Commissie: Ziekenhuizen
Categorie: (On)Zorgvuldig handelen
Jaartal: 2022
Soort uitspraak: bindend advies
Uitkomst: ongegrond
Referentiecode:
163353/170282
De uitspraak:
Waar gaat de uitspraak over?
Cliënt houdt de zorgaanbieder aansprakelijk omdat deze zijn kunstgebit niet heeft willen terugplaatsen nadat zijn kiesresten waren verwijderd. Hierdoor was de cliënt genoodzaakt om dit zelf te doen, waarna hij schade in zijn mond heeft opgelopen. De kaakchirurg heeft de behandeling uitgevoerd en na afloop van de behandeling geoordeeld dat het voor de genezing van de wond beter was dat de partiële gebitsprothese van de cliënt niet direct werd teruggeplaatst maar om daar twee weken mee te wachten. Dit advies is conform de professionele standaard. Bij de cliënt was sprake van een contra-indicatie waardoor druk op de wonden niet wenselijk was.
De uitspraak
in het geschil tussen
[Naam], wonende te [woonplaats](hierna te noemen: de cliënt)
en
Stichting Flevoziekenhuis, gevestigd te Almere
(hierna te noemen: de zorgaanbieder).
Behandeling van het geschil
Partijen zijn overeengekomen dit geschil bij bindend advies door de Geschillencommissie Ziekenhuizen (verder te noemen: de commissie) te laten beslechten.
De commissie heeft kennisgenomen van de overgelegde stukken.
De behandeling heeft plaatsgevonden op 10 november 2022 te Utrecht.
Partijen zijn niet voor de zitting opgeroepen.
Onderwerp van het geschil
De cliënt houdt de zorgaanbieder aansprakelijk voor het feit dat de zorgaanbieder zijn kunstgebit niet heeft willen terugplaatsen nadat de zorgaanbieder zijn kiesresten had verwijderd. Hierdoor was de cliënt genoodzaakt om dit zelf te doen, waarna hij schade in zijn mond heeft opgelopen.
Standpunt van de cliënt
Voor het standpunt van de cliënt verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.
De cliënt heeft bij de zorgaanbieder een behandeling gekregen voor het verwijderen van kiesresten (achtergebleven wortel). Na de behandeling heeft hij zijn behandelaar gevraagd of zij hem wilde helpen met het terugplaatsen van zijn kunstgebit. Zij wilde dat niet. Toen de cliënt die avond wilde eten, heeft hij zijn kunstgebit ingedaan. Toen hij zijn kunstgebit nadien wilde uitdoen, bleef het kunstgebit vastzitten. De cliënt moest veel kracht zetten om hem te kunnen verwijderen en daarbij zijn twee kronen losgekomen en twee tanden gebroken.
Een andere kaakchirurg heeft de cliënt verteld dat een kaakchirurg de patiënt hoort te helpen met het terugplaatsen van het kunstgebit en deze zo nodig moet aanpassen. Ook de klachtenfunctionaris van de KNMT schreef iets soortgelijks, namelijk: “Plaatsing van deze prothese vindt normaliter door het ziekenhuis plaats direct na de ingreep” (…)
Normaliter wordt bij plaatsing gekeken of er nog aanpassingen nodig zijn om de prothese goed te laten passen.” Verder verwijst de cliënt naar de brochure van de Nederlandse Vereniging voor Mondgezondheid, waarin staat: “Het kunstgebit wordt onmiddellijk in uw mond geplaatst als de laatste tanden zijn getrokken. Dus direct over de verse wonden heen. (…) Uw kunstgebit zit in het begin namelijk als een soort verband op de wonden.” Uit dit alles leidt de cliënt af dat de zorgaanbieder hem had moeten helpen met het terugplaatsen, en eventueel aanpassen, van zijn kunstgebit zodat de schade niet zou zijn ontstaan.
De zorgaanbieder stelt dat aan hem het advies is gegeven om twee weken te wachten met het terugplaatsen van zijn kunstgebit, maar dit is volgens de cliënt niet waar. Dat zou immers betekenen dat hij twee weken lang had moeten eten zonder kunstgebit en dan zouden er allerlei etensresten in zijn wonden kunnen komen. De behandelaar heeft hem verteld dat hij zijn kunstgebit mocht terugplaatsen tijdens het eten, hem na het eten weer moest verwijderen en hem dan goed moest afwassen.
Als gevolg van het nalaten van de zorgaanbieder vordert cliënt materiële schadevergoeding (o.a. kosten voor implantaten en het vervangen van de kronen) en immateriële schadevergoeding (o.a. voor pijn, tijd en moeite voor de schade en hersteloperatie), voor in totaal een bedrag van € 4999,–.
Standpunt van de zorgaanbieder
Voor het standpunt van de zorgaanbieder verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.
De zorgaanbieder is van mening dat er geen sprake is geweest van onzorgvuldig medisch handelen. De behandelend kaakchirurg heeft de behandeling uitgevoerd en na afloop van de behandeling geoordeeld dat het voor de genezing van de wond beter was dat de partiële gebitsprothese van de cliënt niet direct werd teruggeplaatst maar om daar twee weken mee te wachten. Dit advies is conform de professionele standaard, aangezien de kaakchirurg naar aanleiding van de ingreep kan beslissen dat het uitlaten van de partiële prothese beter is dan het direct terugplaatsen.
Volgens de zorgaanbieder is het inderdaad gebruikelijk om een noodgebit gelijk na de extracties te plaatsen, zodat dat als drukverband kan fungeren (zoals de cliënt ook aangeeft). Bij de cliënt was echter een contra-indicatie aanwezig en was druk op de wonden niet wenselijk wegens het risico op het ontwikkelen van ‘Medicatie Gerelateerde Osteonecrose van de kaak (MRONJ)’.
Vandaar dat de behandelaar de cliënt heeft geadviseerd om de prothese de eerste twee weken uit te laten in verband met de wondgenezing en het risico op MRONJ. Dit beleid is in lijn met de richtlijn van de beroepsvereniging van kaakchirurgen (MKA): “Medicatie gerelateerde osteonecrose van de kaak”. De gebitschade is ontstaan doordat de cliënt tegen het advies van de behandelaar in heeft gehandeld. De zorgaanbieder is dan ook van mening dat het verzoek om schadevergoeding dient te worden afgewezen.
Beoordeling van het geschil
De commissie heeft het volgende overwogen.
De overeenkomst die de cliënt met de zorgaanbieder heeft gesloten, betreft een geneeskundige behandelingsovereenkomst in de zin van artikel 7:446 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW). Op grond van de zorgovereenkomst die de cliënt met de zorgaanbieder is aangegaan, moet de zorgaanbieder bij zijn werkzaamheden de zorg van een goed hulpverlener in acht nemen en daarbij handelen in overeenstemming met de op hem rustende verantwoordelijkheid, voortvloeiende uit de voor hulpverleners geldende professionele standaard (de zorgplicht uit artikel 7:453 van het BW). Deze zorgplicht houdt in dat de zorgaanbieder die zorg moet betrachten die een redelijk bekwaam en redelijk handelend hulpverlener in dezelfde omstandigheden zou hebben betracht.
Voor aanspraak op schadevergoeding is vereist dat de tekortkoming de zorgaanbieder moet kunnen worden verweten (toerekenbare tekortkoming), de cliënt moet daarvan nadeel hebben ondervonden en er moet sprake zijn van een causaal verband tussen de tekortkoming en het nadeel.
De cliënt betwist dat hem zou zijn verteld dat hij zijn kunstgebit twee weken moest uitlaten. Hij stelt dat hem zou zijn verteld dat hij zijn kunstgebit voordat hij ging eten, weer moest terugplaatsen en dan na het eten weer moest verwijderen. In het verweerschrift van de zorgaanbieder staat hierover het volgende: “Het medisch advies richting [naam cliënt ] om zijn kunstgebit (zo veel mogelijk) uit te laten was weloverwogen en met [naam cliënt ] besproken”. De commissie merkt hierover het volgende op. Door aan te geven dat de cliënt zijn kunstgebit ‘zo veel mogelijk’ moest uitlaten, bestond voor de cliënt geen aanleiding om te veronderstellen dat het absoluut niet was toegestaan om het kunstgebit terug te plaatsen, zoals in onderhavige procedure door de zorgaanbieder wel wordt gesteld. Dit laat immers voor de cliënt ruimte om te interpreteren dat hij het kunstgebit dus wel af en toe mocht indoen. Dat de cliënt diezelfde dag heeft besloten om zijn kunstgebit terug te plaatsen voordat hij ging eten, kan hem dan ook niet verweten worden.
Toen de cliënt echter constateerde dat zijn kunstgebit op dat moment ernstig klemde, had het echter op zijn weg gelegen om de zorgaanbieder te benaderen voor hulp in plaats van het kunstgebit zelf te verwijderen. De cliënt heeft aangegeven dat hij daarbij immers veel kracht heeft moeten gebruiken. Het is niet onaannemelijk dat de hoeveelheid kracht de oorzaak is geweest van de ontstane schade. Daarmee is de schade door de cliënt zelf veroorzaakt, terwijl dat niet noodzakelijk was geweest. Dit is de zorgaanbieder niet aan te rekenen, waardoor er ook geen aanleiding bestaat om een schadevergoeding vast te stellen.
Op grond van het voorgaande zal de commissie de klacht ongegrond verklaren.
Derhalve wordt als volgt beslist.
Beslissing
De commissie verklaart de klacht ongegrond en het door de cliënt verlangde wordt afgewezen.
Aldus beslist door de Geschillencommissie Ziekenhuizen, bestaande uit de heer mr. H.A. van Gameren, voorzitter, de heer dr. F.J.M. Disch, de heer mr. P.O.H. Gevaerts, leden, in aanwezigheid van mevrouw mr. N. Sewradj, secretaris, op 10 november 2022.