Commissie: Ziekenhuizen
Categorie: (On)Zorgvuldig handelen
Jaartal: 2022
Soort uitspraak: bindend advies
Uitkomst: ten dele gegrond
Referentiecode:
121831/146515
De uitspraak:
Waar gaat de uitspraak over?
Volgens cliënt is een infuus op ondeskundige zeer pijnlijke wijze ingebracht. Cliënt heeft last van pijnlijke arm en grote bloeduitstorting. Vuistslag door verpleegkundige was zeer pijnlijk. Volgens de zorgaanbieder heeft de verpleegkundige de gebruikelijke controles uitgevoerd. Om te checken of cliënte nog bij kennis was is er door het drukken van een vuist een pijnprikkel op het borstbeen gegeven. Volgens de commissie is het infuus niet op onzorgvuldige wijze ingebracht. Wel had de pijnprikkel aangekondigd en toegelicht moeten worden. Dat deel van de klacht is gegrond. Verzoek tot schadevergoeding wordt afgewezen.
De uitspraak
In het geschil tussen
[Cliënte], wonende te [woonplaats],gemachtigde: [naam]
en
Stichting IJsselland Ziekenhuis, gevestigd te Capelle aan den IJssel
(hierna te noemen: de zorgaanbieder).
Behandeling van het geschil
Partijen zijn overeengekomen dit geschil bij bindend advies door de Geschillencommissie Ziekenhuizen (verder te noemen: de commissie) te laten beslechten.
De commissie heeft kennisgenomen van de overgelegde stukken.
De behandeling heeft plaatsgevonden op 18 mei 2022 te Utrecht.
Partijen zijn niet voor de zitting opgeroepen.
Onderwerp van het geschil
De cliënte heeft de klacht voorgelegd aan de zorgaanbieder.
Het geschil betreft de kwaliteit van de aan de cliënte geleverde zorg. De cliënte verwijt de zorgaanbieder dat bij haar een infuus ondeskundig is ingebracht en onnodig een harde pijnprikkel is toegepast om haar bewustzijn te testen.
Standpunt van de cliënte
Voor het standpunt van de cliënte verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.
De cliënte is op 18 mei 2021 per ambulance naar het ziekenhuis van de zorgaanbieder vervoerd vanwege zware vermoeidheidsklachten. De cliënte was zwak en kon niet zelfstandig staan of lopen. Wel kon zij met korte antwoorden of bevestigende geluiden antwoorden op haar gestelde vragen. Op 11 mei 2021 was de cliënte met dezelfde klachten opgenomen op de afdeling SEH (spoedeisende hulp). Op 18 mei 2021 herkende de verpleegkundige de cliënte; zij kende ook haar klachten waaronder het niet kunnen openen van de oogleden. De verpleegkundige heeft bij de cliënte middels een infuus bloed afgenomen. Het inbrengen van het infuus is op ondeskundige en voor de cliënte zeer pijnlijke wijze uitgevoerd. De cliënte heeft nog lang last gehad van een pijnlijke arm en grote bloeduitstorting.
De verpleegkundige verzocht de cliënte haar ogen te openen hoewel het de verpleegkundige bekend was dat de cliënte hier moeite mee had. De cliënte is de Nederlandse taal slecht machtig en zij werd begeleid door haar dochter. De verpleegkundige heeft vervolgens onaangekondigd en hard met haar vuist op het borstbeen van de cliënte gedrukt. Voor de cliënte was dit zeer angstig en pijnlijk. Aan de cliënte werd te kennen gegeven dat de ‘vuistslag’ nodig was om te toetsen of de cliënte bij kennis was. Aangezien zij in staat was om te reageren door het geven van korte antwoorden en geluiden was dit volstrekt overbodig en onnodig.
De cliënte verwijt de zorgaanbieder dat haar niet de zorg is verleend die zij mocht verwachten. De cliënte heeft veel pijn ervaren aan haar arm en borstbeen die nog een maand voelbaar was. De cliënte verlangt een schadevergoeding (smartengeld) van € 1.250,– voor het lichamelijke en emotionele leed dat haar door de zorgaanbieder is aangedaan.
Standpunt van de zorgaanbieder
Voor het standpunt van de zorgaanbieder verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.
Bij het plaatsen van het infuus heeft de verpleegkundige de gebruikelijke controles uitgevoerd; er kwam bloed terug en het inspuiten gaf geen verdikking rondom de insteekplaats. Er was geen reden om aan te nemen dat het infuus niet goed geplaatst was. Nadat een infuus is verwijderd kan er altijd een blauwe plek ontstaan.
De cliënte reageerde niet op de vraag van de verpleegkundige om haar ogen te openen. De verpleegkundige twijfelde of de cliënte wel goed bij kennis was. Een manier om dat te checken is om een pijnprikkel op het borstbeen te geven door het drukken van een vuist op het borstbeen. Op deze prikkel reageert iemand die nog bij bewustzijn is wel en iemand die niet bij bewustzijn is niet. De handeling was op dat moment medisch noodzakelijk maar het was beter geweest als dit aan de dochter van de cliënte was uitgelegd. De zorgaanbieder heeft de cliënte daarvoor zijn excuses aangeboden.
Beoordeling van het geschil
Bij de beoordeling van deze klacht geldt het volgende beoordelingskader.
De overeenkomst die is gesloten tussen de cliënte en de zorgaanbieder is aan te merken als een geneeskundige behandelingsovereenkomst in de zin van artikel 7:446 van het Burgerlijk Wetboek (BW).
Bij de uitvoering van de geneeskundige behandelingsovereenkomst moet de hulpverlener de zorg van een goed hulpverlener in acht nemen. Daarbij moet de hulpverlener handelen in overeenstemming met de op hem rustende verantwoordelijkheid, die voortvloeit uit de voor hulpverleners geldende professionele standaard (artikel 7:453 van het BW), die mede bepaald wordt door onder meer de stand en inzichten van de medische wetenschap, richtlijnen en protocollen. Deze zorgplicht houdt in dat de hulpverlener die zorg moet betrachten die een redelijk bekwaam en redelijk handelend vakgenoot/hulpverlener in dezelfde omstandigheden zou hebben betracht.
De zorgplicht houdt in beginsel geen resultaatsverplichting in, maar wordt aangemerkt als een inspanningsverplichting. Van een tekortkoming kan dan ook pas worden gesproken indien komt vast te staan dat de hulpverlener zich onvoldoende heeft ingespannen of bij de inspanning een fout heeft gemaakt. De commissie dient te onderzoeken of de zorgaanbieder bij de uitvoering van de geneeskundige behandelingsovereenkomst in de gegeven omstandigheden al dan niet de hiervoor omschreven zorgplicht heeft nageleefd.
De commissie heeft het volgende overwogen.
1. Het infuus is op ondeskundige wijze ingebracht.
Op 18 mei 2021 werd de cliënte met een ambulance vervoerd naar de SEH van de zorgaanbieder. Door de verpleegkundige werd middels een infuus bloed afgenomen. Hoewel de commissie zich kan voorstellen dat de cliënte zich heeft verbaasd over de (pijnlijke) bloeduitstorting die het inbrengen van het infuus bij haar heeft veroorzaakt is dit een normale complicatie die veelvuldig optreedt na het plaatsen of verwijderen van een infuus. Van enig onzorgvuldig of ondeskundig handelen van de verpleegkundige is dan ook geen sprake. De commissie verklaart dit klachtonderdeel ongegrond.
2. Er is onnodig met de vuist gedrukt op het borstbeen van de cliënte.
De zorgaanbieder heeft gesteld dat de verpleegkundige op 18 mei 2021 twijfelde of de cliënte wel goed bij kennis was. Om die reden wilde zij de cliënte middels een vuistdruk een pijnprikkel geven.
De commissie overweegt dat voor het toetsen of een patiënt goed bij kennis is eerst een andere pijnprikkel kan worden gegeven, bijvoorbeeld een kneepje in de oorlel. Pas indien de toestand van een patiënt zodanig verandert dat te verwachten is dat hij/zij in een reanimatiesetting kan komen, dient de vuistdruk op het borstbeen te worden toegepast. Aangezien gesteld noch gebleken is dat de toestand van de cliënte een mogelijke reanimatie vereiste is de commissie van oordeel dat de zorgaanbieder een onnodig ingrijpende en angst veroorzakende pijnprikkel heeft gegeven door middel van de vuistdruk. Daarbij is deze handeling zonder aankondiging en zonder toelichting verricht zoals de zorgaanbieder zelf heeft bevestigd. De commissie is van oordeel dat de zorgaanbieder wat dit onderdeel betreft niet heeft gehandeld zoals van een redelijk handelend hulpverlener onder gelijke omstandigheden verwacht mag worden. De commissie verklaart dit klachtonderdeel dan ook gegrond.
Ten aanzien van de door de cliënte gevorderde schadevergoeding overweegt de commissie dat de door de cliënte beweerdelijk geleden schade onvoldoende is onderbouwd of toegelicht zodat de commissie die vordering zal afwijzen.
Omdat de klacht van de cliënte deels gegrond is verklaard zal de commissie wel bepalen dat het door haar betaalde klachtengeld aan haar dient te worden vergoed.
Derhalve wordt als volgt beslist.
Beslissing
De commissie:
verklaart de klacht van de cliënte zoals hierboven onder 2. genoemd gegrond;
verklaart de klacht van de cliënte voor het overige ongegrond;
wijst af het verzoek tot het bepalen van schadevergoeding;
bepaalt dat de zorgaanbieder overeenkomstig het reglement van de commissie binnen 14 dagen na verzending van dit bindend advies een bedrag van € 52,50 aan de cliënte dient te vergoeden ter zake van het klachtengeld.
Aldus beslist door de Geschillencommissie Ziekenhuizen, bestaande uit de heer mr. A.R.O. Mooy, voorzitter, mevrouw M.J.T. Kleijnen- van ’t Hullenaar en de heer mr. P.O.H. Gevaerts, leden, in aanwezigheid van mevrouw mr. J.C. Quint, secretaris, op 18 mei 2022.