Klacht over verstrekking van medische informatie en dossierinzage door jeugdarts

De Geschillencommissie Zorg




Commissie: Publieke Gezondheid    Categorie: -    Jaartal: 2025
Soort uitspraak: voorbeslissing   Uitkomst: deels ontvankelijk/deels niet-ontvankelijk   Referentiecode: 250067/473932

De uitspraak:

Waar gaat de uitspraak over?

Een cliënt heeft een klacht ingediend tegen een zorgaanbieder over de manier waarop medische informatie van zijn kind is gedeeld en hoe er met zijn klachten is omgegaan. Hij stelt dat een jeugdarts zonder overleg of toestemming een notitie met onjuiste informatie aan de school heeft verstrekt en dat het lang duurde voordat deze werd verwijderd. Daarnaast klaagt hij over de inzage in het medisch dossier van zijn kind zonder zijn instemming en over het gebrek aan een duidelijke uitleg en erkenning van fouten door de zorgaanbieder. De zorgaanbieder stelt dat hij niet verantwoordelijk is voor de aanmelding van het kind bij de jeugdgezondheidszorg door de school en dat dossierinzage door de jeugdarts geen expliciete toestemming vereist. Ook vindt de zorgaanbieder dat de klacht deels te laat is ingediend en daarom niet in behandeling kan worden genomen. De geschillencommissie heeft eerst beoordeeld of de cliënt ontvankelijk is in zijn klacht en besloten dat een deel van de klachten niet verder wordt behandeld vanwege overschrijding van de termijn. De resterende klachtonderdelen zullen op een later moment inhoudelijk worden beoordeeld.

De uitspraak

in het geschil tussen

[naam], wonende te [woonplaats] (hierna te noemen: cliënt)

en

GGD Amsterdam, gevestigd te Amsterdam
(hierna te noemen: de zorgaanbieder).

Behandeling van het geschil

Partijen zijn overeengekomen dit geschil bij bindend advies door de Geschillencommissie Publieke Gezondheid (verder te noemen: de commissie) te laten beslechten.

Cliënt heeft op 17 januari 2024 bij de commissie een klacht tegen de zorgaanbieder ingediend.

De zorgaanbieder heeft op 25 oktober 2024 een verweerschrift tegen de klacht ingediend waarin hij onder meer de commissie heeft verzocht cliënt in zijn klacht niet-ontvankelijk te verklaren.

De commissie heeft besloten eerst te oordelen over het voormelde verzoek van de zorgaanbieder.

De behandeling van dat verzoek heeft buiten aanwezigheid van partijen plaatsgevonden op 10 januari 2025 te Utrecht.

Beoordeling van het geschil

De klacht van cliënt betreft samengevat het handelen en/of nalaten van (medewerkers van) de zorgaanbieder in het kader van de zorgverlening aan cliënt en/of zijn zoon.

Voor de inhoud van de klacht verwijst de commissie – om het kort te houden – naar de door cliënt overgelegde stukken, dit in verband met de aard van deze beslissing, waarin niet de inhoud van de klacht aan de orde is, maar slechts de voorvraag of cliënt al dan niet ontvankelijk is in zijn klachten.

De zorgaanbieder heeft zijn verweer dat cliënt niet-ontvankelijk is in zijn klacht als volgt onderbouwd.
De zorgaanbieder stelt in zijn verweerschrift dat cliënt drie klachten heeft, die gedeeltelijk niet door de commissie kunnen worden behandeld en voor het overige ongegrond zijn.

De eerste klacht betreft het sturen van een notitie van de jeugdarts van de zorgaanbieder (met daarin onjuistheden en aannames) aan school zonder instemming en/of overleg met ouders en de enorme tijd die is verstreken voordat de zorgaanbieder de school heeft verzocht de notitie te verwijderen.
Ten aanzien van deze klacht verzoekt de zorgaanbieder cliënt niet-ontvankelijk te verklaren op grond van artikel 6 lid 1 sub b Reglement Geschillencommissie Publieke gezondheid.
Deze klacht is op 18 november 2022 ingediend bij de zorgaanbieder en op 17 januari 2024 aanhangig gemaakt bij de commissie. Hierbij is de termijn van 12 maanden na de datum waarop cliënt de klacht bij de zorgaanbieder indiende, verstreken.

De tweede klacht, ingediend bij de zorgaanbieder op 4 oktober 2023, betreft de aanmelding door school bij de afdeling Jeugdgezondheidszorg van de zorgaanbieder zonder instemming van de ouders. Cliënt verwijt de zorgaanbieder dat de jeugdarts het dossier van zijn zoon heeft geraadpleegd zonder instemming. Volgens cliënt is de verwijdering van de aanmelding van school vervolgens met grote vertraging behandeld en tot op heden niet uitgevoerd. Tevens verwijt cliënt de zorgaanbieder dat geen antwoord is gegeven op de vraag waarom de medewerkers het dossier hebben geraadpleegd en wat hierbij is gedaan. Daarbij volgt een derde klacht, het verwijt aan de zorgaanbieder dat de klachten van cliënt niet serieus genomen zijn, de zorgaanbieder niet heeft aangegeven dat artsen foutief hebben gehandeld en er geen verbetermaatregelen zijn getroffen door de zorgaanbieder.

Ten aanzien van deze klachten stelt de zorgaanbieder dat hij geen partij is bij het opstellen en verstrekken van het MAZL-formulier (Meer Aandacht voor Ziekgemelde Leerlingen), een formulier waarmee een zorg- of verzuimcoördinator van school een leerling aanmeldt voor een MAZL-gesprek bij de zorgaanbieder. Aangezien de zorgaanbieder de ontvangende partij is, kan hem hierin geen verwijt worden gemaakt. De zorgaanbieder meent dat cliënt ook in dit klachtonderdeel niet-ontvankelijk is.

Voor wat betreft de overige hiervoor genoemde klachten, zoals het aanmelden van een consult door school, het bijhouden van een dossier door de jeugdarts van de zorgaanbieder, waarvoor naar het oordeel van de zorgaanbieder geen instemming van cliënt nodig is, stelt de zorgaanbieder dat deze klachtonderdelen ongegrond zijn.

De commissie overweegt als volgt.

Artikel 6 lid 1 onder b en lid 2 van het Reglement van de commissie bepaalt het volgende:

1. De commissie verklaart op verzoek van de zorgaanbieder – gedaan bij eerste gelegenheid – cliënt in zijn klacht niet ontvankelijk:
b. indien hij zijn geschil niet binnen 12 maanden, na de datum waarop cliënt de klacht bij de zorgaanbieder indiende, bij de commissie aanhangig heeft gemaakt.
2. In afwijking van het bepaalde in het eerste lid, aanhef en onder a en b, kan de commissie besluiten het geschil toch in behandeling te nemen, indien de cliënt ter zake van de niet naleving ervan naar het oordeel van de commissie redelijkerwijs geen verwijt treft.

De commissie stelt vast dat cliënt op 18 november 2022 een eerste klacht heeft ingediend bij de zorgaanbieder en op 17 januari 2024 hiervoor een geschil aanhangig heeft gemaakt bij de commissie. Hierbij is de termijn van 12 maanden na de datum waarop klager de klacht bij de zorgaanbieder indiende, verstreken, zodat cliënt niet-ontvankelijk is in zijn klacht. Het oordeel van de commissie kan alleen anders luiden wanneer sprake is van een situatie waarin de termijnoverschrijding naar het oordeel van de commissie verschoonbaar is, zoals staat verwoord in lid 2 van artikel 6 van het reglement. Naar het oordeel van de commissie zijn geen feiten of omstandigheden gebleken waaruit voortvloeit dat cliënt wegens de niet-naleving van de hiervoor aangehaalde reglementsbepaling redelijkerwijs geen verwijt treft.
Nadat de zorgaanbieder een afwijzend standpunt heeft ingenomen, is cliënt op 27 januari 2023 op de klachtprocedure gewezen. Vanaf dat moment had cliënt nog ruim de tijd, tot 18 november 2023, om zijn klacht bij de commissie in te dienen, maar heeft dit pas op 17 januari 2024 gedaan.

Voor zover de klachten betrekking hebben op de situatie rond 20 september 2023, de datum waarop de jeugdarts van de zorgaanbieder contact heeft opgenomen met cliënt voor het maken van een afspraak, waarover cliënt op 4 oktober 2023 bij de zorgaanbieder een tweede klacht heeft ingediend, kan cliënt in zijn klachten worden ontvangen. Het ontvankelijkheidsverweer dat de zorgaanbieder geen partij is bij het opstellen en verstrekken van het MAZL-formulier, betreft een kwestie waarover de commissie een inhoudelijk oordeel kan geven in het kader van eventuele verwijtbaarheid, maar betreft geen ontvankelijkheidskwestie.

De commissie zal cliënt niet-ontvankelijk verklaren in zijn klacht voor zover deze is ingediend bij de zorgaanbieder op 18 november 2022. Deze verklaring is een eindbeslissing en heeft tot gevolg dat de commissie geen inhoudelijk oordeel zal geven over dit deel van de klacht.
Voor wat betreft de resterende klachtonderdelen is de commissie van oordeel dat cliënt kan worden ontvangen in zijn klacht.

Nu de commissie, op grond van het voorgaande, cliënt ten dele kan ontvangen in zijn klacht, zal voor dit deel van de klacht op een nog nader te bepalen datum en tijdstip een inhoudelijke behandeling van het geschil door de commissie plaatsvinden. Het secretariaat van de commissie zal partijen uitnodigen voor een mondelinge behandeling.

Beslissing

De commissie verklaart:

– cliënt niet-ontvankelijk in zijn klacht voor zover deze ziet op de klacht die reeds op 18 november 2022 bij de zorgaanbieder is ingediend;
– cliënt ontvankelijk in de resterende klacht.

Aldus beslist op 10 januari 2025 door de Geschillencommissie Publieke Gezondheid, bestaande uit de heer mr. A.R.O. Mooy, voorzitter, de heer drs. Th.N.J. van Rijmenam en de heer mr. P.O.H. Gevaerts, leden, in aanwezigheid van mevrouw mr. J.M. Bouter-Bijsterveld.