Klacht over onzorgvuldig handelen door arts bij informeren naar medicatie HIV-infectie is ongegrond

  • Home >>
  • Ziekenhuizen >>
De Geschillencommissie Zorg
Print Friendly, PDF & Email




Commissie: Ziekenhuizen    Categorie: (On)Zorgvuldig handelen    Jaartal: 2021
Soort uitspraak: bindend advies   Uitkomst: ongegrond   Referentiecode: 28809/33953

De uitspraak:

Waar gaat de uitspraak over

Het geschil gaat over het volgens de klager jarenlang niet informeren van de behandelend arts bij een viroloog naar vervangende medicatie voor de behandeling van de HIV-infectie van de klager, terwijl de behandelend arts het tegendeel heeft beweerd en in strijd met de waarheid ook heeft beweerd dat die vervangende medicatie niet bestond. De behandelend arts stelt dat het overleg met de viroloog heeft plaatsgevonden. De uitkomt hiervan was dat het gelet op de geschiedenis van de klager wat betreft medicatie(on)trouw en de daardoor ontstane resistentie, onverstandig was om onbekende nieuwe medicijnen voor te schrijven. Daarom is besloten om de nieuwe medicatie achter de hand te houden. De commissie oordeelt dat de klachten van de klager ongegrond zijn. Er is wel een overleg tussen de behandelend arts en de viroloog geweest. Dat de uitkomst hiervan de klager niet heeft bereikt, is te wijten aan het feit dat de klager zijn afspraak heeft afgezegd en geen nieuwe heeft gemaakt. Daarnaast is het niet aannemelijk dat de behandelend arts de klager heeft voorgehouden dat er geen andere nieuwe medicatie bestond. De behandelend arts heeft zorgvuldige afwegingen gemaakt betreft de behandeling die voor de klager het meest passend was.

Volledige uitspraak

In het geschil tussen
[Klager], wonende te [woonplaats]

en

ETZ (Elisabeth-TweeSteden Ziekenhuis), gevestigd te Tilburg (hierna te noemen: de zorgaanbieder).

Behandeling van het geschil
Partijen zijn overeengekomen dit geschil bij bindend advies door de Geschillencommissie Ziekenhuizen (verder te noemen: de commissie) te laten beslechten.

De commissie heeft kennis genomen van de overgelegde stukken.

De behandeling heeft plaatsgevonden op 26 februari 2021 te Eindhoven.

Partijen zijn tijdig en behoorlijk opgeroepen ter zitting te verschijnen.

Ter zitting zijn klager en voor de zorgaanbieder, [naam] (bedrijfsjurist) en [naam] (internist-infectioloog) verschenen.

Onderwerp van het geschil
Klager heeft de klacht voorgelegd aan de zorgaanbieder. De klachtenonderzoekscommissie heeft de Raad van Bestuur (RvB) van de zorgaanbieder geadviseerd. De RvB heeft het advies overgenomen en vier van de vijf klachtonderdelen ongegrond verklaard. Over één klachtonderdeel kon de klachtenadviescommissie niet adviseren wegens het ontbreken van voldoende helderheid, de RvB heeft over dit onderdeel niet geoordeeld.

Het geschil betreft het volgens klager jarenlang (2012-2017) niet informeren van dokter [naam] bij een viroloog naar vervangende medicatie voor de behandeling van de HIV-infectie van klager, terwijl dokter [naam] het tegendeel heeft beweerd en in strijd met de waarheid ook heeft beweerd dat die vervangende medicatie niet bestond.

Standpunt van klager
Voor het standpunt van klager verwijst de commissie naar de overgelegde stukken en de verklaring ter zitting. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.

Klager wordt sinds 2009 door dokter [naam] behandeld voor zijn HIV-infectie. Volgens klager heeft dokter [naam] hem toegezegd dat zij contact zou opnemen met een viroloog om advies te vragen over vervangende medicatie, omdat de medicatie die hij destijds reed jaren had gebruikt, schade aan zijn lichaam toebracht. Volgens klager is dokter [naam] haar belofte niet nagekomen en heeft ze klager aan het lijntje gehouden door te stellen dat er geen vervangende medicatie bestond. Klager is van oordeel dat dokter [naam] daardoor en door klager niet te behandelen met meer geschikte medicatie, is tekortgeschoten in de nakoming van de behandelovereenkomst met klager, welke tekortkoming aan haar kan worden toegerekend.

Ook is het volgens klager voorgekomen dat hij ervan uit ging een afspraak met dokter [naam] te hebben, terwijl het een afspraak met een assistente, door wie hij niet wenste te worden behandeld, bleek te zijn.

Voorts heeft klager aangevoerd dat hij tijdens een consult bij dokter [naam] melding heeft gedaan van een bultje op zijn rechterhand en dat hij dokter [naam] heeft verzocht om het bultje te onderzoeken op kanker. Volgens klager heeft dokter [naam] gereageerd door te stellen dat een dergelijk onderzoek te duur is om bij klager te laten uitvoeren. Klager heeft verklaard dat hij naar zijn huisarts is gegaan en dat de huisarts hem heeft gerustgesteld. Volgens klager heeft hij een vaste goede huisarts.

Tenslotte ontbreken er volgens klager stukken van het medisch dossier dat door de zorgaanbieder aan hem is verstrekt.

Klager heeft schadevergoeding gevorderd. Volgens klager heeft hij in totaal € 12.867,50 aan schade geleden door het onzorgvuldig handelen van dokter [naam]. Het gaat daarbij om € 8.400,– aan immateriële schadevergoeding voor onder andere psychische schade en voor het overige om materiële schadevergoeding voor onder andere reiskosten, de kosten van fysiotherapie en de kosten van een diëtiste.

Standpunt van de zorgaanbieder
Voor het standpunt van de zorgaanbieder verwijst de commissie naar de overgelegde stukken en de verklaring ter zitting. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.

Dokter [naam] heeft verklaard dat zij de casus van klager, zoals tijdens het laatste consult in juli 2016 met klager besproken, op 22 september 2016 heeft ingebracht in het reguliere resistentie-overleg van het HIV-team met viroloog [naam] van het UMC Utrecht. Op 19 januari 2017 had klager een afspraak op de polikliniek maar op die afspraak is klager niet verschenen, zodat de uitkomst van de bespreking met de viroloog niet met hem kon worden besproken. Klager was ook telefonisch niet bereikbaar. Het is volgens dokter [naam] juist dat zij in de periode 2012-2014 een aantal keren aan klager heeft medegedeeld dat er in verband met het in zijn geval resistente virus door compliance-problemen in het verleden, geen andere medicatie voor hem beschikbaar was. Ook in de periode 2011-2014 slikte klager zijn medicatie niet consequent en is hij meermaals niet op afspraken in de polikliniek verschenen.

De uitkomst van het overleg met de viroloog was volgens dokter [naam] dat het gelet op de geschiedenis van klager wat betreft medicatie(on)trouw en de daardoor ontstane resistentie, onverstandig was om relatief onbekende nieuwe medicatie voor te schrijven. Besloten is om de nieuwe medicatie achter de hand te houden.

Volgens dokter [naam] heeft klager de afspraak op de polikliniek in januari 2017 afgezegd omdat hij ervan uit is gegaan, dat in verband met de afspraak zijn eigen risico bij de zorgverzekering zou worden belast. Dokter [naam] heeft nadat zij geen telefonisch contact met klager kon krijgen, telefonisch contact opgenomen met de huisarts van klager en medegedeeld dat klager zonder gebruik van het eigen risico bij haar op de afspraak kon verschijnen. Klager is desondanks niet verschenen. De verwachting was echter dat klager zich opnieuw zou melden bij het ziekenhuis van de zorgaanbieder.

Dokter [naam] heeft verklaard dat er bij HIV-patiënten sprake is van een hoog percentage aan ‘no-show’ op afspraken. Het gebeurt regelmatig dat patiënten een jaar of langer niet op afspraken verschijnen. Om dit percentage terug te dringen, wordt er vaak vooraf aan afspraken met patiënten gebeld en/of worden er brieven verstuurd. Eén keer per jaar wordt het patiëntenbestand van de afdeling gescreend op het al dan niet ‘ergens’ in zorg zijn in verband met de HIV-infectie.

Volgens dokter [naam] ziet de kwestie van de behandeling tegen zijn zin door een assistente op een afspraak op 24 maart 2015. Het spreekuur wordt uitgevoerd samen met een HIV-verpleegkundige. Als een afspraak van de dokter uitloopt, kan het zijn dat de verpleegkundige de patiënt alvast binnenroept voor het opnemen van de bloeddruk en zo nodig het bespreken van therapietrouw. Dokter [naam] vermoedt dat deze situatie zich op 24 maart 2015 heeft voorgedaan. Dokter [naam] was echter niet bekend met het feit dat klager niet door deze specifieke verpleegkundige behandeld wilde worden. Dit heeft klager volgens dokter [naam] eerst tijdens een volgende afspraak op 11 december 2015 aan haar kenbaar gemaakt. Dokter [naam] heeft verklaard dat, indien bekend is dat een patiënt niet wil worden behandeld door een (bepaalde) verpleegkundige, [naam] heeft verklaard het spijtig te vinden dat klager ervan uit is gegaan dat hij zich moest laten behandelen door de verpleegkundige.

Dokter [naam] heeft verklaard dat zij zich de situatie van het bultje op de hand niet goed meer kan herinneren, maar dat klachten die relevant zijn in het kader van de ziekte of die anderszins ernstig van aard lijken te zijn, serieus worden genomen. Voor niet aan de ziekte gerelateerde ernstige klachten, wordt terugverwezen naar de huisarts. De huisarts wordt hierover ook geïnformeerd.

De zorgaanbieder heeft verzocht klager niet-ontvankelijk te verklaren in het klachtonderdeel betreffende de verstrekking van een onvolledig medisch dossier, omdat klager dit klachtonderdeel niet eerst bij de zorgaanbieder heeft ingediend. De klachtenonderzoekscommissie van de zorgaanbieder heeft zich over dit klachtonderdeel dus niet kunnen uitlaten.

De zorgaanbieder is van oordeel dat er conform de professionele standaard is gehandeld en heeft verzocht de overige klachtonderdelen ongegrond te verklaren.

Beoordeling van het geschil
De commissie overweegt het volgende.

Bij de beoordeling van deze klacht geldt het volgende beoordelingskader. De overeenkomst die is gesloten tussen klager en de zorgaanbieder is aan te merken als een geneeskundige behandelingsovereenkomst in de zin van artikel 7:446 van het Burgerlijk Wetboek (BW).
Bij de uitvoering van de geneeskundige behandelingsovereenkomst moet de hulpverlener de zorg van een goed hulpverlener in acht nemen en daarbij handelen in overeenstemming met de op hem rustende verantwoordelijkheid, voortvloeiende uit de voor hulpverleners geldende professionele standaard (artikel 7:453 van het BW). Deze zorgplicht houdt in dat de hulpverlener die zorg moet betrachten die een redelijk bekwaam en redelijk handelend vakgenoot/hulpverlener in dezelfde omstandigheden zou hebben betracht. De zorgplicht houdt in beginsel geen resultaatsverplichting in, maar wordt aangemerkt als een inspanningsverplichting
De commissie dient te oordelen of de zorgaanbieder is tekortgeschoten in het nakomen van de behandelovereenkomst met klager.

De commissie zal klager op grond van artikel 6 lid 1 sub a van het Reglement Geschillencommissie Ziekenhuizen niet-ontvankelijk verklaren in het klachtonderdeel (door de commissie aangemerkt als klachtonderdeel A), inhoudende dat het medisch dossier incompleet aan klager is verstrekt, nu klager dit klachtonderdeel niet eerst bij de zorgaanbieder heeft ingediend.

De commissie heeft de overige klachtonderdelen als volgt onderverdeeld en zal deze in die onderverdeling behandelen:
Klachtonderdeel B: dokter [naam] heeft geen of in een te laat stadium overleg gehad met de viroloog over vervangende medicatie;
Klachtonderdeel C: dokter [naam] heeft ten onrechte gesteld dat er geen vervangende medicatie bestond;
Klachtonderdeel D: klager moest zich laten behandelen door een assistente waardoor hij niet behandeld wenste te worden;
Klachtonderdeel E: dokter [naam] heeft de zorg van klager over het bultje op zijn hand niet serieus genomen.

De commissie stelt vast dat dokter [naam] op 22 september 2016 overleg heeft gehad met viroloog [naam] van het UMC Utrecht over de behandeling van de HIV-infectie van klager. De klacht dat er, in tegenstelling tot wat dokter [naam] aan klager zou hebben medegedeeld, geen overleg heeft plaatsgevonden, is dus ongegrond. Dat de uitkomst van het overleg klager niet heeft bereikt, is te wijten aan het feit dat klager zijn afspraak in januari 2017 heeft afgezegd en vervolgens niet opnieuw een afspraak heeft gemaakt. De commissie is van oordeel dat de zorgaanbieder voldoende pogingen heeft ondernomen om klager er alsnog toe te bewegen op de afspraak in januari 2017 te verschijnen, maar geeft de zorgaanbieder in overweging om met name in het geval van HIV-patiënten waarvan de ‘no-show’ op afspraken hoog is, in ieder geval de huisarts schriftelijk te informeren over de uitkomst van bijvoorbeeld het overleg met de viroloog.

De commissie is voorts van oordeel dat niet aannemelijk is geworden dat dokter [naam] in de jaren voorafgaand aan het overleg op 22 september 2016 aan klager heeft toegezegd dat zij de medische situatie van klager met de vraag of andere (nieuw ontwikkelde) medicatie minder belastend en even effectief was om zijn HIV-infectie te behandelen, zou voorleggen aan een viroloog. De medische situatie van klager als gevolg van therapie- en medicatie-ontrouw, stond daaraan in de weg. Dit maakt ook dat de commissie van oordeel is dat dokter [naam] niet onzorgvuldig heeft gehandeld door de medische situatie van klager voor het eerst in september 2016 voor te leggen aan een viroloog, in dit geval
[naam viroloog].

De commissie acht evenmin aannemelijk geworden dat dokter [naam] in de jaren voor september 2016 klager heeft voorgehouden dat er geen andere nieuwe medicatie bestond. Op grond van de overgelegde stukken en de verklaringen ter zitting concludeert de commissie dat dokter [naam] tijdens de behandeling van klager sinds 2009 telkens zorgvuldige afwegingen heeft gemaakt ten aanzien van de behandeling van klager die, alle omstandigheden waaronder de therapie- en medicatie-ontrouw in acht nemend, voor klager het meest passend was.

Ten aanzien van het klachtonderdeel dat klager zich moest laten behandelen door een assistente waardoor hij niet behandeld wenste te worden, is de commissie van oordeel dat op grond van de overgelegde stukken en de verklaringen ter zitting niet kan worden geconcludeerd dat klager aan de zorgaanbieder, voordat hij weer door de specifieke assistente werd behandeld, te kennen heeft gegeven dat hij dit niet wenste. De commissie concludeert dat de zorgaanbieder daardoor niet de gelegenheid heeft gehad, het verzoek van klager te honoreren.

Wat betreft het niet serieus nemen van de zorg van klager over het bultje op zijn hand overweegt de commissie dat haar niet is gebleken van onzorgvuldig handelen door dokter [naam] wat betreft de behandeling in breedste zin van klager. Dokter [naam] kon en mocht het bultje op de hand niet beoordelen, omdat het niet ging om een ziekte gerelateerde klacht. De commissie acht aannemelijk dat dokter [naam] klager conform protocol heeft verwezen naar zijn huisarts.

Op grond van het voorgaande is de commissie van oordeel dat de klachtonderdelen B tot en met E ongegrond zijn.

Vordering tot schadevergoeding

Voor een aanspraak op schadevergoeding is ten minste vereist dat de schuldenaar – de zorgaanbieder – in enig opzicht toerekenbaar is tekortgeschoten in de nakoming van de behandelovereenkomst. Nu de commissie geen tekortkomingen in de nakoming van de behandelovereenkomst heeft vastgesteld, kan er niet van tekortschieten dat heeft geleid tot schade worden gesproken. De vordering tot vergoeding van schade zal dan ook worden afgewezen

Derhalve wordt als volgt beslist.

Beslissing
De commissie:
– verklaart klager niet-ontvankelijk in klachtonderdeel A;
– verklaart de klachtonderdelen B tot en met E ongegrond;
– wijst de vordering af.

Aldus beslist door de Geschillencommissie Ziekenhuizen, bestaande uit mr. M.M. Verhoeven, voorzitter, dr. R.C. Zwart, mr. P.O.H. Gevaerts, leden, in aanwezigheid van mr. C. Koppelman, secretaris, op 26 februari 2021.