Commissie: Geestelijke Gezondheidszorg
Categorie: (Niet) Ontvankelijkheid
Jaartal: 2020
Soort uitspraak: ontvankelijkverklaring
Uitkomst: ontvankelijk
Referentiecode:
13700/22079
De uitspraak:
Waar gaat de uitspraak over
De klager is de vertegenwoordiger van de cliënt. De klager klaagt over de kwaliteit van de zorgverlening van cliënt. Er wordt nalatig en onzorgvuldig met cliënt omgegaan. Onlangs hebben zich incidenten voorgedaan, waardoor de klager een geschil bij de commissie heeft ingediend. De zorgaanbieder vindt dat de klacht niet in behandeling kan worden genomen, aangezien de klacht niet eerst aan de interne onafhankelijke klachtencommissie van de zorgaanbieder is voorgelegd. Er is in het kader van familiebeleid een gesprek met de klager gevoerd, maar hierin is geen klacht kenbaar gemaakt. De commissie vindt dat de klager zijn klachten voldoende duidelijk heeft gemaakt in de gesprekken met de directie van de zorgaanbieder. Dat de klacht niet aan de interne klachtencommissie is voorgelegd kan niet aan de klager verweten worden, aangezien hij zijn klachten al tijdens het gesprek kenbaar heeft gemaakt. Er zal een inhoudelijke behandeling van het geschil plaatsvinden.
Volledige uitspraak
In het geschil:
[Naam cliënt], wonende te [woonplaats], gemachtigde: [naam klager]
en
Stichting Rivierduinen, gevestigd te Leiden (hierna te noemen: de zorgaanbieder)
Behandeling van het geschil
Uit de stukken blijkt dat de commissie zich primair dient uit te spreken over de ontvankelijkheid van de cliënt.
De Geschillencommissie Geestelijke Gezondheidszorg (verder te noemen: de commissie) heeft kennisgenomen van de overgelegde stukken.
De behandeling heeft plaatsgevonden op 2 juni 2020.
Partijen zijn niet voor de zitting opgeroepen.
Onderwerp van het geschil
Het geschil betreft naast de ontvankelijkheid de kwaliteit van de zorgverlening gegeven aan de cliënt.
Standpunt van klager
Voor het standpunt van klager verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.
De cliënt is sinds lange tijd onder behandeling van de zorgaanbieder. Tijdens een psychiatrische opname hebben zich incidenten plaatsgevonden die aanleiding hebben gegeven tot deze klacht.
Zo heeft de cliënt een heupprothese gekregen, die vanwege de nalatige zorg van de zorgaanbieder weer verwijderd moest worden. De kans op het succesvol plaatsen van een nieuwe prothese is uitermate klein. Hierdoor is de mobiliteit van de cliënt sterk en blijvend beperkt.
Voorts heeft de cliënt tot tweemaal toe zijn depot voor antipsychotica gemist en werd dit niet opgemerkt door de zorgaanbieder met als gevolg dat de cliënt moest worden opgenomen op een andere locatie. Hiervan is een rapportage opgemaakt en zijn er interne maatregelen genomen om herhaling van dit soort incidenten te voorkomen.
In eerste instantie heeft klager de zorgaanbieder gevraagd naar de resultaten van haar onderzoek naar de misstanden en de maatregelen die zij heeft genomen om dit in de toekomst voor de cliënt en andere patiënten te voorkomen. Hierop is na lang aandringen op 29 april 2019 zeer summier en terughoudend gereageerd door de geneesheer-directeur. Een vervolggesprek heeft plaatsgevonden in oktober 2019 met een lid van de Raad van Bestuur van de zorgaanbieder, maar de resultaten daarvan heeft klager niet doen besluiten de klacht in te trekken. Vanwege het gebrek aan urgentie van de zijde van de zorgaanbieder is een financiële compensatie aan de cliënt nu op zijn plaats.
In aanwezigheid van [naam vertrouwenscontactpersoon] heeft klager en zijn zus twee gesprekken gevoerd met de leiding van de zorgaanbieder. In eerste instantie met E. B., oud geneesheer-directeur en daarna, in oktober/november 2019, met mevrouw I. S., lid van de Raad van Bestuur. Van deze gesprekken zijn door de cliënt geen notulen gemaakt. Wel zijn zijn grieven, zoals ook toegevoegd aan dit dossier, overhandigd aan de zorgaanbieder. Namens de zorgaanbieder hebben dhr. B. en mevr. S. tijdens deze gesprekken nadrukkelijk aangegeven tot actie en nader onderzoek over te gaan en hiervan verslag te doen. Mevr. S. heeft zelfs in november 2019 gezegd op een termijn van enkele weken te reageren. Deze belofte is zij echter niet nagekomen. De cliënt is al lange tijd psychiatrisch patiënt en heeft tot nu toe kunnen functioneren zonder – officiële – bewindvoerder/curator/mentor.
Klager (tevens gemachtigde) en zijn zus zijn de naaste familie van de cliënt en worden door o.a. de politie, Openbaar Ministerie en de zorgaanbieder gezien als zijn vertegenwoordiging. Zij hebben in beide gesprekken met de zorgaanbieder gevraagd om onderzoek naar de toedracht en afhandeling van het incident dat heeft geleid tot blijvende invaliditeit van de cliënt. Tot nu toe heeft de zorgaanbieder hen daarvan schriftelijk noch mondeling overtuigend bericht.
Standpunt van de zorgaanbieder
Voor het standpunt van de zorgaanbieder verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.
De zorgaanbieder verzoekt de commissie de klacht niet ontvankelijk te verklaren, nu de klacht niet voldoet aan de criteria om door de commissie in behandeling te worden genomen. De klacht is niet conform het reglement eerst voorgelegd aan de interne onafhankelijke klachtencommissie en ook is er geen oordeel over een klacht. Ook is er geen sprake geweest van een ingediende claim.
Voor zover hierover onduidelijkheid zou kunnen bestaan: er zijn met broer en zus van cliënt gesprekken gevoerd in het kader van het familiebeleid en in het kader van de bespreking van een incident zoals voorgeschreven in de WKKGZ in het bijzijn van de Familie Vertrouwens Persoon. Hierbij was er geen sprake van een (formele) klacht, er was nadrukkelijk geen sprake van formele vertegenwoordiging van de zorgaanbieder in enige procedure. Eerst door de commissie is gevraagd om een machtiging welke uiteindelijk met moeite werd verkregen. De zorgaanbieder gaat er dan ook van uit dat de commissie, volgens de gestelde bepalingen in het reglement, de klacht niet ontvankelijk zal verklaren en klager zal terugverwijzen naar de onafhankelijke klachtencommissie van de zorgaanbieder.
Reactie op standpunt van de zorgaanbieder door klager
De zorgaanbieder stelt dat er in het kader van familiebeleid en de regels van de WKKGZ een gesprek is gevoerd met de familie van de cliënt. Klager wijst erop dat het initiatief voor dit gesprek door hem werd genomen, nadat hij advies had ingewonnen bij de onafhankelijke vertrouwenspersoon. Hij hoopte met een gesprek op het hoogste niveau een luisterend oor te vinden en een verbetering binnen de zorgaanbieder in gang te zetten. De geneesheer-directeur, toentertijd de heer E.B. (in aanwezigheid van de juriste mevrouw S. D.), heeft dit gesprek toen wel degelijk als een klacht begrepen. Blijkbaar beziet zijn opvolger het liever vanuit een meer juridisch perspectief. De allereerste ambitie van klager is dat de zorgaanbieder aantoonbaar lering trekt uit deze casus en zich niet verschuilt achter juridische haarkloverij of pas in beweging gaat komen als er, in de woorden van de heer De W., een ‘ingediende claim’ ligt. Mevrouw drs. I.H. S., lid raad van bestuur van de zorgaanbieder heeft in hun gesprek op 21 oktober 2019 mondeling de resultaten van de gesprekken tussen de zorgaanbieder en het Alrijne ziekenhuis voorgelegd. Verder zijn er geen onderzoeksresultaten gedeeld. Klager is van mening dat het onderzoek van de zorgaanbieder veel te beperkt is geweest en de maatregelen vaag. Zijn bezwaar behelst niet alleen de overdracht van de cliënt tussen de zorgaanbieder en het Alrijne ziekenhuis, maar vooral ook de interne overdracht en regievoering binnen de instelling van de zorgaanbieder zelf. En die laatste aspecten blijven tot nu toe volledig onderbelicht. Mevrouw S. gaf aan in hun gesprek begrip te hebben voor zijn visie en beloofde binnen enkele weken terug te komen met haar bevindingen. Ondanks beloftes van de kant van de zorgaanbieder wordt niet inhoudelijk gereageerd op het verzoek tot een toelichting / verklaring van hetgeen gebeurd is met de cliënt.
Beoordeling van het geschil
De commissie dient te beoordelen of de cliënt in zijn klacht kan worden ontvangen nu de zorgaanbieder in haar verweer uitdrukkelijk een beroep op niet-ontvankelijkheid heeft gedaan.
Voorzover de zorgaanbieder heeft bedoeld dat de klager niet kan worden aangemerkt als gemachtigde van de cliënt overweegt de commissie dat klager een ondertekende verklaring van de cliënt, d.d. 6 november 2019, heeft overgelegd waarin de cliënt klager machtigt om namens hem de klachtenprocedure bij de commissie te starten. De commissie is dan ook van oordeel dat klager als gemachtigde van cliënt moet worden beschouwd.
De zorgaanbieder heeft, onder verwijzing naar het geschillenreglement van de commissie, gesteld dat de cliënt niet eerst zijn klacht aan de interne klachtencommissie heeft voorgelegd en om die reden niet ontvankelijk moet worden verklaard in zijn klacht.
Ingevolge artikel 6.1 onder a van het reglement van de geschillencommissie verklaart de commissie op verzoek van de zorgaanbieder – gedaan bij eerste gelegenheid – de cliënt in zijn klacht niet ontvankelijk indien hij zijn klacht niet eerst volgens de wet bij de zorgaanbieder heeft ingediend, tenzij van de cliënt in redelijkheid niet kan worden verlangd dat hij onder de gegeven omstandigheden zijn klacht eerst bij de zorgaanbieder indient. Ingevolge artikel 6.2 kan de commissie besluiten het geschil toch in behandeling te nemen, indien de cliënt ter zake van de niet naleving ervan naar het oordeel van de commissie redelijkerwijs geen verwijt treft.
De commissie overweegt als volgt.
Uit de overgelegde correspondentie maakt de commissie op dat klager op 1 december 2018 voor het eerst zijn klachten met de toenmalige geneesheer-directeur E.B, in aanwezigheid van een juridisch medewerker van de zorgaanbieder, heeft besproken. Per e-mail van 29 april 2019 heeft klager van E.B. een rapportage naar aanleiding van deze klachten ontvangen. Vervolgens heeft klager op 21 oktober 2019 opnieuw zijn klachten kenbaar gemaakt in een gesprek met mevrouw I.S., lid van de Raad van Bestuur van de zorgaanbieder, die zoals klager stelt binnen vier weken met een reactie zou komen.
Gezien de overgelegde stukken heeft klager naar het oordeel van de commissie zijn klachten voldoende duidelijk verwoord in de gesprekken met de directie van de zorgaanbieder. De afspraken die tijdens deze gesprekken met klager zijn gemaakt, zijn door de zorgaanbieder ondanks toezeggingen niet nagekomen en evenmin door de zorgaanbieder schriftelijk bevestigd. Dat klager zijn klachten niet aan de interne klachtencommissie heeft voorgelegd, kan, naar het oordeel van de commissie, gezien het vorenstaande, redelijkerwijze niet aan klager worden verweten, en daarmee derhalve ook niet aan de cliënt worden toegerekend.
Gelet hierop is de commissie, onder verwijzing naar het bepaalde in artikel 6.2 van het reglement, van oordeel dat de cliënt ontvankelijk moet worden verklaard in zijn klacht. Partijen zullen worden opgeroepen voor een nadere inhoudelijke behandeling van dit geschil.
Derhalve wordt als volgt beslist.
Beslissing
De commissie verklaart de cliënt ontvankelijk in zijn klacht.
Aldus beslist door de Geschillencommissie Geestelijke Gezondheidszorg, bestaande uit de heer mr. A.R.O. Mooy, voorzitter, de heer E. Krist, de heer mr. S. Sierksma, leden, in aanwezigheid van mevrouw mr. W. Hartong van Ark, secretaris, op 2 juni 2020.