Het afzuigen van het slijm uit de longen bij de patiënt met hartfalen is niet onzorgvuldig geweest. Bij hartpatiënten in deze conditie kan de conditie plotseling en onverwacht achteruit gaan. Klacht ongegrond

  • Home >>
  • Ziekenhuizen >>
De Geschillencommissie Zorg




Commissie: Ziekenhuizen    Categorie: (On)zorgvuldigheid    Jaartal: 2017
Soort uitspraak: -   Uitkomst: -   Referentiecode: 110528

De uitspraak:

In het geschil tussen

[Klager], wonende te [plaats], in zijn hoedanigheid van nabestaande van zijn op [datum] overleden vader, [patiënt], en Haaglanden Medisch Centrum, gevestigd te Den Haag.

Behandeling van het geschil

Partijen zijn overeengekomen dit geschil bij wege van bindend advies door de Geschillencommissie Ziekenhuizen (verder te noemen: de commissie) te laten beslechten.

De commissie heeft kennisgenomen van de overgelegde stukken.

Het geschil is ter zitting behandeld op 27 oktober 2017 te Den Haag.

Partijen zijn tijdig en behoorlijk opgeroepen ter zitting te verschijnen.

Partijen hebben ter zitting hun standpunt toegelicht. De klager werd ter zitting vergezeld door zijn partner, [naam]. Het ziekenhuis werd ter zitting vertegenwoordigd door [jurist], [cardioloog] en [klachtenfunctionaris].

Onderwerp van het geschil

Het geschil heeft betrekking op de behandeling van wijlen de vader van de klager, die op 13 september 2015 in het ziekenhuis is opgenomen en daar op 21 september 2015 is overleden.

Standpunt van de klager

Voor het standpunt van de klager verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt dit standpunt op het volgende neer.

Op 13 september 2015 is de vader van de klager, hierna te noemen: de patiënt, met spoed opgenomen in het ziekenhuis op de intensive care in verband met hartritmestoornissen. Sinds 20 september 2015 ging het beter met hem. Op 21 september werd hij overgeplaatst naar de afdeling cardiologie. Hij werd overgedragen aan een arts-assistent die niet wist hoe slecht het met hem gesteld was; in zijn rapportage spreekt hij van een matig zieke man. De klager heeft om 21.06 uur gebeld, maar kreeg te horen dat zijn vader lag te slapen en dat er geen bijzonderheden waren. Volgens het dossier is om 21.16 uur geconstateerd dat de patiënt zeer benauwd was en is besloten tot het afzuigen van sputum. De patiënt heeft zich daar heftig tegen verzet. De klager kan zich voorstellen dat dit voor de patiënt heel vervelend is geweest, dat het hem veel energie heeft gekost en dat het niet goed voor zijn hart is geweest, gezien zijn hartcapaciteit van minder dan 10%. Volgens de arts-assistent had de patiënt daarna meer lucht maar ging hij plotseling achteruit, zo snel dat de artsen weinig konden doen. Diezelfde avond kwam hij plotseling te overlijden; dit is geweest rond 21.46 uur. De klager vreest dat het afzuigen van sputum hem teveel energie heeft gekost. Bij aankomst in het ziekenhuis was de hele kamer van de patiënt al opgeruimd en waren de infusen verwijderd. Vreemd genoeg waren de vingertoppen van de linkerhand van de patiënt helemaal paars. Dit doet denken aan cyanose, maar dan zou het op meerdere plekken moeten voorkomen.

De klacht bestaat uit de volgende onderdelen:
1) De klager vraagt zich af waardoor zijn vader is overleden en of er een samenhang is tussen het plotselinge overlijden en het afzuigen van het sputum. Hij vraagt zich af of er wel uitgezogen had moeten worden;
2) De arts heeft geen contact gezocht met de klager toen zijn vader was overleden. De zoon kreeg het pas te horen toen hij rond 22 uur zelf het ziekenhuis belde om te vragen hoe het met zijn vader ging. Hij vindt het vreemd dat het eerst nog goed gaat met zijn vader, deze vervolgens door de arts-assistent als matig ziek wordt beoordeeld en een half uur later is overleden.

De klager verlangt dat hij te weten komt wat er is gebeurd en eventueel diegenen die nalatig zijn geweest aan te pakken. Hij verlangt een vergoeding van immateriële schade van € 50.000,–. In het kader van deze procedure, waarbij de commissie slechts bevoegd is om te oordelen over verzoeken tot schadevergoeding tot een bedrag van € 25.000,–, heeft de klager ermee ingestemd om de verlangde vergoeding te verlagen tot € 25.000,–.

Standpunt van het ziekenhuis

Voor het standpunt van het ziekenhuis verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt dit standpunt op het volgende neer.

Het ziekenhuis betreurt dat de klager de gang van zaken heeft ervaren zoals in zijn klacht is omschreven. De patiënt was ten tijde van zijn opname 77 jaar oud en bevond zich in het laatste stadium van hartfalen. Hij werd opgenomen wegens hartritmestoornissen en moest worden gereanimeerd en daarna kunstmatig beademd. Na het stopzetten van de beademing traden nogmaals hartritmestoornissen op en werd de patiënt opnieuw gereanimeerd. Vanwege patiënts slechte toestand en prognose, werd in overleg met de familie opnieuw reanimeren niet medisch zinvol geacht en niet in het belang van de patiënt. De patiënt werd overgeplaatst naar cardiologie, afdeling CCU, voor de verdere behandeling van het hartfalen. Omstreeks 19.45 uur constateerde de verpleegkundige dat het zuurstofgehalte in het bloed laag was. Op basis van de bloedwaarden en omdat er een rochelende ademhaling werd gehoord is de keel van de patiënt uitgezogen door een IC-verpleegkundige. De arts-assistent wilde daarna nader onderzoek verrichten. Na het uitzuigen werd de patiënt rustiger en viel in slaap. De zuurstofwaarden verbeterden. Het dossier vermeldt de notitie van de arts-assistent om 21.16 uur dat hij een matig aanspreekbare, matig zieke patiënt zag en dat hij moest worden uitgezogen. Terugrekenend moet de arts-assistent de patiënt al rond 20.30 uur gezien hebben, maar pas om 21.16 uur tijd hebben gevonden om aantekeningen te maken in het medisch dossier. Later op de avond verslechterde de toestand van de patiënt en nog voor het verdere onderzoek was afgerond is hij overleden. Conform het behandelplan werd niet meer met reanimatie gestart. Diezelfde avond heeft een gesprek met de familie plaatsgevonden. Na het indienen van de klacht is de familie nogmaals uitgenodigd voor een gesprek, maar de familie heeft daarvan geen gebruik gemaakt omdat de klager de klacht liever schriftelijk wilde afhandelen

Ten aanzien van de klachtonderdelen brengt het ziekenhuis het volgende naar voren:
1) Volgens het ziekenhuis is er geen verband tussen het uitzuigen en het overlijden en gaat de veronderstelling dat dat verband er wel is, eraan voorbij dat de patiënt ernstig ziek was en bekend was met eindstadium hartfalen. Volgens het ziekenhuis is op juiste gronden besloten om het sputum uit te zuigen en staat het overlijden daar los van;
2) Het is gebruikelijk dat het ziekenhuis na het overlijden zo spoedig mogelijk de familie informeert. Ook in dit geval staat vast dat er contact is geweest met de klager en dat hij over het overlijden is geïnformeerd. Het is mogelijk dat de klager het ziekenhuis voor was en zelf contact met het ziekenhuis heeft opgenomen. Op dat moment is de klager geïnformeerd.

Ten aanzien van de verlangde schadevergoeding van € 25.000,– merkt het ziekenhuis op dat de schade niet is onderbouwd en uit niets blijkt dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van de door de klager aan het ziekenhuis gemaakte verwijten. Het ziekenhuis meent daarom dat de klacht ongegrond geacht dient te worden.

Beoordeling van het geschil

Naar aanleiding van het door partijen over en weer gestelde overweegt de commissie het volgende.

De commissie dient de vraag te beantwoorden of er verwijtbare fouten zijn gemaakt bij de behandeling van de klager. De commissie stelt voorop dat voor aansprakelijkheid van het ziekenhuis vereist is dat voldoende aannemelijk wordt dat het ziekenhuis tekort is geschoten in het nakomen van de behandelingsovereenkomst. De aanwezigheid van een fout of nalaten is een vereiste voor aansprakelijkheid van het ziekenhuis. De tekortkoming moet aan het ziekenhuis kunnen worden verweten en de klager moet door deze tekortkoming schade zijn toegebracht. Daarbij geldt in het geval als het onderhavige dat sprake is van een inspanningsverbintenis en niet van een resultaatsverbintenis. Dat wil zeggen dat pas kan worden gesproken van een tekortschieten indien vast komt te staan dat de betrokken behandelaar zich onvoldoende heeft ingespannen; de behandelaar hoeft niet in te staan voor een bepaald resultaat.

Op grond van het medisch dossier en het verhandelde ter zitting kan de beslissing om over te gaan tot het uitzuigen van het sputum naar het oordeel van de commissie in beginsel als een juiste handeling worden aangemerkt. Hoewel dit geen prettige behandeling is, kan deze onder omstandigheden wel noodzakelijk zijn, bijvoorbeeld bij benauwdheid door vastzittend slijm. Als deze handeling schadelijk zou zijn geweest, zoals de klager stelt, zou de conditie van de patiënt direct daarna achteruit zijn gegaan. Uit het medisch dossier blijkt, op basis van de bloedwaarden, dat de longfunctie van de patiënt na het uitzuigen van het sputum verbeterde en dat de patiënt kort daarop in slaap is gevallen. Ongeveer een half uur daarna is de toestand van de patiënt plotseling verslechterd. De exacte oorzaak daarvan is niet bekend, hoewel het voor de hand ligt dat de oorzaak te maken heeft met de slechte hartfunctie van de patiënt. De medische situatie van de patiënt ten tijde van overplaatsing was immers dusdanig dat er weliswaar voldoende stabiliteit was voor overplaatsing van de IC naar de afdeling cardiologie, maar dat er tegelijkertijd onzekerheid bestond over het toekomstige verloop en het risico aanwezig was dat de hartfunctie weer achteruit zou gaan. Bij hartpatiënten in deze conditie kan het helaas voorkomen dat de patiënt eerst zich goed voelt en daarna plotseling en onverwacht achteruit gaat, hetgeen voor familieleden zeer ingrijpend kan zijn. Onder deze omstandigheden kan naar het oordeel van de commissie echter niet aannemelijk worden geacht dat er sprake is geweest van een tekortkoming in de medische behandeling. Het eerste klachtonderdeel moet daarom naar het oordeel van de commissie ongegrond worden geacht.

Ten aanzien van het tweede klachtonderdeel acht de commissie voldoende aannemelijk dat er kort voor het overlijden van de patiënt sprake is geweest van een acute situatie, zodat begrijpelijk is dat alle zorg naar de patiënt uitging en er pas achteraf tijd kon worden vrijgemaakt voor het maken van aantekeningen in het medisch dossier en het op de hoogte stellen van de familie. Uit het medisch en verpleegkundig dossier en het verhandelde ter zitting blijkt dat de familie ook zo spoedig mogelijk is geïnformeerd. Het is mogelijk dat de familie net op dat moment zelf contact met het ziekenhuis opneemt, zoals hier kennelijk is gebeurd. Dat de patiënt na het overlijden is losgekoppeld van de medische apparaten en dat alles was opgeruimd op het moment dat de familie arriveerde, is conform het gangbare beleid en kan naar het oordeel van de commissie worden aangemerkt als de correcte wijze van handelen in deze situatie.

Nu er geen sprake is van een toerekenbare tekortkoming aan de zijde van het ziekenhuis is er geen grondslag voor het opleggen van schadevergoeding, zodat aan de beoordeling van de vraag om schadevergoeding niet wordt toegekomen.

Op grond van het voorgaande volgt dat de klacht ongegrond is en dat als volgt dient te worden beslist.

Beslissing

De commissie verklaart de klacht ongegrond.

Aldus beslist door de Geschillencommissie Ziekenhuizen op 27 oktober 2017.