amsterdam
(hierna te noemen: de zorgaanbieder).

Behandeling van het geschil
Partijen zijn overeengekomen dit geschil bij bindend advies door de Geschillencommissie Verpleging Verzorging en Geboortezorg (verder te noemen: de commissie) te laten beslechten.

De commissie heeft kennisgenomen van de overgelegde stukken.

De behandeling heeft plaatsgevonden op 10 maart 2022 te Utrecht.

Partijen zijn tijdig en behoorlijk opgeroepen ter zitting te verschijnen. Partijen hebben ter zitting hun standpunt mondeling toegelicht. De zorgaanbieder is digitaal ter zitting verschenen en werd vertegenwoordigd door [namen].

Onderwerp van het geschil
De klager heeft de klacht voorgelegd aan de zorgaanbieder.

Het geschil betreft de kwaliteit van zorgverlening aan de moeder van klager.

Standpunt van de klager
Voor het standpunt van de klager verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.

De moeder van klager heeft tien maanden in het zorghuis van de zorgaanbieder verbleven, waar zij op
2 januari 2019 is overleden. Voorafgaand was zij vijf weken opgenomen geweest in het ziekenhuis.
De klachten van klager hebben betrekking op:
1. de bejegening van een aantal medewerkers van de zorgaanbieder naar hem;
2. de werkwijze m.b.t. de wondverzorging, blaasontsteking en toedienen van fentanyl;
3. agressieve medebewoners.

Ad 1. Klager heeft aanvaringen gehad met verpleegkundigen binnen het verzorgingshuis en is persoonlijk bedreigd. Dit was nadat klager een opmerking maakte over de veiligheid van zijn moeder.
Een flexwerker was hier getuige van maar wilde geen naam noemen. De betreffende verpleegkundige heeft later zijn excuses aangeboden. Een andere verpleegkundige maakte sarcastische opmerkingen. Medewerkers leken niet bekwaam of de werkdruk was te hoog. Dit baarde klager zorgen. Flexwerkers waren zeer onbeschaafd.

Ad 2. De moeder van klager had decubituswonden aan de achterzijde van haar lichaam. Deze begonnen eerst als plekken maar zijn later gaten geworden. De wondverzorging is niet goed geweest. Ook de wond aan de voet was erg groot geworden. Volgens de internist moest de voet er eigenlijk af maar de ingreep was te groot. In eerste instantie wilde klager niet dat zijn moeder terugging naar het verzorgingshuis nadat zij in het ziekenhuis was opgenomen. Thuiszorg zou een optie zijn maar is afgeraden door de internist.
In juli 2018 is de moeder van klager teruggekeerd naar het verzorgingshuis. Op aanraden van de internist werd er twee keer per dag morfine gegeven. Daarnaast bracht klager zelf flesjes water met vitamime C.
De wonden verbeterden. Er werd op een gegeven moment gestopt met de morfine. De moeder werd in een rolstoel geplaatst terwijl de wond niet goed dicht was. Zij mocht 2 uur per dag in de rolstoel zitten maar dit werden hele dagen. Zij kreeg luiers en de containerzak moest weg. De moeder van klager kreeg weer buikpijn door een urineweginfectie. Er was weinig verschoning. Na de tweede week bij de zorgaanbieder heeft een verpleegkundige gezegd dat zij in een verkeerde stoel zat en dit is gelukkig hersteld. Het werd daarna weer slechter. Wonden werden erger en de moeder kon niet meer in de rolstoel. Er werd weer morfine toegediend tegen de wondpijn. Moeder ging weer minder eten en drinken. Koorts werd onderdrukt door paracetamol. Op vragen of opmerkingen hierover van klager werd niet goed gereageerd. Zijn moeder heeft ook eens uren in haar ontlasting gelegen. Met zware tegenzin is dit uiteindelijk opgeruimd. Drie dagen na opname in het verzorgingshuis bij de zorgaanbieder raakte de moeder van klager zeer versuft. In het ziekenhuis heeft zij nergens last van gehad. Nadat klager druk bleef uitoefenen dat een diagnose gesteld zou moeten worden is dit uiteindelijk ook gebeurd en was er sprake van een blaasontsteking, zoals klager vermoedde. In juni 2018 stopte zijn moeder met eten en drinken. De zorgaanbieder zag geen noodzaak om hier iets tegen te doen. Er werd aangegeven dat het “gewoon ophoudt ” als zij niet wil eten. Ook werd geweigerd een infuus aan te leggen of zijn moeder op te laten nemen in het ziekenhuis. Gelukkig was er een andere arts die wel ingreep en werd zijn moeder uiteindelijk met zware uitdrogingsverschijnselen in het ziekenhuis opgenomen. In juli 2018 keerde zij weer terug naar het verzorgingshuis.

Door het toedienen van fentanyl werden bloeduitstortingen veroorzaakt. Dit is ondanks tegenstribbelen van klager gegeven. Klager wilde dat gestopt werd met het toedienen met fentanyl. Bij terugkeer uit het ziekenhuis naar het verzorgingshuis werd de dosering fentanyl verhoogd. De vingertoppen van moeder werden roetzwart. Klager heeft opnieuw de discussie gevoerd of dit door de fentanyl kwam. Volgens de dokter in het ziekenhuis was dit afsterving. Weer werd er voor gekozen de dosering te verdubbelen terwijl de pijn mee viel. Moeder at en dronk niet meer. Ook was sprake van pijnlijke inspuiting door de neus, waardoor moeder bewusteloos is geraakt. De dokter bleef stug volhouden dat het niet door de fentanyl kwam. Mogelijk is sprake geweest van bloedvergiftiging. Hierna heeft klager aangegeven dat hij zijn moeder uit het verpleeghuis zou halen. Daarop werd aangegeven dat dan de politie er bij zou worden gehaald. De zorgverlener bleef echter de fentanyl toe dienen. Klager heeft de machtiging bij de zorgverzekering laten stopzetten. Pas toen werd de fentanyl wel stopgezet.

Ad 3. In het verzorgingshuis verbleef een zeer agressieve bewoonster. Zij heeft een aantal keren tegen de rolstoel van de moeder aangetrapt. Er kwam ook een nieuwe bewoner die voor veel problemen zorgde. Deze was ook erg agressief en liep ook vaak de kamer van de moeder in. Klager heeft dit aangegeven bij de verpleegkundige. Hierop werd een alarmmelder geplaatst op de kamer van zijn moeder maar deze stond vaak uit. Er is geen toezicht hierop. Deze agressieve bewoner verblijft in een verzorgingshuis met ouderen en vormde een gevaar voor derden. Van deze bewoner was tevens bekend dat hij zijn vrouw invalide had geslagen. Het gaf klager geen veilig gevoel om zijn moeder daar achter te laten. De hele situatie baarde klager zorgen omdat zijn moeder ook een van de slachtoffers kon zijn geweest. In de regel is het binnen de instelling zo dat geen enkele patiënt een sleutel heeft van zijn of haar eigen kamer.
Deze agressieve patiënt had dit wel. Erger nog, deze sleutel paste op alle deuren van de overige bewoners. Hierover maakt klager zich ernstig zorgen omdat daarmee dus ook toegang was tot de kamer van zijn moeder.

Standpunt van de zorgaanbieder
Voor het standpunt van de zorgaanbieder verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.

De moeder van klager werd op 27 februari 2018 op de psychogeriatrische afdeling van de zorgaanbieder opgenomen vanuit het ziekenhuis in verband met achteruitgang bij dementie. Aanleiding voor ziekenhuisopname was een blaasontsteking en delier, verwaarlozing en orale candida. De familie wilde graag dat mevrouw terugkeerde naar huis, maar dat vonden de betrokken partijen rondom mevrouw, te weten ziekenhuis, huisarts en casemanager van Veilig Thuis, geen goed idee. Dit gezien de omstandigheden rondom de thuissituatie in relatie tot de gezondheidstoestand van moeder. Op het moment van opname bij de zorgaanbieder was bij mevrouw sprake van gevorderd dementie, met diabetes, decubitus, ondergewicht, apraxie, afasie en een hand in contractuur. In verband met matige rompbalans kon mevrouw maximaal 30 minuten opzitten in de rolstoel. In de loop van het voorjaar knapte mevrouw op, kon langer uit bed en kwam in gewicht aan. In de zomer van 2018 verslechterde haar eetlust en conditie weer. In juli werd mevrouw in verband met een sepsis naar het ziekenhuis gestuurd, waar ze zes dagen verbleef. Mevrouw knapte enigszins op gedurende de opname maar bleef een zeer matige conditie houden. Klager wenste zijn moeder zelf, al dan niet met thuiszorg, thuis te verzorgen. Gezien de te grote zorgzwaarte juist voor wat betreft de wonden, werd hiervan afgezien.
Op 3 december 2018 ontwikkelde mevrouw koorts en een verlaagd bewustzijn. Op aandringen van klager werd zij ingestuurd naar het ziekenhuis, waarna zij na 2 dagen terugkomt. Klinisch verbeterde patiënte na 48 uur niet. Derhalve werd besloten de antibiotische therapie te staken. Mevrouw ging terug naar het verzorgingstehuis met een zogenaamd no-return beleid, aangezien therapeutische opties zeer beperkt waren bij haar slechte klinische conditie. Daarna ging mevrouw gestaag achteruit. In de gesprekken met klager heeft het medisch team van de zorgaanbieder uitgelegd, dat mevrouw pijnstilling nodig had en ook kreeg. Klager wilde dat niet; ook was hij het niet eens met het “no-return beleid” van het ziekenhuis. Zijn moeder is overleden op 2 januari 2019. Mevrouw werd verzorgd aan de hand van het Zorgplan dat tijdens opname opgesteld is. Klager heeft de zorgmachtiging op 1 januari 2019 ingetrokken. Hij veronderstelde dat hij daarmee invloed kon hebben op de medische zorg: hij eiste dat zijn moeder geen pijnstilling kreeg.
De zorgmachtiging betreft echter de financiële kant van de zorg en niet de medische kant. De zorg werd derhalve voortgezet tot aan het overlijden van mevrouw.

Voor wat betreft de drie klachtpunten van de klager, stelt de zorgaanbieder het volgende.

Ad 1. Bejegening klager. De zorgaanbieder weerspreekt hetgeen klager aangeeft. De zorgaanbieder meent dat het verschil in visie tussen het medisch team en klager zich verplaatste naar de afdeling: klager probeerde zijn wensen te realiseren door eisen te stellen aan de verzorgende medewerkers. Medewerkers werden hier nerveus van, voelden zich geïntimideerd. Daardoor ontstond in enkele gevallen een woordenwisseling en werden dingen gezegd die beter niet gezegd hadden kunnen worden. Tijdens een klachtgesprek op 6 juni 2019 is de klacht van bejegening besproken. De locatiemanager heeft tijdens het gesprek aangegeven dat het gedrag van de medewerkers niet goed te keuren is. Tevens heeft zij uitleg gegeven over mogelijke achterliggende redenen en de wens en intentie uitgesproken dat beide partijen partners moeten zijn in plaats van elkaars tegenstanders. Een vervolggesprek heeft op 18 december 2019 plaatsgevonden. In het verslag van dit gesprek is te lezen dat de betrokken arts zich ingespannen heeft uitleg te geven over het handelen van de zorgaanbieder ten aanzien van de verzorging van mevrouw.

Ad. 2 (Medische-) verzorging, verpleging en medicatiebeleid. De zorgaanbieder weerspreekt hetgeen klager als grondslag aangeeft. Het zorgpersoneel heeft zich zeer ingespannen het verblijf van mevrouw aangenaam en gemakkelijk voor haar te maken. De infecties die mevrouw opliep, de wonden die ontstaan zijn en de opnames in het ziekenhuis die hebben plaatsgevonden, werden niet veroorzaakt door slechte verzorging.
Mevrouw at en dronk matig en zowel de blaasontsteking als de decubitus kunnen, naast medische omstandigheden, hierdoor mede worden verklaard. Daarnaast treden bij gevorderde dementie vaak ook slikstoornissen op, die een pneumonie kunnen veroorzaken. In het ziekenhuis kreeg mevrouw morfine toegediend ter bestrijding van pijn. Eind oktober schreef de arts van de zorgaanbieder in plaats van morfine subcutaan, fentanyl neusspray voor. Dit ook omdat het korter werkte en mevrouw zo kort mogelijk effect op haar bewustzijn zou hebben. Daarnaast werd hierdoor haar vermogen tot eten en drinken niet benadeeld door de pijnstilling.

Op 19 november maakte klager hier bezwaar tegen waarop de arts nogmaals uitleg heeft gegeven. Ook de tweede opname waarbij mevrouw opgenomen werd wegens urineweginfectie en forse dehydratie is het verwijt van klager, dat zijn moeder onvoldoende zorg ontving, niet de oorzaak. Er werd mevrouw frequent drinken aangeboden destijds. De gestelde diagnose paste bij het eindstadium van dementie. Daarbij besloot het ziekenhuis de antibiotische therapie te staken. Opgemerkt is dat klager geloofde in het herstel van zijn moeder en hij sterk wenste, en verwachtte, dat zij bleef leven. Hij volhardde in zijn visie en stond niet open voor uitleg. Klager ontwikkelde een groot wantrouwen naar de arts en het zorgpersoneel. Hij wilde, ondanks de vele gesprekken die met hem zijn gevoerd, niet inzien dat zijn dementerende moeder achteruitging en door complicaties van de dementie aan het sterven was. Toen mevrouw verder achteruit ging en wegens pijnbestrijding fentanyl kreeg toegediend, ontstond een verschil van mening tussen klager en het medisch team van de zorgaanbieder over de behandelvisie van mevrouw en het daarop afgestemde medicatiebeleid. Klager was van mening dat zijn moeder kon herstellen en wenste hierop behandeling.
Het medisch team zag dat mevrouw stervende was en zag alleen nog symptoom verlichting als mogelijkheid. Het doel hiervan was een humane laatste levensfase voor mevrouw. Met het naderende overlijden van mevrouw namen de spanningen tussen klager en het zorgteam waaronder de artsen toe.
In december 2018 verslechterde de gezondheidstoestand van mevrouw in een snel tempo. Hierop werd de behandeling waar nodig aangepast met name op pijnbestrijding. Het meningsverschil liep uit tot een strijd tussen arts, zorgpersoneel enerzijds en klager anderzijds. Dit kwam tot uiting in dreigementen en beschuldigingen door klager naar arts en zorgpersoneel. Door de arts, teammanager en zorgmedewerkers zijn diverse acties ondernomen om klager uitleg te geven en mee te nemen in het proces van het naderend overlijden van zijn moeder, met het doel hem te begeleiden in het stervensproces van zijn moeder en de situatie te de-escaleren. Na het overlijden van mevrouw heeft de betrokken arts klager uitgenodigd het dossier in te zien. Hierop is hij niet ingegaan. Tijdens het vervolggesprek met klager over de klachten van 18 december 2019 heeft betreffende arts klager opnieuw uitgenodigd het dossier in te zien. Klager heeft dat geweigerd. Tussen 31 december 2018 tot aan het overlijden van mevrouw op 2 januari 2019 is het crisisteam ingeschakeld: klager weigerde wondverzorging toe te staan en weigerde tevens de afdeling te verlaten. Hierdoor kon de noodzakelijke zorg aan mevrouw niet verleend worden.

Ad. 3 Agressieve medebewoners. De zorgaanbieder stelt dat cliënten die op een psychogeriatrische afdeling verblijven, lijden aan diverse soorten dementie waarbij bewoners in verschillende fases verkeren. Mogelijk agressief gedrag komt doordat cliënten de situatie soms niet begrijpen. Medewerkers zijn gewend om met dit soort gedrag om te gaan. Ze begeleiden de cliënt die emotioneel uit balans is en zorgen dat andere cliënten daar zo min mogelijk hinder van hebben. Het is niet altijd te voorkomen dat een cliënt verbaal of non-verbaal boos naar een andere cliënt of medewerker reageert. Er is toezicht op hoor- en zichtafstand zodat hier tijdig op ingespeeld kan worden. Bovendien is een gastvrouw aanwezig in de huiskamer. Daarnaast had mevrouw een bewegingsmelder op haar kamer, die verpleging waarschuwt via het piepersysteem als er beweging plaats vindt op de kamer; in dit geval vooral bedoeld om te kunnen ingrijpen als een medebewoner op haar kamer zou komen.

De zorgaanbieder heeft begrip voor de emoties en gevoelens van klager, maar herkent zich niet in hetgeen hij in zijn klachten aangeeft en de zorgaanbieder verwijt. De zorgaanbieder is van mening dat hij zich steeds ingespannen heeft om de verzorging aan de moeder goed te laten verlopen en de communicatie met klager te zoeken en op een positieve manier te laten verlopen en hem mee te nemen in het proces. Vele malen is via gesprekken uitleg en informatie gegeven. De zorgaanbieder luistert naar wensen van familie en neemt hen daarin serieus en is in eerste instantie ook meegegaan in de wensen van de klager.

Echter toen de gezondheidssituatie van de moeder dermate verslechterde en het visieverschil hierdoor tot een conflict dreigde te escaleren, is het belang van de moeder, een humane laatste levensfase, door de zorgaanbieder voorop gesteld. De zorgaanbieder benadrukt dat nagedacht is over alternatieve mogelijkheden om de ontstane situatie te de-escaleren. Geconcludeerd kan worden dat gezien het korte tijdsbestek waarin dit alles zich afgespeeld heeft, de verslechterende toestand van de moeder, de flow waarin het team zat om klager mee te nemen in het proces aangaande zijn moeder, er onvoldoende tijd is geweest om een van de alternatieven te kunnen benutten.

Beoordeling van het geschil
De commissie heeft het volgende overwogen.

Bij de beoordeling van deze klacht geldt het volgende beoordelingskader. De overeenkomst die is gesloten tussen patiënt en de zorgaanbieder is aan te merken als een geneeskundige behandelingsovereenkomst in de zin van artikel 7:446 van het Burgerlijk Wetboek (BW). Bij de uitvoering van de geneeskundige behandelingsovereenkomst moet de hulpverlener de zorg van een goed hulpverlener in acht nemen en daarbij handelen in overeenstemming met de op hem rustende verantwoordelijkheid, voortvloeiende uit de voor hulpverleners geldende professionele standaard (artikel 7:453 van het BW). De zorgplicht houdt in beginsel geen resultaatsverplichting in, maar wordt aangemerkt als een inspanningsverplichting
De commissie dient te oordelen of de zorgaanbieder is tekortgeschoten in het nakomen van de behandelingsovereenkomst met de moeder van klager.

De commissie zal de klacht behandelen aan de hand van drie door klager naar voren gebrachte klachtpunten:
1. bejegening klager door medewerkers;
2. kwaliteit van zorgverlening aan de moeder van klager;
3. agressieve medebewoners.

Bejegening klager door medewerkers
Wat betreft het eerste klachtonderdeel stelt de commissie vast dat communicatie door (medewerkers van) de zorgaanbieder niet naar de wens van klager is verlopen en dat dit heeft geleid tot een verstoring van de verhoudingen tussen partijen. De commissie kan niet vaststellen dat dit in overwegende mate aan de zorgaanbieder is te wijten. Er zijn geen, althans onvoldoende aanwijzingen dat de communicatie door (medewerkers van) de zorgaanbieder jegens de klager zodanig is geweest dat dit een toerekenbare tekortkoming in de zorgverlening heeft opgeleverd. Voorzover woorden zijn gebruikt of opmerkingen zijn gemaakt die wellicht beter niet gebruikt hadden kunnen worden althans door de klager verkeerd zijn opgevat, is door de zorgaanbieder in het gesprek met de klager op 6 juni 2019 aangegeven dat dit niet had mogen gebeuren en niet is goed te keuren. Hiermee heeft de zorgaanbieder de klacht van klager op dit punt voldoende afgehandeld en bestaat geen grond dit klachtonderdeel, nu dit geen toerekenbare tekortkoming in de zorgverlening heeft opgeleverd, gegrond te verklaren. Het klachtonderdeel is ongegrond.

Kwaliteit van zorgverlening aan de moeder van klager
Wat betreft het tweede klachtonderdeel betreffende de kwaliteit van zorgverlening concludeert de commissie dat de zorgaanbieder voldoende onderbouwd de klachten van klager op dit punt heeft weerlegd. Er is een verschil van inzicht ontstaan tussen klager en de zorgaanbieder over de medische conditie en toestand van de moeder en de fase waarin zij verkeerde. Het is de taak van de zorgaanbieder het belang van de patiënt voorop te stellen en te handelen naar bevind van zaken. De zorgaanbieder heeft onderbouwd aangetoond dat veelvuldig is geprobeerd de klager mee te nemen in dit proces, maar dat dit niet is gelukt. Het is de commissie niet gebleken dat dit aan de zorgaanbieder te wijten is of dat de zorgaanbieder hierin tekortgeschoten is. Ten aanzien van de toediening van fentanyl overweegt de commissie dat dit medisch gezien gerechtvaardigd lijkt. De commissie is van oordeel dat niet van onzorgvuldig (medisch) handelen door de zorgaanbieder is gebleken. De commissie verklaart dit klachtonderdeel eveneens ongegrond.

Agressieve medebewoners.
Wat betreft het klachtpunt ten aanzien van de agressieve medebewoners heeft de zorgaanbieder gesteld dat dergelijk gedrag niet altijd te voorkomen is op een psychogeriatrische afdeling. De zorgaanbieder heeft verder aangegeven dat en hoe op dergelijke gedrag wordt toegezien en ingegrepen. Door klager is niet onderbouwd aangetoond dat het gestelde door de zorgaanbieder niet juist is. Evenmin heeft klager onderbouwd aangetoond dat zijn moeder last heeft gehad of hinder heeft ondervonden van deze agressieve medebewoners. Dat sprake is geweest van agressief gedrag van medebewoners wordt ook niet ontkend door de zorgaanbieder, maar door klager is niet gesteld en evenmin is het de commissie gebleken dat sprake is geweest van nalatig handelen door de zorgaanbieder waardoor de moeder van klager nadeel heeft ondervonden. Nu niet is aangetoond dat de zorgaanbieder op dit punt niet heeft gehandeld zoals verwacht mag worden van een redelijk bekwaam en redelijk handelend zorgverlener, dient ook dit klachtonderdeel ongegrond verklaard te worden.

Vorenstaande heeft tot gevolg dat de klacht in al zijn onderdelen ongegrond dient te worden verklaard.

Derhalve wordt als volgt beslist.

Beslissing
De commissie:

– verklaart de klacht van de klager ongegrond.

Aldus beslist door de Geschillencommissie Verpleging Verzorging en Geboortezorg, bestaande uit
de heer mr. A.R.O. Mooy, voorzitter, mevrouw mr. M.B. van Leusden-Donker, de heer mr. R.P. Gerzon, leden, in aanwezigheid van mevrouw mr. M. Gardenier, secretaris, op 10 maart 2022.