Commissie: Zorg Algemeen
Categorie: Behandelingsovereenkomst
Jaartal: 2022
Soort uitspraak: niet-ontvankelijkverklaring
Uitkomst: niet-ontvankelijk
Referentiecode:
45120/86453
De uitspraak:
Waar gaat de uitspraak over
In de procedure wordt beslist of de klager ontvankelijk wordt verklaard in zijn klacht. De zorgaanbieder doet een beroep op niet-ontvankelijkheid van de klager, omdat de voorzieningenrechter eerder al een vonnis heeft gewezen over dit geschil. De klager stelt dat deze klacht ook over andere onderwerpen gaat. Naar het oordeel van de commissie zijn er ondertussen twee vonnissen over dit geschil gewezen bij de rechtbank. De klager is niet-ontvankelijk in zijn klacht.
De Uitspraak
in het geschil tussen
[naam klager], curator van [naam cliënt], wonende te [naam woonplaats],
en
Parelhoenderhoeve, gevestigd te Slootdorp
(hierna te noemen: de zorgaanbieder)
gemachtigde: [naam gemachtigde]
Behandeling van het geschil
Uit de stukken blijkt dat eerst dient te worden vastgesteld of de klager in zijn klacht ontvankelijk is.
De Geschillencommissie Zorg Algemeen (verder te noemen: de commissie) heeft kennisgenomen van de overgelegde stukken.
De behandeling heeft plaatsgevonden op 11 april 2022 te Den Haag.
Partijen zijn niet voor de zitting opgeroepen.
Onderwerp van het geschil
De klacht gaat over de uitvoering van de zorgovereenkomst van de cliënt en de bejegening en communicatie met de curatoren van de cliënt.
Standpunt van de klager over de ontvankelijkheid
Voor het standpunt van de klager verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.
Het is onjuist dat de rechter al een oordeel heeft gegeven over de klachten waardoor mijn klacht ontvankelijk moet worden verklaard. De voorzieningenrechter is in juli 2021 alleen ingegaan op de rechtmatigheid van de opzegging van de zorgovereenkomst. Ook tijdens het kort geding over de ontruiming is de voorzieningenrechter niet ingegaan op de klachten.
De klachten gaan over de kwaliteit van de zorg en wat redelijkerwijs mag worden verwacht van een zorgaanbieder. De klacht ziet op de Wkkgz, de Wet dwang in de zorg (Wzd) en de Wet langdurige zorg (Wlz). Bovendien zijn de beslissingen van de voorzieningenrechter een voorlopig oordeel. Er is hoger beroep ingesteld. Er is (nog) geen bodemprocedure gestart omdat de kosten daarvan niet werden gedekt vanuit de verzekering van de cliënt.
Er is een oordeel van de commissie nodig omdat de zorgaanbieder heeft nagelaten de interne en externe klachten te behandelen. Er is in strijd met de wet gehandeld. Het beperken van de bewegingsvrijheid en/of het insluiten valt onder de Wzd, terwijl de zorgaanbieder geen invulling heeft gegeven aan de eisen gesteld vanuit de Wzd.
Daarnaast is onderdeel van de klacht of sprake is van goed zorgverlenerschap. Er worden door de zorgaanbieder onwaarheden verkondigd, er wordt nagelaten om adviezen op te volgen, de woning van de cliënt is maanden niet schoongemaakt etc.
De cliënt lijdt ernstig onder de gebeurtenissen. Met zijn extreem lage niveau op sociaal-emotioneel gebied heeft hij grote behoefte aan nabijheid en veiligheid, die hem juist de laatste anderhalve jaar zijn ontzegd. Vervolgens is hij uit zijn huis gezet zonder dat een goede vervangende woonplek voor hem is gevonden. De cliënt is als gevolg van het handelen van de aanbieder in een depressie geraakt. Ook de curatoren hebben last van het handelen van de zorgaanbieder. Daarnaast hebben de curatoren behoefte aan gerechtigheid, voor de cliënt en voor zichzelf, mede vanwege de aantijgingen door de zorgaanbieder als zou de moeder van de cliënt geen goede mede-curator zijn.
Tenslotte heeft de zorgaanbieder geen beroep gedaan op artikel 6 van het reglement van de geschillencommissie Zorg Algemeen (hierna: het reglement).
Standpunt van de zorgaanbieder over de ontvankelijkheid
Voor het standpunt van de zorgaanbieder verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.
De zorgaanbieder beroept zich op artikel 5 sub b en sub e van het reglement en stelt dat de klager een oordeel op zijn klachten heeft ontvangen en dat de klager geen belang meer heeft bij een uitspraak van de commissie.
In vervolg op het vonnis van de voorzieningenrechter van 30 juli 2021, heeft de zorgaanbieder in een kort geding procedure gevorderd de curatoren te veroordelen de woning van de cliënt te ontruimen. De voorzieningenrechter heeft de curatoren daartoe bij vonnis van 4 oktober 2021 veroordeeld. De woning is op 23 oktober 2021 ontruimd en verlaten. Op 23 november 2021 hebben de curatoren het hoger beroep ingetrokken.
In beide vonnissen heeft de voorzieningenrechter gereageerd op de klachten die ook bij de commissie ter beoordeling voorliggen.
Beoordeling van het geschil
De commissie heeft het volgende overwogen.
Artikel 5 van het reglement verklaart dat de commissie de cliënt in zijn geschil ambtshalve niet-ontvankelijk verklaard onder meer indien:
(b) het een geschil betreft waarover de cliënt reeds bij de rechter een procedure aanhangig heeft gemaakt of waarin de rechter reeds een uitspraak over de inhoud heeft gedaan.
De curatoren hebben de zorgaanbieder op 12 juli 2021 gedagvaard in kort geding en kort samengevat gevorderd de zorgaanbieder te veroordelen haar verplichtingen uit de zorgovereenkomst van 16 februari 2018 en de (mede) daarop gebaseerde zorgplannen onverminderd te blijven nakomen, ook na 31 augustus 2021. Voorts hebben de curatoren gevorderd dat de cliënt de op dat moment door hem bewoonde zelfstandige woonruimte van de zorgaanbieder mocht blijven bewonen en de overeengekomen zorg conform de zorgovereenkomst en de (mede) daarop gebaseerde zorgplannen in de door hem gehuurde woonruimte kon en zou blijven ontvangen. Een en ander op straffe van verbeurte van een dwangsom en onder veroordeling van de zorgaanbieder in de kosten van het geding.
De voorzieningenrechter heeft bij vonnis in kort geding van 30 juli 2021 het gevorderde afgewezen en de curatoren. De curatoren zijn in hoger beroep gekomen van dit vonnis, maar lopende de procedure hebben de curatoren dit beroep ingetrokken.
Op 16 september 2021 heeft de zorgaanbieder de curatoren gedagvaard in kort geding en samengevat
gevorderd de curatoren te veroordelen om binnen zeven dagen na de betekening van het vonnis de woning van de cliënt te ontruimen, alsmede een contacten verblijfsverbod voor de mede curator van de klager op straffe van verbeurte van een dwangsom.
De voorzieningenrechter heeft bij vonnis in kort geding van 4 oktober 2021 de curatoren veroordeeld om uiterlijk op 1 november 2021 de woning van de cliënt te ontruimen en te verlaten.
Tegen het vonnis in kort geding van 4 oktober 2021 is geen hoger beroep ingesteld.
Naar het oordeel van de commissie zijn in de twee procedures in kort geding in de kern dezelfde klachten neergelegd als nu bij de commissie zijn neergelegd. De voorzieningenrechter heeft inmiddels in de twee zaken uitspraak gedaan. Het ingestelde hoger beroep tegen het vonnis van 30 juli 2021 is niet doorgezet. Op grond van het vorenstaande, ook in samenhang beschouwd is naar het oordeel van de commissie sprake van een situatie als bedoeld in artikel 5 sub b van het reglement.
Op grond van het voorgaande is de cliënt niet-ontvankelijk in de klacht.
Derhalve wordt als volgt beslist.
Beslissing
De cliënt wordt in de klacht niet-ontvankelijk verklaard.
Aldus beslist door de Geschillencommissie Zorg Algemeen, bestaande uit de heer mr. A.R.O. Mooy, voorzitter, de heer dr. J.W. Stenvers en de heer mr. P.C. de Klerk, leden, in aanwezigheid van mevrouw mr. L. Kramer, secretaris, op 11 april 2022.