Commissie: Geestelijke Gezondheidszorg
Categorie: (On)Zorgvuldig handelen
Jaartal: 2018
Soort uitspraak: -
Uitkomst: -
Referentiecode:
112830
De uitspraak:
In het geschil tussen
[Cliënt], wonende te [plaats] en Stichting Arkin, gevestigd te Amsterdam.Behandeling van het geschil
Partijen zijn overeengekomen dit geschil bij wege van bindend advies door de Geschillencommissie Geestelijke Gezondheidszorg (verder te noemen: de commissie) te laten beslechten.
De commissie heeft kennisgenomen van de overgelegde stukken.
Het geschil is ter zitting behandeld op 7 februari 2018 te Utrecht.
Partijen zijn tijdig en behoorlijk opgeroepen ter zitting te verschijnen.
Partijen hebben ter zitting hun standpunten toegelicht.
Namens de zorgaanbieder zijn verschenen [naam directeur behandelzaken], [naam psychiater], [naam psycholoog], en [naam advocaat van Stichting Arkin].
Onderwerp van het geschil
Het geschil heeft betrekking op de behandeling van de cliënt, het verstrekken van informatie aan Veilig Thuis en de GGD en de wijze van klachtafhandeling door de zorgaanbieder.
Standpunt van de cliënt
Voor het standpunt van de cliënt verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt dit standpunt op het volgende neer.
Van 7 september 2016 tot 12 december 2016 is de cliënt onder behandeling geweest bij de zorgaanbieder in verband met veronderstelde ADHD, te weten van 7 september tot 26 oktober bij [naam psycholoog] in zijn privépraktijk en van 26 oktober tot 12 december bij de zorgaanbieder onder supervisie van [naam psychiater]. In het behandeltraject zijn volgens de cliënt grote fouten gemaakt en is er amateuristisch te werk gegaan. Procedures zijn niet goed gevolgd en de cliënt is niet of slecht geïnformeerd. Tevens is na een incident zonder toestemming van de cliënt informatie over hem gedeeld met Veilig Thuis en met zijn ex-partner, die volgens de cliënt onjuist is. Dit heeft grote gevolgen gehad voor zijn omgang met de kinderen. De reden dat de cliënt de klacht pas op 7 september heeft ingediend, is dat hij pas twee weken daarvoor in bezit is gekomen van de uiteindelijke rapportage van Veilig Thuis.
De klacht van de cliënt bestaat uit de volgende onderdelen:
a) Schending van de geheimhoudingsplicht door het zonder toestemming verstrekken van informatie aan Veilig Thuis. De behandelaars hebben volgens de cliënt onder meer ten onrechte gezegd dat het niet wenselijk zou zijn dat de cliënt de zorg voor zijn kinderen zou krijgen, omdat hij onvoorspelbaar en gestrest zou zijn en dat zij zich zorgen maakten over de veiligheid van de kinderen in zijn bijzijn. De cliënt heeft daardoor van 21 december 2016 tot eind maart 2017 geen omgang met zijn kinderen gehad en vanaf eind maart 2017 slechts een uur per week onder toezicht;
b) Het ongecontroleerd laten gebruiken van medicatie, te weten Methylfenidaat. De cliënt heeft pas 11 weken na de start van de behandeling gesproken met [naam psychiater]. Hij gebruikte toen al 8 weken Methylfenidaat, waarbij hij al na vier weken de hoeveelheid op aanraden van [naam psycholoog] heeft opgehoogd zonder dat er een psychiater was geconsulteerd. De cliënt was daardoor niet op de hoogte van de werking van het medicijn, zoals het zogenaamde rebound effect;
c) Een onprofessionele bejegening, het niet juist volgen van procedures en onjuist informeren. Zo vindt de cliënt onder meer dat ten onrechte is aangestuurd op de diagnose ADHD, dat onjuiste informatie aan Veilig Thuis is gegeven, over onder meer de spoedverwijzing naar de psychiater en het gezag over zijn oudste zoon, dat de cliënt ten onrechte als achterdochtig is neergezet over het doorgeven van informatie door een met zijn ex-partner bevriende collega van [naam psycholoog] terwijl deze achterdocht terecht is, dat in het verslag door [naam psycholoog] is vermeld dat de cliënt in behandeling is geweest bij een vrijgevestigd psycholoog terwijl dat bij [naam psycholoog] zelf is geweest toen hij nog vrij gevestigd was en dat aan de cliënt onjuist informatie is verstrekt over de klachtprocedure, zoals de suggestie om eerst een gesprek met de behandelaar te hebben, terwijl er ook andere manieren blijken te zijn om een klachtprocedure te starten.
De cliënt verlangt:
– Een rectificatie van de rapportages van de medewerkers van de zorgaanbieder aan Veilig Thuis en Jeugdbescherming Amsterdam, nu deze rapportages een zeer negatieve invloed hebben gehad op de omgang van de cliënt met zijn kinderen;
– Vernietiging van het dossier van de cliënt bij de zorgaanbieder;
– Excuses van de zorgaanbieder en van [namen psycholoog en psychiater];
– Een schadevergoeding van € 15.000,– op basis van inkomstenderving, nu de cliënt door de ontstane situatie van begin oktober 2016 tot eind maart 2017 niet heeft kunnen werken. Daarnaast heeft hij over een periode van 8 weken medicatie gebruikt, te weten Methylfenidaat, die hij niet nodig bleek te hebben.
Standpunt van de zorgaanbieder
Voor het standpunt van de zorgaanbieder verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt dit standpunt op het volgende neer.
De cliënt was aanvankelijk in behandeling bij de particuliere praktijk van [naam psycholoog] en was van 21 oktober 2016 tot 4 februari 2017 ingeschreven bij de zorgaanbieder. Het behandelplan omvat psycho-educatie, coaching en farmacotherapie bij de diagnose ADHD. Al vrij snel na aanvang van de behandeling traden relationele spanningen tussen de cliënt en zijn ex-partner meer en meer op de voorgrond, zodat de behandelingsgesprekken steeds meer de focus kregen van ondersteuning en begeleiding.
Ten aanzien van de verschillende klachtonderdelen brengt de zorgaanbieder het volgende naar voren:
a) De GGD vroeg op 22 december 2016 informatie over de cliënt, omdat Veilig Thuis een onderzoek verrichtte naar de situatie van de kinderen van de cliënt. De cliënt was toen al sinds 12 december 2016 niet meer op een afspraak verschenen. Omdat er grote zorgen waren over het welzijn van de cliënt, heeft de zorgaanbieder besloten om aan dit onderzoek mee te werken. Er is alleen informatie gegeven over de hoofdlijnen van de behandeling. Er is geen advies gegeven over de omgang van de cliënt met zijn kinderen. Het is de zorgaanbieder niet toe te rekenen dat de conclusie is getrokken dat de cliënt zijn kinderen niet mocht zien. Deze conclusie heeft Veilig Thuis zelf getrokken, waarschijnlijk mede op basis van andere informatie. Ten aanzien van de geheimhoudingsplicht geldt volgens de samenwerkingsafspraken van de KNMG dat bij het geven van informatie aan Veilig Thuis in de regel daarover met de cliënt overlegd dient te worden. De cliënt had echter kort tevoren, nadat [naam psycholoog] telefonisch contact met hem had opgenomen, op felle toon laten weten dat er alleen nog per mail gecommuniceerd kon worden. Als overleg met de cliënt niet mogelijk is en der situatie noodzaakt dat er snel gehandeld moet worden, zoals in dit geval, kan in plaats daarvan overlegd worden met een collega. Dat is in dit geval gebeurd. [Naam psycholoog] heeft overlegd met [naam psychiater] en [naam directeur bedrijfsvoering]. De zorgaanbieder is daarom van mening dat het haar was toegestaan om de gevraagde informatie te verstrekken;
b) Het gebruik van de medicatie en het verstrekken van informatie daarover valt in dit geval onder de verantwoordelijkheid van de huisarts, die de medicatie heeft voorgeschreven. De start van de medicamenten is niet pas na 11 weken besproken, aangezien de cliënt op 21 oktober 2016 is aangemeld bij de zorgaanbieder, op 26 oktober 2016 de intake plaatsvond bij [naam psycholoog] en op 22 november 2016 het consult over de medicatie plaatsvond. [Naam psychiater] heeft geadviseerd het door de huisarts ingezette medicatiebeleid (Methylfenidaat) te continueren. In het verslag is niet vermeld dat [naam psycholoog] advies over de medicatie heeft gegeven. Hij heeft daarover alleen algemene voorlichting gegeven;
c) [Naam psycholoog] heeft geprobeerd de cliënt over de klachtenprocedure te informeren en als eerste stap van de klachtenprocedure een gezamenlijk overleg te organiseren op 14 december 2016, dat door de cliënt is afgezegd. Het is niet de bedoeling van de zorgaanbieder geweest om tegen de wil van de cliënt in de behandeling voort te zetten. Er lijkt eerder sprake van miscommunicatie dan gebrekkige informatievoorziening. De zorgaanbieder wilde goede zorg leveren en beschikbaar blijven voor de cliënt.
Ten aanzien van de door de cliënt verlangde rectificatie van de rapportages van de medewerkers van de zorgaanbieder aan Veilig Thuis en Jeugdbescherming brengt de zorgaanbieder naar voren dat er feitelijk juiste informatie is verstrekt. De zorgaanbieder kent het verslag niet, maar voor zover er sprake zou zijn van onjuiste citaten, is de zorgaanbieder bereid deze gemotiveerd te weerleggen in een brief aan Veilig Thuis.
Ten aanzien van de verzochte vernietiging van het dossier van de cliënt bij de zorgaanbieder raadt de zorgaanbieder de cliënt aan om de daartoe gangbare procedure te volgen middels een schriftelijk verzoek bij het Bureau Geneesheer directeur.
Ten aanzien van de door de cliënt verlangde excuses voert de zorgaanbieder aan dat men de gang van zaken betreurt en het voor de behandelaars niet duidelijk is waar het is misgegaan.
Ten aanzien van de verlangde schadevergoeding van € 15.000,– brengt de zorgaanbieder naar voren dat het niet aan een beslissing van de zorgaanbieder te wijten is dat de cliënt geen omgang meer met de kinderen heeft gehad. Evenmin is het aan de zorgaanbieder te wijten dat de cliënt van oktober 2016 tot maart 2017 niet heeft kunnen werken, aangezien dit veroorzaakt is door een groot aantal door de cliënt ondervonden problemen, waaronder de problemen in de relationele sfeer met zijn ex-partner. Ook de klacht over de medicatie kan niet aan de zorgaanbieder worden tegengeworpen, nu het medicatiebeleid in handen van de huisarts is geweest.
De zorgaanbieder acht de klacht van de cliënt niet terecht en daarmee ongegrond.
Beoordeling van het geschil
Naar aanleiding van het door partijen over en weer gestelde overweegt de commissie het volgende.
Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting stelt de commissie vast dat niet is gebleken dat de zorgaanbieder met de cliënt heeft overlegd voordat er informatie aan Veilig Thuis en Jeugdbescherming is verstrekt. Volgens de samenwerkingsafspraken van de KNMG met onder meer Veilig Thuis is het uitgangspunt dat de informatieverstrekking pas plaatsvindt na overleg met de cliënt. Het is alleen toegestaan om zonder overleg met de ouders informatie aan Veilig Thuis te verstrekken indien dit ‘noodzakelijk is om kindermishandeling te beëindigen of een redelijk vermoeden daarvan te onderzoeken’. Nu er onzekerheid was of deze situatie zich voordeed, lag het naar het oordeel van de commissie op de weg van de zorgaanbieder om zich meer in te spannen om dit overleg te laten plaatsvinden. Weliswaar had de cliënt kort daarvoor aangegeven dat hij geen telefonisch contact meer met de behandelaars wenste en alleen nog mailcontact toestond, maar naar het oordeel van de commissie was er nog wel ruimte voor mailcontact op het moment dat de zorgaanbieder op 22 december 2016 door Veilig Thuis werd benaderd. De zorgaanbieder heeft dit nagelaten. Nu de zorgaanbieder niet vooraf met de cliënt heeft overlegd, had het op de weg van de zorgaanbieder gelegen om de cliënt ten minste achteraf te informeren, hetgeen evenmin is gebeurd.
Het voorgaande geldt des te meer nu de zorgaanbieder op 22 december 2016 aan Veilig Thuis heeft doorgegeven dat de ex-partner van de cliënt alsmede een vriendin van de ex-partner, die tevens een collega is van [naam psycholoog], de dag ervoor een melding hebben gedaan bij de zorgaanbieder dat de cliënt volgens hen psychotisch was en dat niet bekend was waar de kinderen van de cliënt en zijn ex-partner gebleven waren. De kinderen bleken achteraf door de cliënt bij hun grootouders gebracht te zijn. Weliswaar heeft de zorgaanbieder aangegeven dat er geen oordeel is gegeven over de omgang van de cliënt met zijn kinderen en ook dat daarover geen negatieve uitlatingen zijn gedaan, maar deze informatie is door Veilig Thuis kennelijk geïnterpreteerd als een mogelijke ontvoering van de kinderen door de cliënt. Veilig Thuis ging er kennelijk van uit dat de cliënt de kinderen had meegenomen. Het had op de weg van de zorgaanbieder gelegen om deze melding eerst te verifiëren voordat deze aan Veilig Thuis werd doorgegeven. Dit geldt met name nu één van de twee personen die de melding heeft gedaan bevriend is met de ex-partner van de cliënt en tevens een collega is van [naam psycholoog]. Om er van verzekerd te zijn dat deze persoonlijke contacten geen belangenverstrengeling met zich zouden meebrengen, had het op de weg van de zorgaanbieder gelegen om terughoudend met deze informatie om te gaan, dan wel de verstrekte informatie zo goed als mogelijk te verifiëren.
De commissie is daarom van oordeel dat deze informatie niet zonder meer aan Veilig Thuis verstrekt had mogen worden. Het doorgeven van deze informatie heeft uiteindelijk verstrekkende gevolgen gehad voor de omgang van de cliënt met zijn kinderen.
Ten aanzien van het verstrekken van informatie door de zorgaanbieder aan Veilig Thuis en Jeugdbescherming is de commissie, met inachtneming van hetgeen hiervoor is overwogen, van oordeel dat er sprake is van een toerekenbare tekortkoming aan de zijde van de zorgaanbieder, zodat dit klachtonderdeel gegrond zal worden verklaard.
Ten aanzien van de voorgeschreven medicatie, te weten te weten Methylfenidaat (Ritalin), geldt dat deze al voorafgaande aan de behandeling van de zorgaanbieder werd voorgeschreven door de huisarts, zodat de huisarts daarvoor de verantwoordelijkheid draagt. De cliënt stelt dat de dosering vervolgens op advies van [naam psycholoog] is verhoogd. Deze heeft dit betwist. De commissie acht de lezing van de cliënt plausibel, omdat het meer voor de hand ligt dat de cliënt op advies van [naam psycholoog] om verhoging van de medicatie heeft gevraagd dan dat hij dat uit zichzelf heeft gedaan. In de gegeven omstandigheden staat echter onvoldoende vast dat de verhoging van de medicatie door [naam psycholoog] is voorgeschreven, zodat dit klachtonderdeel door de commissie ongegrond zal worden verklaard.
Ten aanzien van de afhandeling van de initiële klacht door de zorgaanbieder is de commissie van oordeel dat de klachtafhandeling door de zorgaanbieder weliswaar geen schoonheidsprijs verdient en adequater opgepakt had kunnen worden, mede gezien de opgetreden vertragingen, maar dat er geen sprake is van dusdanige tekortkomingen aan de zijde van de zorgaanbieder, dat dit klachtonderdeel gegrond moet worden geacht.
Voor wat betreft de verzochte rectificatie van de rapportages van de medewerkers van de zorgaanbieder aan Veilig Thuis en Jeugdbescherming Amsterdam is de commissie van oordeel dat dit buiten haar bevoegdheid valt, zodat zij zich dienaangaande zal onthouden van een oordeel. Ook de verzochte vernietiging van het dossier van de cliënt bij de zorgaanbieder valt buiten de bevoegdheid van de commissie. Zoals de zorgaanbieder heeft aangegeven, kan de cliënt daartoe de geëigende procedure volgen middels een schriftelijk verzoek bij het Bureau Geneesheer directeur. Ten aanzien van de gewenste excuses geldt overigens dat het niet aan de commissie is om zich daarover uit te laten.
Ten aanzien van de gewenste schadevergoeding overweegt de commissie het volgende. De commissie is van oordeel dat het causale verband tussen de door de cliënt genoemde inkomstenderving en het handelen van de zorgaanbieder onvoldoende is aangetoond. Zo dit verband aanwezig al kan worden geacht, dan geldt bovendien dat de gestelde inkomstenderving op geen enkele wijze is onderbouwd. De verlangde schadevergoeding zal daarom worden afgewezen.
Op grond van het voorgaande volgt dat de klacht deels gegrond is en dat als volgt dient te worden beslist.
Beslissing
De commissie:
– verklaart de klacht deels gegrond, namelijk alleen voor zover het gaat om het doorgeven van informatie door de zorgaanbieder aan Veilig Thuis;
– bepaalt dat de zorgaanbieder, nu de klacht deels gegrond is, overeenkomstig het reglement van de commissie een bedrag van € 52,50 aan de cliënt dient te vergoeden ter zake van het klachtengeld;
– bepaalt dat deze betaling dient plaats te vinden binnen een maand na de verzenddatum van dit bindend advies;
– wijst het meer of anders verzochte af.
Aldus beslist op 7 februari 2018 door de Geschillencommissie Geestelijke Gezondheidzorg.