Klaagster klaagt over informatieverstrekking en nazorg na liesoperatie

De Geschillencommissie Zorg
Print Friendly, PDF & Email




Commissie: Ziekenhuizen    Categorie: Informatie    Jaartal: 2021
Soort uitspraak: bindend advies   Uitkomst: ongegrond   Referentiecode: 45387/56255

De uitspraak:

Waar gaat de uitspraak over

De klaagster klaagt over de door de zorgaanbieder verrichte liesoperatie. De informatieverstrekking voorafgaand en na de operatie was onvoldoende. Ook was de overdracht aan de thuiszorg erg gebrekkig. Daarnaast is de wond van de klaagster ontstoken, waarvoor zij meerdere keren naar het ziekenhuis moest gaan. De zorgaanbieder geeft aan dat bij operaties in de lies een grote kans is op wondinfecties. Hij had de klaagster aangeraden om op vervolggesprek te komen, wat zij heeft afgewezen. Bij ontslaggesprekken wordt deze informatie verstrekt. Daarnaast is de overdracht op thuiszorg digitaal gebeurd en heeft de klaagster dit geaccepteerd. Volgens de commissie was het verstandig geweest als de klaagster naar het gesprek was gegaan om alle risico’s te bespreken. Verder is het eerder naar huis sturen van de klaagster niet onzorgvuldig, nu een medische opname niet langer noodzakelijk leek. Een wondinfectie in de lies komt in het algemeen vaak voor en is daarom niet te verwijten aan de zorgaanbieder. De klachten van de klaagster zijn ongegrond.

Volledige uitspraak

In het geschil tussen
[Klaagster], wonende te [woonplaats]

en

Stichting Deventer Ziekenhuis, gevestigd te Deventer
(hierna te noemen: de zorgaanbieder).

Behandeling van het geschil
Partijen zijn overeengekomen dit geschil bij bindend advies door de Geschillencommissie Ziekenhuizen (verder te noemen: de commissie) te laten beslechten.

De commissie heeft kennis genomen van de overgelegde stukken.

De behandeling heeft plaatsgevonden op 26 maart 2021 te Zwolle.

Partijen zijn tijdig en behoorlijk opgeroepen ter zitting te verschijnen.

Ter zitting is klaagster met haar zoon, [naam], verschenen en werd de zorgaanbieder vertegenwoordigd door [naam] (chirurg), [naam] (operationeel manager Transmuraal Logistiek Bureau) en [naam] (klachtenfunctionaris).

Onderwerp van het geschil
Klaagster heeft de klacht voorgelegd aan de zorgaanbieder. De zorgaanbieder heeft via de schadecontactpersoon aan klaagster medegedeeld geen grondslag voor financiële tegemoetkoming te zien. In mei 2020 heeft de zorgaanbieder aangeboden uit coulance de kosten van de EMDR-behandeling (€ 90,–) en de reiskosten (€ 240,–) te voldoen. Klaagster heeft dit aanbod in juni 2020 geweigerd en heeft een klacht bij de geschillencommissie ingediend.

Het geschil betreft de informatieverstrekking rondom en de nazorg door de zorgaanbieder na een liesoperatie op 7 oktober 2019 in het ziekenhuis van de zorgaanbieder.

Standpunt van klaagster
Voor het standpunt van klaagster verwijst de commissie naar de overgelegde stukken en de verklaring ter zitting. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.

In oktober 2019 bleek dat een in het linkerbovenbeen geplaatste stent en een liesader dicht zaten. Klaagster is hieraan op 7 oktober 2019 in ziekenhuis van zorgaanbieder geopereerd door [naam chirurg 1], waarbij een plastiek is geplaatst. [Naam chirurg 1] heeft klaagster voorafgaand aan de operatie meegedeeld dat ze ongeveer vijf dagen zou worden opgenomen. Klaagster mocht twee dagen na de operatie naar huis. Er zou thuiszorg worden geregeld door de zorgaanbieder, maar er heeft zich geen thuiszorgorganisatie gemeld bij klaagster. Klaagster heeft de wond op 14 oktober 2019 door haar huisarts laten beoordelen. De huisarts heeft een aanvraag voor thuiszorg bij een thuiszorgorganisatie ingediend. Thuiszorg ([naam thuiszorgorganisatie]) heeft geconstateerd dat de wond lekte en was ontstoken. Een dag later (15 oktober 2019) is klaagster opnieuw opgenomen in het ziekenhuis van de zorgaanbieder. De wond is opengemaakt en is elke dag gespoeld. Een week later mocht klaagster naar huis. Vervolgens is er op de wondpoli nog twee keer (28 oktober 2019 en 4 november 2019) dood weefsel met materiaalresten uit de wond gehaald. [Naam chirurg 1] heeft klaagster na de operatie niet op de afdeling bezocht. Ook [naam chirurg 2], die de wond na de operatie heeft geopend, heeft zich daarna volgens klaagster niet meer laten zien.

De thuiszorgorganisatie die door de zorgaanbieder was ingeschakeld, bleek achteraf [naam thuiszorgorganisatie] te zijn. Volgens [naam thuiszorgorganisatie] is er gebeld naar de mobiele telefoons van klaagster en haar echtgenoot, maar heeft [naam thuiszorgorganisatie] geen gehoor gekregen. Volgens klaagster zijn zij en haar echtgenoot niet gebeld door [naam thuiszorgorganisatie]. Klaagster heeft verklaard van de zorgaanbieder geen formulier te hebben ontvangen waarop was vermeld dat de thuiszorg was opgedragen aan [naam thuiszorgorganisatie].

Volgens klaagster is er door de onzorgvuldige behandeling door de zorgaanbieder veel leed veroorzaakt, hetgeen niet nodig was geweest als er in het ziekenhuis direct een wondexpert bij de behandeling was betrokken. Klaagster heeft meegedeeld in juni 2019 een hersenaneurisma en een CVA te hebben gehad, waaraan zij is geopereerd. Sindsdien heeft zij veel last van prikkels en van drukte in haar omgeving. Het feit dat zij in plaats van vijf dagen, twee dagen na de operatie naar huis mocht, terwijl de overdracht naar de thuiszorg van onder andere de wondverzorging niet (goed) was geregeld, heeft bij klaagster veel onrust en angst veroorzaakt. Hetzelfde geldt voor het feit dat klaagster nog diverse keren het ziekenhuis heeft moeten bezoeken. Volgens klaagster heeft de thuiszorg door de gebrekkige overdracht door de zorgaanbieder ook langer geduurd (de verzorging heeft drie maanden geduurd) dan nodig was geweest. Dit heeft eveneens tot veel onrust bij klaagster geleid.

Klaagster heeft verklaard dat het mogelijk is, onder ander als gevolg van het CVA in juni 2019, dat zij niet alles heeft meegekregen wat er in het ontslaggesprek aan haar is verteld. Dit geldt ook voor het informatiegesprek voorafgaande aan de operatie, waarbij de echtgenoot van klaagster aanwezig was. Volgens klaagster is haar echtgenoot echter erg doof. Klaagster had verwacht in verband met het CVA meer begeleiding en uitleg te zullen krijgen.
Klaagster is van oordeel dat zij nooit erkenning heeft gekregen voor wat haar na de liesoperatie allemaal is overkomen door toedoen van de zorgaanbieder.

Klaagster heeft schadevergoeding gevorderd van € 5.329,76, waaronder € 5.000,– voor immateriële schade.

Standpunt van de zorgaanbieder
Voor het standpunt van de zorgaanbieder verwijst de commissie naar de overgelegde stukken en de verklaring ter zitting. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.

[Naam chirurg 1] heeft verklaard dat hij samen met [naam chirurg 2] heeft geopereerd en dat hij bij de nacontrole nauwelijks betrokken is geweest, omdat hij kort na de operatie is vertrokken naar het buitenland. [Naam chirurg 1] heeft verklaard dat hij niet op de hoogte was van de complicaties na de operatie. Volgens [naam chirurg 1] heeft hij voorafgaande aan de operatie aan klaagster meegedeeld dat ze rekening moest houden met een opname van een week, maar dat de opname ook korter kon duren. Volgens [naam chirurg 1] heeft hij in het gesprek voorafgaande aan de operatie ook gevraagd of klaagster alles heeft begrepen wat hij heeft verteld.

[Naam chirurg 1] heeft aangevoerd dat er bij operaties in de lies een heel grote kans is op wondinfecties; die kans gaat richting de 40%. De lies is matig gevasculeerd en er bevinden zich veel bacteriën in de lies. Er worden veel maatregelen genomen om infectie te voorkomen, maar dat lukt niet altijd. [Naam chirurg 1] heeft verklaard dat het risico op wondinfectie in het ziekenhuis van de zorgaanbieder tot de standaard voorlichting door de arts aan de patiënt behoort. Ook wordt bij ontslaggesprekken informatie verstrekt over de verdere wondbehandeling.
Volgens [naam chirurg 1] bestaat er geen protocol meer voor het toedienen van antibiotica na een dergelijke liesoperatie. Dit gebeurt nog slechts voorafgaande aan de operatie.
[Naam chirurg 1] heeft verklaard niet te weten of [naam chirurg 2] zich na de operatie nog bij klaagster heeft gemeld, maar [naam chirurg 2] maakt wel onderdeel uit van het team dat de ‘visite-rondes’ maakt op de afdeling.
[Naam chirurg 1] heeft verklaard dat het goed zou zijn geweest dat er nog een gesprek met hem had plaatsgevonden, maar dat klaagster het voorstel hiertoe heeft afgewezen.

[Naam operationeel manager Transmuraal Logistiek Bureau] heeft verklaard dat de verpleegkundige overdracht aan [naam thuiszorgorganisatie] digitaal heeft plaatsgevonden en dat [naam thuiszorgorganisatie] de overdracht digitaal heeft geaccepteerd. Volgens [naam operationeel manager Transmuraal Logistiek Bureau] wordt daarmee de zorg als overgedragen beschouwd. Volgens [naam operationeel manager Transmuraal Logistiek Bureau] werd er in 2019 aan patiënten een kaartje meegegeven waarop de naam en het telefoonnummer van de thuiszorgorganisatie waaraan de overdracht had plaatsgevonden, stond vermeld. Klaagster stelt dit kaartje echter niet te hebben ontvangen. Ook wordt mondeling aan patiënten medegedeeld welke thuiszorgorganisatie de zorg overneemt. Er wordt in de systemen van het ziekenhuis niet vastgelegd of een dergelijk kaartje is verstrekt en of aan de patiënt is medegedeeld welke thuiszorgorganisatie de zorg zal overnemen, zodat niet kan worden aangetoond dat dit daadwerkelijk is gebeurd.
[Naam klachtenfunctionaris] heeft verklaard dat in de digitale ontslagbrief die aan de huisarts is verzonden, niet is vermeld dat de thuiszorg is overgedragen aan [naam thuiszorgorganisatie].

Beoordeling van het geschil
De commissie overweegt als volgt.

Bij de beoordeling van deze klacht geldt het volgende beoordelingskader. De overeenkomst die is gesloten tussen klaagster en de zorgaanbieder is aan te merken als een geneeskundige behandelingsovereenkomst in de zin van artikel 7:446 van het Burgerlijk Wetboek (BW). Bij de uitvoering van de geneeskundige behandelingsovereenkomst moet de hulpverlener de zorg van een goed hulpverlener in acht nemen en daarbij handelen in overeenstemming met de op hem rustende verantwoordelijkheid, voortvloeiende uit de voor hulpverleners geldende professionele standaard (artikel 7:453 van het BW). Deze zorgplicht houdt in dat de hulpverlener die zorg moet betrachten die een redelijk bekwaam en redelijk handelend vakgenoot/hulpverlener in dezelfde omstandigheden zou hebben betracht. De zorgplicht houdt in beginsel geen resultaatsverplichting in, maar wordt aangemerkt als een inspanningsverplichting
De commissie dient te oordelen of de zorgaanbieder is tekortgeschoten in het nakomen van de behandelovereenkomst met klaagster.

De commissie stelt vast dat de klacht kan worden onderverdeeld in vier klachtonderdelen, te weten:
– de informatieverstrekking door de zorgaanbieder aan klaagster voorafgaand aan en na de liesoperatie op 7 oktober 2019 was onvoldoende (klachtonderdeel A);
– de overdracht aan een thuiszorgorganisatie was gebrekkig (klachtonderdeel B);
– de wondinfectie is ontstaan of verergerd door nalatig handelen na de operatie door de zorgaanbieder (klachtonderdeel C);
– klaagster voelt zich door de zorgaanbieder onvoldoende gehoord over hetgeen haar is overkomen na de liesoperatie (klachtonderdeel D).

De commissie acht aannemelijk dat [naam chirurg 1] klaagster voorafgaand aan de operatie heeft geïnformeerd over de risico’s die aan de operatie zijn verbonden, zoals het risico van wondinfectie. De commissie is gelet op het feit dat tot klaagster als gevolg van het CVA niet meer alle informatie doordringt, van oordeel dat het verstandig was om samen met iemand op de afspraak met [naam chirurg 1] te verschijnen. [Naam chirurg 1] kan er echter naar het oordeel van de commissie niet verantwoordelijk voor worden gehouden dat klaagster ervoor heeft gekozen om haar slechthorende echtgenoot mee te nemen, die waarschijnlijk ook slechts een deel van de informatie tot zich heeft kunnen nemen.
Ook het feit dat klaagster twee dagen na de operatie naar huis mocht, in plaats van na een week, maakt naar het oordeel van de commissie niet dat [naam chirurg 1] klaagster onjuist of onvolledig heeft geïnformeerd. Dat klaagster hierdoor onrustig en angstig is geworden, is betreurenswaardig, maar de commissie ziet niet in hoe de zorgaanbieder deze onrust en angst had kunnen voorkomen, nu niet van een zorgaanbieder mag worden verwacht een opname langer dan medisch noodzakelijk te laten voortduren. Een uitzondering hierop zou kunnen zijn dat de verzorging van patiënt thuis niet kan worden voortgezet, maar van een dergelijke uitzondering was in het geval van klaagster geen sprake.

Ten aanzien van de informatieverstrekking op de afdeling voorafgaande aan het ontslag uit het ziekenhuis acht de commissie aannemelijk dat deze naar behoren heeft plaatsgevonden, maar dat de details hiervan wellicht ook als gevolg van het eerder plaatsgevonden CVA niet tot klaagster zijn doorgedrongen. Dit in samenhang met het feit dat [naam thuiszorgorganisatie] geen contact heeft weten te leggen met klaagster is naar het oordeel van de commissie een ongelukkige samenloop van omstandigheden, die niet aan de zorgaanbieder kan worden verweten. Dat de overdracht aan [naam thuiszorgorganisatie] op de juiste wijze heeft plaatsgevonden en dat [naam thuiszorgorganisatie] de opdracht heeft geaccepteerd blijkt uit de door de zorgaanbieder overgelegde stukken.
Het verdient naar het oordeel van de commissie voor het ziekenhuis wel aanbeveling, voor zover dat inmiddels al niet gebeurt, om in de systemen van het ziekenhuis vast te leggen welke informatie, mondeling en/of schriftelijk aan de patiënt is verstrekt en om in de ontslagbrief aan de huisarts te vermelden aan welke thuiszorgorganisatie de zorg is overgedragen.
De commissie acht klachtonderdelen A en B op grond van vorenstaande ongegrond.

De commissie overweegt dat het risico op wondinfectie in de lies in het algemeen reeds ongeveer 30 % is en dat dit risico door de leeftijd van klaagster en het feit dat zij vaatpatiënt is nog hoger ligt. Een wondinfectie komt vanuit het lichaam en valt door pre- of postoperatieve behandeling niet te voorkomen. Ook directe betrokkenheid van een thuiszorgorganisatie na de liesoperatie had geen invloed gehad op het verloop van de wondinfectie. De commissie is dus van oordeel dat klachtonderdeel C ‘de wondinfectie is ontstaan of verergerd door nalatig handelen na de operatie door de zorgaanbieder’ ongegrond is.

Bij klachtonderdeel D betrekt de commissie ook het verwijt van klaagster dat [naam chirurg 1] en [naam chirurg 2] zich na de liesoperatie en wat betreft [naam chirurg 2] na de liesoperatie en voor en na de opening van de wond niet meer bij klaagster hebben gemeld. De commissie is van oordeel dat [naam chirurg 1] niet kan worden verweten dat hij in verband met een verblijf in het buitenland dat kort na de liesoperatie is aangevangen, klaagster niet meer heeft gezien en niet betrokken is geweest bij de nazorg. De commissie is van oordeel dat [naam chirurg 1] deze nazorg aan zijn collega’s op de afdeling mocht overlaten. Dat [naam chirurg 2] klaagster na de liesoperatie, behalve tijdens het openen van de wond, niet meer heeft gezien, is naar het oordeel van de commissie niet aannemelijk geworden, nu [naam chirurg 2] in ieder geval deel heeft uitgemaakt van het team dat visite-rondes op de afdeling maakt. Bovendien is de commissie van oordeel dat ook [naam chirurg 2] de (na)zorg van klaagster aan collega’s van de afdeling, artsen, verpleegkundigen of andere deskundigen, mocht overlaten.
Wat betreft het zich niet gehoord voelen van klaagster over het maandenlange zware medische traject na de liesoperatie als gevolg van de wondinfectie, overweegt de commissie dat in dit verwijt zit verweven dat het traject zolang heeft geduurd en zo belastend is geweest doordat de zorgaanbieder nalatig is geweest in het behandeltraject na de operatie. Nu de commissie van oordeel is dat er wat betreft de behandeling geen sprake is geweest van nalatigheid, valt de grond van dit verwijt voor een belangrijk deel weg. De commissie is bovendien van oordeel dat [naam chirurg 1] door aan te bieden in gesprek te gaan met klaagster zich heeft ingespannen om klaagster wel te horen in haar klacht, maar concludeert dat klaagster op dit aanbod niet is ingegaan. Dit kan [naam chirurg 1] en de zorgaanbieder niet worden verweten. Tenslotte blijkt naar het oordeel van de commissie ook uit het coulance-aanbod van de zorgaanbieder dat de zorgaanbieder klaagster heeft proberen te horen in haar klacht.
De commissie acht klachtonderdeel D dan ook ongegrond.

Op grond van vorenstaande is de commissie van oordeel dat de zorgaanbieder niet is tekortgeschoten in de nakoming van de behandelovereenkomst en dat de klacht ongegrond is.

Vordering tot schadevergoeding

Voor een aanspraak op schadevergoeding is ten minste vereist dat de schuldenaar – de zorgaanbieder – in enig opzicht toerekenbaar is tekortgeschoten in de nakoming van de behandelovereenkomst. Nu de commissie geen tekortkomingen in de nakoming van de behandelovereenkomst heeft vastgesteld, kan er niet van tekortschieten dat heeft geleid tot schade worden gesproken. De vordering tot vergoeding van schade zal dan ook worden afgewezen

Derhalve wordt als volgt beslist.

Beslissing
De commissie:

– verklaart de klacht ongegrond;
– wijst de vordering af.

Aldus beslist door de Geschillencommissie Ziekenhuizen, bestaande uit mr. M.M. Verhoeven, voorzitter, dr. R.C. Zwart, mr. P.O.H. Gevaerts, leden, in aanwezigheid van mr. C. Koppelman, secretaris, op 26 maart 2021.