Commissie: Zelfstandige Klinieken
Categorie: Zorgvuldigheid
Jaartal: 2020
Soort uitspraak: bindend advies
Uitkomst: ongegrond
Referentiecode:
24638/30139
De uitspraak:
Waar gaat de uitspraak over
De klager klaagt over de uitvoering van een staaroperatie en het resultaat daarvan. Volgens de klager is er niet aangegeven dat hij na de operatie nog een multifocale bril moest dragen vanwege een cilinder. Het doel van de klager was dat hij geen bril meer hoefde te dragen. De klager vindt dat de zorgaanbieder een fout heeft gemaakt. Volgens de zorgaanbieder is de ingreep zorgvuldig uitgevoerd. Er was helaas sprake was van een teleurstellende uitkomst. Ook was er sprake van een niet te verwachten restcilinder. Het door de klager gewenste resultaat is alsnog behandelbaar door de voorgestelde PRK-laserbehandeling waarvan de klager geen gebruik van heeft gemaakt. Daarnaast is de klager wel geïnformeerd over het dragen van een bril na de ingreep. De commissie oordeelt dat de operaties zorgvuldig zijn uitgevoerd. Voorafgaand aan de operaties is de klager onderzocht. Het was niet de verwachting dat er nog een restcilinder zou overblijven. Daarnaast acht de commissie het onwaarschijnlijk dat de zorgaanbieder de klager een garantie heeft gegeven dat hij na de operaties geen bril meer hoefde te dragen. De klacht is ongegrond.
Volledige uitspraak
In het geschil tussen:
[Naam klager], wonende te [woonplaats]
en
Oogkliniek Heuvelrug B.V., gevestigd te Zeist (hierna te noemen: de zorgaanbieder).
Behandeling van het geschil
Partijen zijn overeengekomen dit geschil bij bindend advies door de Geschillencommissie Zelfstandige Klinieken (verder te noemen: de commissie) te laten beslechten.
De commissie heeft kennis genomen van de overgelegde stukken.
Bij brief van 20 april 2020 heeft het bureau van de commissie aan beide partijen bericht dat de commissie de behandeling van het geschil zal afdoen zonder mondelinge behandeling. De commissie heeft daartoe ook de bevoegdheid conform haar reglement. Alhoewel daartoe wel in de mogelijkheid gesteld, heeft geen van partijen aangegeven prijs te stellen op een mondelinge behandeling. Om die reden zijn partijen bij brief van 25 november 2020 geïnformeerd over de datum wanneer de commissie zal beslissen over het geschil.
De behandeling heeft plaatsgevonden op 10 december 2020.
Partijen zijn niet voor de zitting opgeroepen.
Onderwerp van het geschil
Het geschil betreft de uitvoering van een staaroperatie en het resultaat daarvan.
Standpunt van klager
Voor het standpunt van klager verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.
Klager heeft bij de zorgaanbieder twee staaroperaties ondergaan en twee nieuw ontwikkelde multifocale lenzen laten inbrengen. Daarbij is niet aangegeven dat na de operatie nog een multifocale bril gedragen moest worden vanwege aanwezige corneacilinders. Het doel was dat klager verder gevrijwaard zou zijn van het dragen van een bril. De oude, troebele lenzen zijn verwijderd en vervangen door transparante multifocale. Doordat de ogen van klager door de zorgaanbieder werden goedgekeurd voor multifocale lenzen en er geen rekening werd gehouden met corneacilinders, waarvan ook voor de operaties sprake was, moet klager echter na de operaties alsnog een multifocale bril dragen. Dit is niet de bedoeling van multifocale implantaten. Door de fout van de zorgaanbieder moet klager blijvend nieuwe brillen aanschaffen.
Klager vordert erkenning van de fout en terugbetaling van een bedrag van € 2.500,–.
Standpunt van de zorgaanbieder
Voor het standpunt van de zorgaanbieder verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.
Klager is voor het eerst gezien op 9 oktober 2018. Hij had last van staar (cataract) en had interesse in een multifocale (MF) intra-oculaire lens (IOL), ook wel multifocale implantaatlens of multifocale kunstlens genoemd. Dit is niet de in het oog geïmplanteerde ‘mono focale’ kunstlens die ‘standaard’ de oorspronkelijke lens vervangt, omdat deze troebel is geworden ten gevolge van staar, maar een speciale lens (‘premium’), in casu multifocaal. De door klager gewenste behandeling met multifocale lens kon niet in het ziekenhuis worden verricht. Klager heeft zich daarom tot de zorgaanbieder gewend.
Tijdens het consult zijn de ogen van klager uitgebreid onderzocht. Op basis van de bevindingen uit anamnese en onderzoek werd geconcludeerd dat sprake was van klachten vanwege cataract, waarover klager uitleg is gegeven. Vanwege klagers interesse in de multifocale intra-oculaire lens is vervolgens een afspraak gemaakt voor verder onderzoek naar de mogelijkheden daarvan.
Klager is opnieuw gezien op 25 oktober 2018. In aanvulling op het eerder verrichte onderzoek is vanwege klagers specifieke wens extra speciaal onderzoek verricht door een optometrist en oogarts, teneinde de technische geschiktheid voor multifocale intra-oculaire lens te beoordelen. Uit het onderzoek bleek dat klager geen kandidaat was voor een torische (cilindrische) multifocale intra-oculaire lens, maar wel voor een niet-torische multifocale intra-oculaire lens. Het effect van een cilindercorrectie (torisch) zou niet goed voorspelbaar zijn, noch bleek bij zogenaamd corneatopografisch onderzoek dat daar indicatie voor was (volgens de destijds geldende criteria). Op basis van de bevindingen uit anamnese en onderzoek werd geconcludeerd dat de door klager gewenste lens een compromis was om zo min mogelijk brilafhankelijk te worden na een staaroperatie. In dat verband is met klager gesproken over de verwachtingen die hij van de multifocale lenzen had, waarbij is verteld dat niet altijd alle patiënten ‘brilloos’ worden na deze ingreep. Klager gaf anamnestisch aan reële verwachtingen te hebben en accepteerde de compromissen. Om die reden werd klager voorgesteld dat een cataractextractie (phacoemulsificatie) met multifocale intra-oculaire lens implantatie zou worden verricht. Vervolgens is gesproken over de aan de ingreep verbonden risico’s, complicaties en de in verband met de meerkosten van de multifocale lens en het onderzoek gepaard gaande eigen bijdrage. Klager kreeg informatiefolders mee en stemde in met de voorgestelde ingreep.
Met het oog op de ingreep heeft klager een ‘informed consent’ formulier ondertekend. In dat formulier is onder meer opgenomen: “Zowel mondeling als schriftelijk is mij voldoende informatie verstrekt, zodat ik een weloverwogen beslissing kan nemen voor het ondergaan van een staaroperatie. Over de operatierisico ’s ben ik geïnformeerd. Ik heb de brochure over de staaroperatie zorgvuldig doorgelezen en begrepen. Ik besef en begrijp dat: Het resultaat van de operatie niet absoluut voorspelbaar is en het mogelijk is na de operatie nog steeds een bril te moeten dragen om optimaal te kunnen zien (….).” De ingrepen aan het linkeroog en rechteroog zijn respectievelijk op 20 november 2018 en 4 december 2018 verricht en ongecompliceerd verlopen. Tijdens een controle een dag na de ingrepen vertelde klager dat het goed ging en dat hij beter zag dan voorheen. Nadat het oog was onderzocht, is klager uitleg gegeven en medicatie voorgeschreven.
Op 8 januari 2019 werd klager gezien voor een controle. Hij vertelde dat het lezen in het algemeen beter was geworden. Wel was hij meer lichtgevoelig en zag hij een beetje schaduw achter een oog. Bij uitgebreid onderzoek bleek sprake van een onverwachte restcilinder. De oorzaak daarvan lag niet in de cornea, maar was onbekend. Als optie werd voorgesteld een PRK-laserbehandeling om de restcilinder te behandelen, waarmee klager akkoord ging.
Op 14 maart 2019 werd klager opnieuw gezien. Na uitgebreid onderzoek werd geconcludeerd dat de refractie niet stabiel was, zodat werd voorgesteld de PRK-laserbehandeling nog niet te verrichten, maar even af te wachten. Klager ging daarmee akkoord en stelde voor om een halfjaar later opnieuw te kijken. Het verbaasde de zorgaanbieder dan ook dat klager op 8 april 2019 een klacht indiende. Naar aanleiding daarvan is telefonisch contact gezocht met klager, waarna hij per brief is uitgenodigd voor een gesprek. Vervolgens werd een nieuwe brief van klager ontvangen, waarna opnieuw tevergeefs telefonisch contact is opgenomen. Daarna is klager herhaaldelijk uitgenodigd voor een gesprek, waarvan hij geen gebruik heeft gemaakt. De afgesproken controle na zes maanden, om het vervolg behandelplan te bespreken, heeft niet meer plaatsgevonden.
De zorgaanbieder benadrukt dat geen sprake is geweest van het preoperatief missen van cilinders. Preoperatief was er geen cilinder zichtbaar. Dat enige tijd na de ingreep helaas toch sprake bleek van een restcilinder die preoperatief niet zichtbaar en niet te verwachten was, betekent derhalve niet, zoals klager stelt, dat een cilinder zou zijn gemist.
Er is sprake geweest van een lege artis geïndiceerde en uitgevoerde ingreep, waarbij helaas sprake is van een teleurstellende uitkomst van een multifocale intra-oculaire lens implantatie. Tevens bleek sprake te zijn van een preoperatief niet zichtbare en niet te verwachten restcilinder, terwijl het door klager gewenste resultaat alsnog behandelbaar is middels de aan klager voorgestelde PRK-laserbehandeling waarvan klager geen gebruik heeft gemaakt. Dat klager daarvan geen gebruik heeft gemaakt komt voor zijn eigen rekening en risico, alsmede zijn eigen keuze om niet in gesprek te gaan met de zorgaanbieder. Bovendien is feitelijk onjuist dat klager niet zou zijn geïnformeerd over het feit dat na de ingreep nog een bril zou moeten worden gedragen. Dat klager daarvoor gewaarschuwd is en dat klager dat ook wist, blijkt uit het door klager ondertekende informed consent formulier.
Beoordeling van het geschil
Voor aansprakelijkheid van de zorgaanbieder is vereist dat voldoende aannemelijk is dat de zorgaanbieder, dan wel ieder die werd ingeschakeld bij de uitvoering van de voor de zorgaanbieder uit de behandelingsovereenkomst voortvloeiende verplichting, is tekortgeschoten in de uitvoering van die verplichting. De tekortkoming moet aan de zorgaanbieder kunnen worden verweten (toerekenbare tekortkoming) en klager moet daarvan nadeel hebben ondervonden.
Op grond van de geneeskundige behandelingsovereenkomst moet de zorgaanbieder bij zijn werkzaamheden de zorg van een goed hulpverlener in acht nemen en daarbij handelen in overeenstemming met de op hem rustende verantwoordelijkheid, voortvloeiende uit de voor hulpverleners geldende professionele standaard (artikel 7:453 van het Burgerlijk Wetboek). Deze zorgplicht houdt in dat de zorgaanbieder die zorg moet betrachten die een redelijk bekwaam en redelijk handelend hulpverlener in dezelfde omstandigheden zou hebben betracht.
De verplichting die voor een hulpverlener (in dit geval de zorgaanbieder) voortvloeit uit een geneeskundige behandelingsovereenkomst, wordt in beginsel niet aangemerkt als een resultaatsverplichting, waarbij de hulpverlener moet instaan voor het bereiken van een bepaald resultaat, maar als een inspanningsverplichting, waarbij de hulpverlener zich verplicht zich voor het bereiken van een bepaald resultaat in te spannen. De reden hiervoor is dat het bij een geneeskundige behandeling meestal niet mogelijk is een bepaald resultaat te garanderen, omdat het menselijk lichaam in het (genezings-)proces een ongewisse factor vormt; zelfs bij onberispelijk medisch handelen kan het beoogde resultaat uitblijven. Van een tekortkoming kan dan ook pas worden gesproken indien komt vast te staan dat de hulpverlener zich onvoldoende heeft ingespannen of bij de inspanning een fout heeft gemaakt.
De commissie is van oordeel dat de klacht van klager ongegrond is. Daartoe overweegt zij als volgt.
Naar het oordeel van de commissie zijn de staaroperaties lege artis uitgevoerd, dat wil zeggen met de nodige zorgvuldigheid op de gebruikelijke medische wijze verricht. Het resultaat van de staaroperaties ligt binnen de daarvoor gehanteerde maatstaven. Niet kan worden gesteld dat de arts niet heeft gehandeld zoals een redelijk bekwaam en redelijk handelend arts in dezelfde omstandigheden zou hebben gehandeld. Voorafgaand aan de twee operaties is klager onderzocht. Uit de metingen die tijdens de twee onderzoeken zijn verricht, bleek geen indicatie voor een torische correctie. Het was ook niet de verwachting dat deze restcilinder zou overblijven. Niet is gebleken dat deze metingen niet goed zijn uitgevoerd. Klager heeft gesteld dat de zorgaanbieder hem een garantie heeft gegeven dat hij na de operaties geen bril meer nodig zou hebben. De commissie acht dit niet waarschijnlijk. Zij verwijst hiervoor naar het door klager ondertekende ‘informed consent’ formulier, waarin is gewezen op de risico’s tijdens en na de operatie en het al dan niet nodig zijn van het dragen van een bril. Van een toerekenbare tekortkoming ter zake van de informatieverstrekking door de zorgaanbieder is dan ook evenmin sprake, zodat aan klager geen aanspraak op schadevergoeding toekomt. De door hem verlangde schadevergoeding zal worden afgewezen. Overigens is het een gangbare optie om een cilinder te corrigeren via een laserbehandeling.
Derhalve wordt als volgt beslist.
Beslissing
De commissie verklaart de klacht van klager ongegrond en wijst zijn vorderingen af.
Overeenkomstig het reglement van de commissie is de zorgaanbieder aan de commissie behandelingskosten verschuldigd.
Aldus beslist door de Geschillencommissie Zelfstandige Klinieken, bestaande uit de heer mr. H.A. van Gameren, voorzitter, de heer dr. R.J. van Geest, de heer mr. R.P. Gerzon, leden, in aanwezigheid van mevrouw mr. I. van der Kamp, secretaris, op 10 december 2020.