Commissie: Ziekenhuizen
Categorie: -
Jaartal: 2019
Soort uitspraak: bindend advies
Uitkomst: niet-ontvankelijk
Referentiecode:
121989
De uitspraak:
Waar gaat de uitspraak over
De klacht is niet binnen 12 maanden nadat het ziekenhuis de klacht van cliënt had afgehandeld, bij de commissie ingediend. De cliënt heeft geen redenen opgeven waarom de termijnoverschrijding hem niet te verwijten is. De klacht kan daarom niet door de commissie worden behandeld.
Volledige uitspraak
In het geschil tussen
[Cliënt], wonende te [plaats], en Stichting Katholieke Universiteit (Radboud UMC), gevestigd te Nijmegen, (verder te noemen: het ziekenhuis).
Behandeling van het geschil
Partijen zijn overeengekomen dit geschil bij bindend advies door de Geschillencommissie Ziekenhuizen (verder te noemen: de commissie) te laten beslechten.
Client heeft op 18 december 2018 bij de commissie door middel van het vragenformulier Geschillencommissie Ziekenhuizen een klacht ingediend tegen het ziekenhuis.
Bij brief van 14 februari 2019 heeft het ziekenhuis verweer gevoerd tegen die klacht en onder meer gesteld dat de commissie niet bevoegd is de klacht te behandelen en dat cliënt niet-ontvankelijk is in zijn klacht.
Bij brief van 19 februari 2019 heeft de commissie cliënt in de gelegenheid gesteld om binnen 14 dagen op het bevoegdheids- en niet-ontvankelijkheidsverweer van het ziekenhuis te reageren. Cliënt heeft van deze gelegenheid geen gebruik gemaakt.
Bij brieven van 19 februari 2019 en 14 maart 2019 (in onderling verband en samenhang beschouwd) heeft de commissie partijen meegedeeld dat zij tijdens de zitting van 29 maart 2019 het verweer van het ziekenhuis zal beoordelen en dat partijen voor die zitting niet worden uitgenodigd.
De behandeling van de klacht heeft buiten aanwezigheid van partijen plaatsgevonden op de zitting van de commissie van 29 maart 2019 te Eindhoven.
Beoordeling van het geschil
De commissie heeft op grond van de door partijen overgelegde stukken het volgende overwogen.
Cliënt beklaagt zich over de wijze waarop hij op 13 april 2015 door een interventiecardioloog van het ziekenhuis bij een – overigens niet geslaagde – hartkatheterisatie is behandeld.
Omdat op de zitting van 29 maart 2019 alleen het bevoegdheids- en ontvankelijkheidsverweer van het ziekenhuis aan de orde is en de klacht niet inhoudelijk wordt beoordeeld, verwijst de commissie – om het kort te houden – voor de onderbouwing van die behandelingswijze naar het eerder genoemde vragenformulier met bijlagen. Om dezelfde reden verwijst de commissie voor het inhoudelijke verweer van het ziekenhuis naar de brief van het ziekenhuis van 14 februari 2019.
Wat betreft het bevoegdheids- en niet-ontvankelijkheidsverweer neemt het ziekenhuis het volgende standpunt in. De klacht die cliënt bij het ziekenhuis heeft ingediend dateert van 1 maart 2016. Artikel 35 en 40 van de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg (verder te noemen: Wkkgz) voorzien in een overgangsregeling met betrekking tot de regels over klachten en geschillen. In dit overgangsrecht wordt geregeld, dat totdat de klachtenregeling op grond van die wet van kracht is geworden op de behandeling van klachten, de regeling van toepassing blijft die gold onder de Wet klachtrecht cliënten zorgsector (verder te noemen: Wkcz). De klachtenregeling van het ziekenhuis, die is gebaseerd op de Wkkgz, is op 1 januari 2017 in werking getreden. De klacht van cliënt is nog behandeld op basis van de Wkcz. Onder het regime van de Wkcz is geen plaats voor behandeling van een geschil door de commissie. Verder geldt het volgende. Op of omstreeks 9 december 2016 en in ieder geval op of omstreeks 6 januari 2017 heeft cliënt de brief van de raad van bestuur van het ziekenhuis van 8 december 2016 ontvangen. In deze brief heeft de raad van bestuur cliënt meegedeeld dat hij het oordeel van de klachtencommissie van het ziekenhuis dat de klacht van cliënt ongegrond is, overneemt. Cliënt was dus op de hoogte van het oordeel van de raad van bestuur over de door hem ingediende klacht. Nu cliënt zijn geschil niet binnen 12 maanden na afhandeling van zijn klacht door het ziekenhuis bij de commissie aanhangig heeft gemaakt, verzoekt het ziekenhuis de commissie onder verwijzing naar het bepaalde in artikel 6, eerste lid, onder a, van het reglement van de commissie cliënt in zijn klacht niet-ontvankelijk te verklaren.
De commissie zal eerst het niet-ontvankelijkheidsverweer van het ziekenhuis bespreken. De reglementsbepaling waarnaar het ziekenhuis heeft verwezen houdt het volgende in. De commissie verklaart op verzoek van het ziekenhuis – gedaan bij eerste gelegenheid – de cliënt in zijn klacht niet-ontvankelijk indien hij zijn klacht niet eerst overeenkomstig de Wkkgz of de op de geneeskundige behandelingsovereenkomst van toepassing zijnde voorwaarden bij het ziekenhuis heeft ingediend en de cliënt zijn geschil vervolgens niet binnen 12 maanden na afhandeling van de klacht door het ziekenhuis bij de commissie aanhangig heeft gemaakt.
Het ziekenhuis heeft bij de eerste gelegenheid een beroep gedaan op de niet-ontvankelijkheid. Vast staat – nu cliënt de desbetreffende stelling van het ziekenhuis niet heeft betwist – dat het ziekenhuis de door cliënt bij hem ingediende klacht bij brief van 8 december 2016 heeft afgehandeld. Deze brief heeft cliënt bereikt, gezien zijn schriftelijke reactie daarop, welke reactie het ziekenhuis op 6 januari 2017 heeft ontvangen. Cliënt heeft het geschil op 18 december 2018 bij de commissie aanhangig gemaakt en dat is niet binnen 12 maanden nadat het ziekenhuis de klacht van cliënt had afgehandeld. Cliënt heeft geen omstandigheden gesteld – en de commissie zijn ook geen omstandigheden gebleken – waaruit valt af te leiden dat cliënt ter zake van de termijnoverschrijding redelijkerwijs geen verwijt treft. De commissie is dan ook van oordeel dat cliënt in zijn klacht niet-ontvankelijk verklaard moet worden. Nu het niet-ontvankelijkheidsverweer van het ziekenhuis slaagt, kan een oordeel over het bevoegdheidsverweer van het ziekenhuis achterwege blijven.
De commissie wijst cliënt erop dat deze niet-ontvankelijkverklaring cliënt niet de mogelijkheid ontneemt om zich desgewenst tot de burgerlijke rechter te wenden.
Beslissing
De commissie verklaart cliënt niet-ontvankelijk in zijn klacht.
Aldus beslist op 29 maart 2019 door de Geschillencommissie Ziekenhuizen, bestaande uit
mevrouw mr. S.W.M. Speekenbrink, voorzitter, de heer dr. R.C. Zwart en de heer J. Donga, leden, in aanwezigheid van de heer mr. L.G.H. Cox, secretaris.