Inzage in medisch dossier terecht geweigerd door zorgaanbieder

De Geschillencommissie Zorg




Commissie: Ziekenhuizen    Categorie: PrivacyToestemming    Jaartal: 2023
Soort uitspraak: bindend advies   Uitkomst: ongegrond   Referentiecode: 197833/204934

De uitspraak:

Waar gaat de uitspraak over?

De broer van klager is onder behandeling geweest van de zorgaanbieder vanwege slokdarmkanker. Klager verlangt inzage in het medisch dossier van zijn broer. De zorgaanbieder heeft laten weten dat het niet is toegestaan om gegevens te delen, omdat gegevens uit het medisch dossier vallen onder het beroepsgeheim. Met de zorgaanbieder is de commissie van oordeel dat de zorgaanbieder geen inlichtingen over de patiënt mag verstrekken, tenzij daarvoor toestemming is verleend of er sprake is van een zwaarwegend belang. In dit geval is er geen sprake van toestemming of een zwaarwegend belang. De klacht is ongegrond.

De uitspraak

in het geschil tussen

[naam], wonende te [plaats] (hierna te noemen: klager)

en

Stichting het Nederlands Kanker Instituut-Antoni van Leeuwenhoekziekenhuis, gevestigd te Amsterdam
(hierna te noemen: de zorgaanbieder)

Behandeling van het geschil
Partijen zijn overeengekomen dit geschil bij bindend advies door de Geschillencommissie Ziekenhuizen (verder te noemen: de commissie) te laten beslechten.

De commissie heeft kennisgenomen van de overgelegde stukken.

De behandeling heeft plaatsgevonden op 8 mei 2023 te Utrecht.

Partijen zijn ter zitting verschenen en hebben hun standpunt toegelicht. De zorgaanbieder werd vertegenwoordigd door [naam], jurist stafafdeling Raad van Bestuur.

Onderwerp van het geschil
Het geschil betreft de weigering van de zorgaanbieder om klager inzage te geven in het medisch dossier van zijn overleden broer en vragen te beantwoorden over zijn behandeling.

Standpunt van klager
Voor het standpunt van klager verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.

De broer van klager is vanaf september 2020 onder behandeling geweest van de zorgaanbieder vanwege slokdarmkanker. Op 27 juni 2021 is de broer overleden. Vanwege de maatregelen rondom de corona pandemie was het voor klager niet mogelijk om zijn broer in het ziekenhuis van de zorgaanbieder te bezoeken, wel was er telefonisch contact. Klager heeft zich bijzonder verbaasd over het ziekteverloop van zijn broer en de sterke achteruitgang na eerdere mededelingen dat de behandeling was aangeslagen en zelfs een beter resultaat was bereikt dan beoogd.

Uit de gesprekken met zijn broer heeft klager de indruk gekregen dat de zorgaanbieder hem vervolgens tegen zijn wil een operatie wilde “verkopen”. Klager vraagt zich dan ook af of de zorgaanbieder wel in het belang van zijn broer heeft gehandeld. Om die reden heeft klager een gesprek gevraagd met de zorgaanbieder en inzage in het medisch dossier van zijn broer. Daarbij is van belang dat de vader van klager eveneens is overleden aan kanker. Klager had dan ook vragen over de erfelijkheidsaspecten van de ziekte van zijn broer.

Tot klagers grote verbazing heeft de zorgaanbieder hem inzage in het dossier en een gesprek geweigerd op grond van privacywetgeving. Klager is van mening dat hem toch in ieder geval een gesprek kan worden aangeboden eventueel zonder inzage in het medisch dossier. Klager heeft ook veel vragen die in zijn algemeenheid zien op de behandeling van slokdarmkanker en de erfelijke aspecten daarvan. Ook die inzichten wil de zorgaanbieder echter niet met klager delen.

Standpunt van de zorgaanbieder
Voor het standpunt van de zorgaanbieder verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.

De broer van klager is behandeld in het ziekhuis van de zorgaanbieder. Na het overlijden van de broer heeft klager de zorgaanbieder verzocht een aantal vragen te beantwoorden die zien op de behandeling van de broer, de communicatie met de broer tijdens zijn behandeling en de erfelijkheidsaspecten van de ziekte van de broer.

De zorgaanbieder heeft klager schriftelijk toegelicht dat het hem niet is toegestaan om die vragen te beantwoorden omdat gegevens uit het medisch dossier vallen onder het beroepsgeheim van de hulpverlener. Dit geldt ook na het overlijden van de patiënt. Het ziekenhuis heeft de vraag van klager getoetst aan de KNMG (Koninklijke Nederlandse Maatschappij tot bevordering der Geneeskunst) -Handreiking ‘Inzage in medische dossiers door nabestaanden’. Op grond van die Handreiking mogen nabestaanden en anderen inzage krijgen of een afschrift ontvangen van het medisch dossier als sprake is van :
– toestemming door de patiënt bij leven;
– mededeling van een incident;
– zwaarwegend belang;
– verzoek door ouders van een overleden kind jonger dan 16 jaar.

Van toestemming, een incident of inzage door ouders was geen sprake zodat het zwaarwegend belang overbleef. De vragen van klager omtrent de behandeling en de communicatie met zijn broer voldoen niet aan de vereisten van een zwaarwegend belang. Voor wat betreft de erfelijkheidsaspecten heeft het ziekenhuis klager geadviseerd contact op te nemen met zijn huisarts die hem kan doorverwijzen naar een klinisch geneticus. Het ziekenhuis is gerechtigd om aan de klinisch geneticus alle relevante gegevens ten aanzien van de erfelijkheid te verstrekken zodat klager op die wijze kennis kan nemen van de informatie die voor hem van belang is.

Ook het verzoek om een nazorggesprek heeft de zorgaanbieder getoetst aan de Handreiking. Omdat de vragen die klager heeft onmogelijk kunnen worden beantwoord zonder inzage in het medisch dossier van zijn broer heeft het ziekenhuis dat verzoek afgewezen.

De zorgaanbieder betreurt het dat klager van mening is dat zijn verzoek onjuist is beoordeeld. De zorgaanbieder heeft klager per email van 31 augustus en 9 en 13 september 2022 uitvoerig toegelicht waarom niet aan zijn verzoek kan worden voldaan.

Beoordeling van het geschil
Klager verwijt de zorgaanbieder dat hem geen inzage is verstrek in het medisch dossier van zijn overleden broer en vragen omtrent zijn behandeling en de communicatie daarover niet zijn beantwoord.

De commissie heeft het volgende overwogen.

In artikel 7:457 BW is vastgelegd dat de zorgverlener geen inlichtingen over de patiënt mag verstrekken tenzij hij/ zijn wettelijk vertegenwoordiger hiervoor toestemming heeft verleend. Zwaarwegende redenen kunnen een uitzondering op de geheimhoudingsregel rechtvaardigen (artikel 7:458a BW). Na het overlijden van een patiënt blijft de geheimhoudingsplicht van kracht tenzij sprake is van één van de uitzonderingssituaties zoals opgenomen in de hiervoor genoemde handreiking van de KNMG, waaronder de aanwezigheid van een zwaarwegend belang. Vragen over een behandeling of communicatie daarover met de patiënt zijn niet te kwalificeren als een zwaarwegend belang. Dit zou anders kunnen zijn voor vragen ten aanzien van erfelijkheidsaspecten die de gezondheid van klager of zijn familieleden kunnen raken. Voor die vragen kan klager zich echter via zijn huisarts wenden tot een klinisch geneticus waarbij niet alleen vragen ten aanzien van de ziekte van zijn broer maar eveneens ten aanzien van de ziekte van zijn vader kunnen worden besproken en beantwoord.

Ten aanzien van het verzochte nazorggesprek is de commissie van oordeel dat de zorgaanbieder dat op juiste gronden heeft afgewezen. Ter zitting is immers gebleken dat de vragen van klager niet alleen van algemene aard zijn maar ook specifiek gericht op de behandeling van zijn broer die door de geheimhouding op het medisch dossier wordt geblokkeerd. De commissie is dan ook van oordeel dat van enig onjuist of onzorgvuldig handelen van de zorgaanbieder ten opzichte van klager geen sprake is.

Dat neemt niet weg dat de commissie zich goed kan voorstellen dat klager zich als broer buitengesloten voelt en het hem raakt dat (medische) informatie over zijn broer hem onthouden wordt. De wetgever heeft er echter voor gekozen om de positie van de patiënt te beschermen op een wijze waarvan de zorgaanbieder geen verwijt kan worden gemaakt.
Op grond van het voorgaande is de commissie van oordeel dat de klacht ongegrond is.

Derhalve wordt als volgt beslist.

Beslissing
– De commissie verklaart de klacht van klager ongegrond en wijst het door hem verzochte af.
– Overeenkomstig het reglement van de commissie is de zorgaanbieder aan de commissie behandelingskosten verschuldigd.

Aldus beslist door de Geschillencommissie Ziekenhuizen, bestaande uit de heer mr. A.R.O. Mooy, voorzitter, mevrouw dr. K.M.A.J. Tytgat en de heer J. Donga, leden, in aanwezigheid van mevrouw mr. J.C. Quint, secretaris, op 8 mei 2023.