Commissie: Ziekenhuizen
Categorie: (On)Zorgvuldig handelen
Jaartal: 2019
Soort uitspraak: bindend advies
Uitkomst: ongegrond
Referentiecode:
124414
De uitspraak:
Waar gaat de uitspraak over
Ambulante begeleider heeft hulp verricht rondom verhuizing van klaagster. Er kan uit het dossier niet worden afgeleid dat klaagster onder druk is gezet om te verhuizen. Geen recht op schadevergoeding.
Volledige uitspraak
In het geschil tussen
[Klaagster], wonende te [plaats], en Academisch Ziekenhuis Groningen, gevestigd te Groningen (verder te noemen: het ziekenhuis).
Behandeling van het geschil
Partijen zijn overeengekomen dit geschil bij bindend advies door de Geschillencommissie Ziekenhuizen (verder te noemen: de commissie) te laten beslechten. Het geschil is ter zitting behandeld op 26 september 2019 te Utrecht. Partijen zijn niet ter zitting opgeroepen. De commissie heeft kennis genomen van de overgelegde stukken.
Onderwerp van het geschil
Het geschil heeft betrekking op de ambulante begeleiding die klaagster ontving. Door de ambulance begeleider is erop aangedrongen dat klaagster zou verhuizen, in verband met burenoverlast. De verhuizing heeft schade toegebracht aan de gezondheid van klaagster en voor veel stress gezorgd. Het Universitair Centrum Psychiatrie (verder te noemen: UCP), onderdeel van het ziekenhuis, waarvoor de ambulante begeleider werkt, had direct moeten ingrijpen toen de situatie tussen klaagster en de ambulante begeleider uit de hand liep en naar een oplossing moeten zoeken die klaagster tot rust had gebracht.
Voor het standpunt van klaagster verwijst de commissie naar de overgelegde stukken, te weten het ingevulde klachtenformulier d.d. 29 april 2019 met bijlagen. In de kern komt het standpunt van klaagster op het volgende neer.
De klacht heeft betrekking op handelingen in de periode januari-februari 2018. In deze periode is klaagster verhuist naar een andere woning, omdat zij in haar oude woning vaak onenigheid had met de buurman. Klaagster wilde wel graag verhuizen, maar omdat zij wist dat een verhuizing haar veel stress zou geven en zij niet de financiële middelen had om te verhuizen, wilde zij hier niet aan beginnen. De ambulance begeleider vond het echter wel een goed idee om te verhuizen en heeft dan ook aan klaagster geadviseerd dit wel te doen. De begeleider geeft aan te zullen helpen met het aanvragen van bijzondere bijstand en zal desnoods zelf helpen met verhuizen. Klaagster gaat overstag en accepteert een andere woning. Zij heeft dan drie weken om haar oude woning te verlaten. Er moet veel gebeuren en dit zorg voor veel stress en ruzie met haar zoon. Klaagster mist een plan waar zij op terug kan vallen en krijgt niet het idee dat iemand haar wil helpen. Ook blijkt dat zij geen bijzondere bijstand krijgt. In deze periode gaat het steeds slechter met klaagster. In de periode van 2 tot 13 februari 2018 heeft zij geen enkel contact met het UCP. Door toedoen van haar zoon komt na 13 februari 2018 de hulp weer op gang en krijgt zij een andere begeleider. Klaagster voelt zich in de steek gelaten bij een belangrijke levensgebeurtenis die veel stress veroorzaakte. Zij miste transparantie van de begeleiding. Zij had meer duidelijkheid nodig en beloftes die waren gedaan werden niet nagekomen. Dit heeft haar vertrouwen geen goed gedaan. Klaagster eist een redelijke financiële vergoeding om de woning leefbaar te maken en excuses van de instelling.
Standpunt van het ziekenhuis
Voor het standpunt van het ziekenhuis wordt verwezen naar de uitgebreide inhoudelijke reactie van het ziekenhuis in de eerder gevoerde klachtenbehandeling bij de klachtenfunctionaris van het ziekenhuis en daaropvolgend bij de klachtencommissie van het UCP. Hierin heeft het ziekenhuis een beschrijving gegeven van de door de ambulante begeleider uitgevoerde werkzaamheden rond de verhuizing en haar rol daarin. Kort samengevat vindt het ziekenhuis het erg vervelend dat er ruis is ontstaan tussen de ambulante begeleider en klaagster. Door het ziekenhuis/de begeleider is geprobeerd van alles te regelen en alles in goede banen te leiden. Klaagster ziet verkeerde intenties bij de hulpverleners. Dat maakt het lastig om tot een oplossing te komen.
Beoordeling van het geschil
De commissie overweegt het volgende.
Het toetsingskader
Het handelen van de ambulante begeleider van het UPC valt onder de geneeskundige behandelingsovereenkomst in de zin van artikel 7:446, zoals opgenomen in boek 7, titel 7, afdeling 5, van het Burgerlijk Wetboek (BW). Klaagster is van mening dat de uitvoering van de werkzaamheden door de begeleider onjuist is geweest. Klaagster houdt het ziekenhuis hiervoor aansprakelijk op grond van artikel 7:462 BW, welk artikel de (mede-) aansprakelijkheid van het ziekenhuis betreft voor tekortkomingen van de hulpverleners van het ziekenhuis. Voor aansprakelijkheid van het ziekenhuis is vereist dat voldoende aannemelijk is dat de hulpverlener tekort is geschoten in de uitvoering van de geneeskundige behandelingsovereenkomst. De tekortkoming moet aan de hulpverlener verweten kunnen worden en de klaagster moet daarvan nadeel hebben ondervonden.
Op grond van de geneeskundige behandelingsovereenkomst moet een hulpverlener bij zijn werkzaamheden de zorg van een goed hulpverlener in acht nemen en daarbij handelen in overeenstemming met de op hem rustende verantwoordelijkheid, voortvloeiende uit de voor hulpverleners geldende professionele standaard (artikel 7:453 BW). Deze zorgplicht houdt in dat de zorgverlener in de die zorg moet betrachten die een redelijk bekwaam en redelijk handelend vakgenoot in dezelfde omstandigheden zou hebben betracht.
De verplichting die voor het ziekenhuis voortvloeit uit een geneeskundige behandelingsovereenkomst wordt in beginsel niet aangemerkt als een resultaatsverplichting, waarbij de zorginstelling moet instaan voor het bereiken van een bepaald resultaat, maar als een inspanningsverplichting, waarbij de zorginstelling zich verplicht zich voor het bereiken van een bepaald resultaat in te spannen. Van een tekortkoming kan dan ook pas worden gesproken indien komt vast te staan dat de hulpverlener zich onvoldoende heeft ingespannen of bij de inspanning een fout heeft gemaakt.
Uit de stukken die bij de commissie zijn overgelegd blijkt naar het oordeel van de commissie, afgezet tegen bovengenoemd toetsingskader, niet van verwijtbaar handelen van het ziekenhuis, in de persoon van de ambulante begeleider. Door de begeleider zijn werkzaamheden verricht rond de verhuizing van klaagster, welke werkzaamheden van een goed hulpverlener verwacht mogen worden. Er kan niet uit het dossier worden afgeleid dat klaagster onder druk is gezet om de nieuwe woning te accepteren. Klaagster heeft zelf de keuze gemaakt om te verhuizen. Dat dit voor stress en financiële problemen heeft gezorgd wordt niet ontkend of onderschat en is te betreuren. Dit kan echter niet op het handelen of nalaten van de begeleider worden teruggevoerd.
De commissie is derhalve van oordeel dat de klachten van de klaagster ongegrond zijn.
Schadevergoeding en excuses
Nu de commissie van mening is dat de klachten van klaagster ongegrond zijn en er niet gesteld of gebleken is van geleden (materiële dan wel immateriële) schade, kan van een schadevergoeding geen sprake zijn. Ook voor het maken van excuses door de instelling, zoals door klaagster gevraagd, kan geen sprake zijn.
Dit brengt mee dat als volgt dient te worden beslist.
Beslissing
De commissie:
- verklaart de klachten van klaagster ongegrond;
- wijst af de vordering tot schadevergoeding en het maken van excuses door de instelling.
Aldus beslist op 26 september 2019 door de Geschillencommissie Ziekenhuizen, bestaande uit
de heer mr. A.R.O. de Mooy, voorzitter, mevrouw drs. H. Schaffels en mevrouw I. van den Hoven-van Vogelpoel, leden, in aanwezigheid van mevrouw mr. M. Gardenier, secretaris.