Haarbreuk door kleuring

De Geschillencommissie Zorg
Print Friendly, PDF & Email




Commissie: Uiterlijke verzorging    Categorie: (On)Zorgvuldig handelen    Jaartal: 2019
Soort uitspraak: bindend advies   Uitkomst: gegrond   Referentiecode: 4260-9957

De uitspraak:

Waar gaat de uitspraak over

Ondernemer had als professional en deskundige de kleuring zonder de vereiste Olaplex behandeling moeten weigeren. Ook vanwege de niet ondenkbeeldige gevolgen die de ondernemer, gelet op de conditie van het haar, zelf voor ogen had.

Volledige uitspraak

In het geschil tussen
[Consument], wonende te [plaats] en Kapsalon Ingermo-de, gevestigd te Leeuwarden
(hierna te noemen: de ondernemer).

Behandeling van het geschil
Partijen zijn overeengekomen dit geschil bij bindend advies door de Geschillencommissie Uiterlijke Verzorging (verder te noemen: de commissie) te laten beslechten. De commissie heeft kennis genomen van de overgelegde stukken. De behandeling heeft plaatsgevonden op 6 november 2019 te Den Haag. Partijen zijn tijdig en behoorlijk opgeroepen ter zitting te verschijnen. De consument heeft, vergezeld door haar moeder, ter zitting haar standpunt toegelicht. De ondernemer heeft geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid ter zitting het standpunt toe te lichten.

Onderwerp van het geschil
De klacht van de consument vloeit voort uit een op of omstreeks 22 maart 2019 gesloten overeenkomst tot kleuring van haar haar. De consument heeft de klacht voorgelegd aan de ondernemer op of omstreeks 24 mei 2019. Het geschil betreft de gevolgen van een haarkleuring door de ondernemer.

Standpunt van de consument
Voor het standpunt van de consument verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.
Na een kleur behandeling door de ondernemer is het haar van de consument dusdanig beschadigd dat het kort boven de hoofdhuid is afgebroken. De consument is emotioneel aangedaan en durft zich niet in het openbaar te vertonen. Zij eist een schadevergoeding voor de aanschaf van een mooie pruik. Ter zitting heeft zij desgevraagd bevestigd dat zij inmiddels een pruik draagt totdat het haar weer is gegroeid.

Standpunt van de ondernemer
Voor het standpunt van de ondernemer verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.
De consument heeft bij het verzoek het haar te kleuren verzwegen dat zij het haar reeds veelvuldig zelf heeft gekleurd. Het haar was al behoorlijk beschadigd. Daarom hebben wij geadviseerd bij de kleuring Olaplex toe te voegen, hetgeen de consument weigerde vanwege de extra kosten. Het haar is door ons gekleurd en behandeld met BLONDME ter bescherming en ter voorkoming van haarbreuk. Er is zo min mogelijk waterstofperoxide gebruikt (2%). De consument was tevreden met de behandeling en heeft de kosten betaald. Twee maanden later kwam de consument terug om de uitgroei te behandelen. Omdat het haar kwetsbaarder was geworden vanwege de kleuringen die het heeft ondergaan, hebben wij wederom geadviseerd Olaplex toe te voegen, hetgeen de consument weigerde. Vervolgens hebben wij slechts de uitgroei behandelde met BLONDME 6% en de rest van het haar niet meegenomen in de behandeling. Bij het uitspoelen bleek dat er breuk ontstond ter hoogte van 2 tot 3 cm boven de hoofdhuid, de grens waar de uitgroei over ging in het veel gekleurde haar. De consument was geschrokken en geëmotioneerd. Wij hebben dan ook besloten de kosten van de kleuring niet in rekening te brengen. De consument is enige tijd later bij ons gekomen om gratis een herstelbehandeling met Olaplex te ondergaan. Wij sluiten niet uit dat het crashdieet dat de consument heeft gevolgd ook tot de zwakte van het haar heeft geleid. Het is bewezen dat gewichtsverlies in korte tijd en een lage inname van eiwitten kunnen leiden tot haarbreuk en haaruitval. Voor de schade aan het haar achten wij ons niet aansprakelijk. Verzocht wordt de klacht af te wijzen.

Beoordeling van het geschil
De commissie heeft het volgende overwogen. Naar aanleiding van hetgeen partijen over en weer hebben gesteld en ingebracht stelt de commissie als niet dan wel onvoldoende weersproken vast dat het haar van de consument voorafgaande aan de behandeling door de ondernemer beschadigd was en de in verband daarmee beschermende behandeling, zoals geadviseerd en aangevoerd door de ondernemer, noodzakelijk was. Nu de consument die behandeling met Olaplex vanwege de kosten heeft geweigerd nam zij het risico voor de gevolgen waarover zij thans klaagt en is naar het oordeel van de commissie daarvoor ook voor een groot deel aansprakelijk te achten. Echter, na de waarschuwing van de ondernemer en de weigering van de consument het haar met Olaplex te laten behandelen, had de ondernemer als professional en deskundige de verzochte kleuring zonder de vereiste Olaplex behandeling moeten weigeren uit te voeren, juist vanwege de niet ondenkbeeldige gevolgen die de ondernemer, gelet op de slechte conditie van het haar, zelf voor ogen had toen de consument daarover werd geadviseerd. Van uitsluiting van enige aansprakelijkheid door de ondernemer in dit verband is niet gebleken. Op grond van het voorgaande is de commissie dan ook van oordeel dat de klacht ten dele gegrond is, de consument in deze voor 50% aansprakelijk is te achten voor de gevolgen waarover zij klaagt en de consument, gelet daar op, in redelijkheid een schadevergoeding toekomt van € 450, –.
Hetgeen partijen voorts nog hebben aangevoerd, behoeft geen bespreking nu dit niet tot een ander oordeel kan leiden. Derhalve wordt als volgt beslist.

Beslissing
Verklaart de klacht ten dele gegrond.
De ondernemer dient binnen een maand na verzending van deze uitspraak aan partijen aan de consument een vergoeding van € 450,– te betalen.
Bovendien dient de ondernemer overeenkomstig het reglement van de commissie 50% van het klachtengeld aan de consument te vergoeden. Overeenkomstig het reglement van de commissie is de ondernemer aan de commissie de volledige behandelingskosten verschuldigd. Wijst het meer of anders gevorderde af.

Aldus beslist door de Geschillencommissie Uiterlijke Verzorging, bestaande uit de heer mr. N. Schaar, voorzitter, de heer J.W.F. Oortwijn, de heer mr. C.A. Bontje, leden,  op 6 november 2019.