Commissie: Geestelijke Gezondheidszorg
Categorie: (Niet) Ontvankelijkheid
Jaartal: 2021
Soort uitspraak: niet-ontvankelijkverklaring
Uitkomst: niet-ontvankelijk
Referentiecode:
53708/80471
De uitspraak:
Waar gaat de uitspraak over
Volgens de cliënte heeft de zorgaanbieder een onjuiste diagnose gesteld. De commissie oordeelt dat er niet wordt toegekomen aan een inhoudelijke behandeling, omdat de cliënte haar klacht heeft ingetrokken bij de zorgaanbieder. De cliënte heeft de klachtenprocedure van GGZ-klachtencommissie niet helemaal doorlopen, omdat zij geen vertrouwen had in de GGZ-klachtencommissie. Deze onderbouwing vindt de commissie onvoldoende. Daarnaast ziet de commissie geen redenen waarom van de cliënte niet verwacht kan worden dat zij de klachtenprocedure bij de zorgaanbieder eerst doorloopt. De commissie verklaart daarom de cliënte niet-ontvankelijk in haar klacht.
Volledige uitspraak
In het geschil tussen
[Cliënte], wonende te [woonplaats]
en
GGZ Noord-Holland-Noord, gevestigd te Heiloo
(hierna te noemen: de zorgaanbieder).
Behandeling van het geschil
Uit de stukken blijkt dat eerst dient te worden vastgesteld of de cliënte in haar klacht ontvankelijk is.
De Geschillencommissie Geestelijke Gezondheidszorg (verder te noemen: de commissie) heeft kennis genomen van de overgelegde stukken.
De behandeling heeft plaatsgevonden op 25 juni 2021 te Eindhoven.
Partijen zijn niet voor de zitting opgeroepen.
Onderwerp van het geschil
De cliënte stelt dat de zorgaanbieder een onjuiste diagnose heeft gesteld.
Standpunt van de cliënte
Voor het standpunt van de cliënt verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.
In 2010 is tijdens een behandeling de diagnose “persoonlijkheidsstoornis nao” gesteld. Dat deze diagnose destijds is gesteld, is nooit duidelijk met de cliënte gedeeld. Deze diagnose had nooit gesteld mogen worden aangezien er nooit een degelijk diagnostisch onderzoek is geweest. Tevens mist er in het dossier een onderbouwing waarop de diagnose is gesteld. De richtlijnen zijn niet gevolgd. Na meerdere verzoeken weigert de zorgaanbieder deze diagnose te rectificeren. De diagnose is doorgestuurd naar de huisarts met alle negatieve gevolgen van dien. Na zowel schriftelijk als telefonisch overleg willen zowel de zorgaanbieder als de cliënte een uitspraak hierover van de commissie.
In reactie op het beroep op niet-ontvankelijkheid voert de cliënte het volgende aan. Het afgelopen jaar heeft de cliënte intensief, schriftelijk contact gehad met de zorgaanbieder. Het doel van deze communicatie was om onderling tot een oplossing te komen voor haar klacht. Tijdens de communicatie heeft de cliënte nadrukkelijk aangegeven dat zij een slechte ervaring heeft met de GGZ-klachtencommissie. Dit is ook door de zorgaanbieder erkend waarna zij twee oplossingen boden. (1) De zorgaanbieder zou zelf advies vragen bij de GGZ-klachtencommissie en cliënte over het advies informeren. (2) De cliënte kon haar brief toevoegen aan het dossier waarin zij verklaart dat de diagnose ‘Persoonlijkheidsstoornis nao’ niet juist is. De cliënte zou dan aan moeten geven dat er alleen sprake is van ASS. Geen van de geboden oplossingen is passend. Er is sprake van ernstige vertrouwensbreuken onder meer doordat er tot jaren na haar behandeling medische informatie is gelekt naar de daders van ernstige geweldsdelicten jegens de cliënte. Ook de GGZ-klachtencommissie heeft de voormalige behandelaar niet gesommeerd de privacy niet te schenden.
De communicatie met de zorgaanbieder heeft de cliënte veel energie gekost. De diagnose achtervolgt de cliënte op zeer negatieve wijze. Een oplossing is daarom noodzakelijk. De cliënte ziet de oplossing in het laten beoordelen van de klacht door de commissie.
Standpunt van de zorgaanbieder
Voor het standpunt van de zorgaanbieder verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.
De cliënte heeft bij brief van 27 oktober 2019 een schadevergoedingsverzoek ingediend omdat de zorgaanbieder een onjuiste diagnose zou hebben gesteld.
De klachtenprocedure van de zorgaanbieder schrijft voor dat ingekomen klachten eerst worden behandeld door een klachtenfunctionaris en wanneer diens interventie of mediation niet het gewenste resultaat heeft voor de cliënte, volgt een oordeel door de raad van bestuur. De raad van bestuur kan bij ingewikkelde of gevoelige klachten beslissen dat de klacht ter advisering wordt voorgelegd aan de onafhankelijke GGZ-klachtencommissie.
Aan de cliënte is bij brief van 15 januari 2020 aangegeven dat de zorgaanbieder niet in kan gaan op het schadevergoedingsverzoek en dat zij graag eerst de onderliggende klacht ontvangen en behandelen. Omdat de cliënte al eerder een klacht – over een ander onderwerp – bij de zorgaanbieder had ingediend, wilde zij de cliënte van dienst zijn door haar niet weer de hele klachtenprocedure te laten doorlopen. De zorgaanbieder heeft voorgesteld om ‘de stap’ klachtenfunctionaris over te slaan. Daarnaast is aangegeven, om de cliënte nog meer het gevoel te geven dat er eerlijk en onafhankelijk naar haar klacht gekeken wordt, dat haar (nog) in te dienen klacht ter advisering zal worden voorgelegd aan de GGZ-klachtencommissie.
Bij brief van 20 februari 2020 liet de cliënte weten geen behandeling meer te wensen van haar klacht en een andere juridische weg te kiezen voor haar klacht en schade. De klacht is vervolgens geregistreerd als ‘ingetrokken’.
De klacht van de cliënte is daarmee (nog) niet door de zorgaanbieder behandeld en beoordeeld en kan daarom (nog) niet aan de commissie ter beoordeling worden voorgelegd. De zorgaanbieder verzoekt de commissie om de cliënte op grond van artikel 6 eerste lid onder a van het Reglement Geschillencommissie Geestelijke Gezondheidszorg (hierna: het reglement) niet-ontvankelijk te verklaren.
Beoordeling van het geschil
De commissie heeft het volgende overwogen.
De commissie dient zich uit te spreken over de ontvankelijkheid van de cliënte in haar klacht tegen de zorgaanbieder.
Volgens art. 6 lid 1 onder a van het reglement verklaart de commissie op verzoek van de zorgaanbieder – gedaan bij eerste gelegenheid –de cliënte in haar klacht niet-ontvankelijk indien zij haar klacht niet eerst volgens de wet bij de zorgaanbieder heeft ingediend, tenzij van de cliënte in redelijkheid niet kan worden verlangd dat zij onder de gegeven omstandigheden haar klacht eerst bij de zorgaanbieder indient.
Door de cliënte wordt niet betwist dat zij haar klacht niet eerst volgens de wet bij de zorgaanbieder heeft ingediend en dat zij de klachtenprocedure niet heeft doorlopen. Dat de cliënte geen vertrouwen heeft in de GGZ-klachtencommissie is door haar onvoldoende onderbouwd. De commissie ziet dan ook geen reden waarom van de cliënte niet kan worden verlangd dat zij haar klacht eerst bij de zorgaanbieder indient. Op grond van artikel 6 lid 1 onder a van het reglement wordt de cliënte niet-ontvankelijk verklaard in haar klacht.
Derhalve wordt als volgt beslist.
Beslissing
De commissie verklaart de cliënte niet-ontvankelijk in haar klacht.
Aldus beslist door de Geschillencommissie Geestelijke Gezondheidszorg, bestaande uit de heer mr. A.R.O. Mooy, voorzitter, de heer drs. D.J.L. Jonker, de heer mr. P.O.H. Gevaerts, leden, in aanwezigheid van mevrouw mr. L. Kramer, secretaris, op 25 juni 2021.