Commissie: Geestelijke Gezondheidszorg
Categorie: (On) zorgvuldigheidDiagnose
Jaartal: 2022
Soort uitspraak: bindend advies
Uitkomst: deels ontvankelijk/deels niet-ontvankelijkgegrond
Referentiecode:
168561/173586
De uitspraak:
Waar gaat de uitspraak over?
De cliënt klaagt dat de zorgaanbieder een verkeerde diagnose bij hem heeft gesteld en verkeerde medicatie heeft voorgeschreven. Volgens de zorgaanbieder was de cliënt moeilijk in te stellen op een optimale combinatie van medicatie.
Naar het oordeel van de commissie is de behandeling uitgevoerd door een basisarts, maar had gezien de complexe situatie van de cliënt meer supervisie met de psychiater moeten plaatsvinden. De klacht is gegrond en de cliënt krijgt een schadevergoeding van € 2000,–, onder meer gezien de gemaakte kosten voor een second opinion in Libanon.
De uitspraak
in het geschil tussen
de heer [naam], wonende te [woonplaats]
(hierna te noemen: de cliënt)
en
Parnassia Groep BV, gevestigd te Den Haag
(hierna te noemen: de zorgaanbieder).
Behandeling van het geschil
Partijen zijn overeengekomen dit geschil bij bindend advies door de Geschillencommissie Geestelijke Gezondheidszorg (verder te noemen: de commissie) te laten beslechten.
De commissie heeft kennisgenomen van de overgelegde stukken.
De eerste behandeling heeft plaatsgevonden op 25 november 2022 te Den Haag.
Partijen zijn tijdig en behoorlijk opgeroepen ter zitting te verschijnen.
Partijen zijn ter zitting verschenen. De cliënt werd vergezeld door een tolk en bijgestaan door zijn advocaat de heer [naam]. Namens de zorgaanbieder was aanwezig de heer [naam] (jurist). De commissie heeft tijdens deze zitting besloten de zaak aan te houden tot een nader te bepalen zitting, omdat zij medisch inhoudelijke vragen had en er van de zijde van de zorgaanbieder geen ter zake kundige aanwezig was.
De nadere behandeling heeft plaatsgevonden op 30 december 2022.
Partijen zijn ook voor deze zitting tijdig en behoorlijk opgeroepen.
Partijen zijn ter zitting verschenen. De cliënt werd wederom vergezeld door een tolk en bijgestaan door zijn advocaat. Namens de zorgaanbieder zijn verschenen: mevrouw [naam] (jurist), de heer [naam] (arts) en de heer [naam] (psychiater/directeur zorg).
Partijen hebben ter zitting hun standpunt toegelicht en vragen van de commissie beantwoord.
Onderwerp van het geschil
Het geschil betreft de kwaliteit van de zorgverlening door de zorgaanbieder, alsmede het door de zorgaanbieder niet voldoen aan het verzoek van de cliënt om een medische verklaring.
Standpunt van de cliënt
Voor het standpunt van de cliënt verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt dit op het volgende neer.
De cliënt is in behandeling geweest bij de zorgaanbieder.
Er zijn gedurende de behandeling fouten gemaakt. Zo is een verkeerde diagnose gesteld; de cliënt heeft een bipolaire stoornis, maar de zorgaanbieder heeft de diagnoses depressie/autismespectrum stoornis (Asperger) en later ook schizofrenie gesteld.
De zorgaanbieder heeft de cliënt voorts verkeerde medicatie – een antidepressivum en antipsychotica, zonder stemmingsstabilisator – voorgeschreven.
Door de verkeerde diagnoses en medicatie is de toestand van de cliënt verslechterd. De cliënt had last van prikkelbaarheid, stemmingswisselingen, paranoia, hysterie en manie. Bovendien heeft hij juridische, morele, economische en vooral psychische problemen – waaronder een posttraumatische stressstoornis – gekregen
Met het oog op een destijds tegen hem lopende strafzaak heeft de cliënt informatie uit zijn medisch dossier bij de zorgaanbieder opgevraagd. De zorgaanbieder heeft geweigerd deze informatie (tijdig) aan hem te verstrekken.
Om alsnog de juiste diagnose en medicatie te krijgen, is de cliënt twee keer naar een arts in Libanon gereisd. Daarvoor heeft hij kosten moeten maken.
De cliënt verzoekt de commissie hem een schadevergoeding van € 12.000,– toe te kennen.
Standpunt van de zorgaanbieder
Voor het standpunt van de zorgaanbieder verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt dit op het volgende neer.
De cliënt is door de huisarts naar de zorgaanbieder verwezen vanwege psychische klachten. In de verwijsbrief van de huisarts stond dat de cliënt leed aan autisme.
Tijdens de intake bij de zorgaanbieder werd een psychose geconstateerd en een depressie. Vervolgens is op basis van wat bekend was over de – langdurige en ernstige – psychiatrische voorgeschiedenis en de waargenomen klachten en symptomen van de cliënt gedurende de behandelperiode, een diagnose gesteld. De cliënt had gedurende de behandeling steeds depressieve of psychotische klachten. De zorgaanbieder heeft geen manische symptomen gezien.
Een bipolaire stoornis is door de zorgaanbieder nooit vastgesteld, terwijl de cliënt intensief door de zorgaanbieder is begeleid. Er is wel een schizo-affectieve stoornis overwogen.
De diagnose ‘pervasieve ontwikkelingsstoornis NAO’ (autisme) is automatisch in het diagnoseveld terechtgekomen, omdat deze werd overgenomen uit de verwijsbrief van de huisarts. Tijdig in de behandelfase heeft de behandelend arts met de cliënt besproken dat de diagnose autisme niet was vastgesteld. De zorgaanbieder heeft geen aanwijzing voor deze ontwikkelingsstoornis gezien. Deze diagnose is later tijdens de behandeling dan ook doorgehaald.
De cliënt was niet makkelijk in te stellen op een optimale combinatie van medicatie. Hij was al gestart met een antipsychoticum, voordat hij bij de zorgaanbieder werd aangemeld. Om de wanen en achterdocht te behandelen, heeft de zorgaanbieder extra antipsychotica voorgeschreven. Vanwege weinig/geen effect en/of bijwerkingen werd geswitcht tussen diverse antipsychotica. Na terugkomst van de cliënt uit Libanon heeft de zorgaanbieder de door de Libanese psychiater voorgeschreven medicatie overgenomen en gehandhaafd.
Voor wat betreft het voorschrijven van een antidepressivum en de verhoging van de dosering daarvan heeft de zorgaanbieder gehandeld naar bevind van zaken, omdat naast de continu aanwezige en qua intensiteit wisselende wanen ook depressieve klachten werden gerapporteerd.
De medicatie is dus steeds zorgvuldig afgewogen, passend bij de situatie van dat moment en met inachtneming van de adviezen van de Libanese psychiater.
Het verzoek van (de advocaat van) de cliënt om medische informatie ten behoeve van een lopende rechtszaak heeft de behandelaren nooit bereikt. Indien dit wel het geval was geweest, dan had de zorgaanbieder niet aan dit verzoek kunnen voldoen: een dergelijke verklaring moet niet door de behandelaren, maar door een onafhankelijk deskundige worden opgesteld. De cliënt en zijn advocaat hebben wel recht op een afschrift van/uit het dossier.
De zorgaanbieder verzoekt de commissie de klacht in alle onderdelen ongegrond te verklaren.
Beoordeling van het geschil
De commissie stelt voorop dat de cliënt naar het oordeel van de commissie geen redelijk belang (meer) heeft bij een uitspraak van de commissie over zijn klacht dat de zorgaanbieder geen medische verklaring heeft willen verstrekken, omdat de commissie uit de door de cliënt overgelegde stukken afleidt dat hij inmiddels een afschrift van zijn dossier van de zorgaanbieder heeft ontvangen. Bovendien is de commissie niet gebleken dat louter ten gevolge van het ontbreken van de medische verklaring een voor de cliënte negatieve uitspraak is gedaan in de destijds tegen hem lopende strafzaak.
De commissie zal de cliënt daarom op grond van artikel 5 lid 1 sub e van haar Reglement ambtshalve niet-ontvankelijk verklaren in dit klachtonderdeel.
De cliënt beklaagt zich er verder over dat de zorgaanbieder een verkeerde diagnose heeft gesteld en verkeerde medicatie heeft voorgeschreven.
De verwijten die de cliënt de zorgaanbieder maakt, zijn – naar de commissie begrijpt – gegrond op artikel 7:453 van het Burgerlijk Wetboek. Op grond van dit wetsartikel moet de zorgaanbieder bij zijn werkzaamheden de zorg van een goed hulpverlener in acht nemen en daarbij handelen in overeenstemming met de op hem rustende verantwoordelijkheid, voortvloeiend uit de voor hulpverleners geldende professionele standaard. Deze zorgplicht houdt in dat de zorgaanbieder die zorg moet betrachten die een redelijk bekwaam en redelijk handelend vakgenoot/hulpverlener in dezelfde omstandigheden zou hebben betracht.
De commissie dient dus te onderzoeken of de zorgaanbieder deze zorgplicht heeft nageleefd.
Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting is komen vast te staan dat de behandeling is uitgevoerd door een basisarts (‘Arts niet in opleiding tot specialist’ (Anios)). Vaststaat voorts dat deze arts met name aan de cliënt – die Arabisch spreekt en de Nederlandse taal niet goed machtig is – is gekoppeld vanwege de taal. Hoewel de commissie het belang van een goede communicatie tussen de arts en de cliënt – en dus het spreken van dezelfde taal – onderschrijft, is zij van oordeel dat dit in dit geval niet doorslaggevend had mogen zijn. Immers, zoals de zorgaanbieder zelf heeft aangevoerd, was de situatie van de cliënt complex en zorgwekkend. Naar het oordeel van de commissie had de zorgaanbieder daarom extra alert moeten zijn bij de toewijzing van een behandelaar aan de cliënt.
De directeur van de zorgaanbieder heeft ter zitting desgevraagd aangegeven dat het algemene beleid van de zorgaanbieder is dat een basisarts onder supervisie staat van een psychiater en dat structureel en op vaste momenten overleg tussen deze psychiater en basisarts plaatsvindt, tenminste één keer per twee weken en in complexe situaties zo nodig vaker. Verder wordt per cliënt één keer per half jaar in overleg tussen de behandelend arts en de supervisor een brief opgesteld, waarin de behandeling wordt geëvalueerd; deze brief wordt ondertekend door de supervisor.
De behandelend arts heeft ter zitting verklaard dat de cliënt gedurende één jaar en vijf maanden bij hem in behandeling is geweest en dat hij in deze periode drie fysieke supervisiemomenten met een – op dat moment aanwezige – psychiater heeft gehad. De commissie heeft voorts in het dossier geen door de supervisor van de behandelend arts ondertekende brieven aangetroffen.
De commissie stelt dan ook vast dat discrepantie bestaat tussen het algemene beleid van de zorgaanbieder en hetgeen in deze zaak daadwerkelijk is gebeurd.
Gelet op het voorgaande is de commissie van oordeel dat de zorgaanbieder niet heeft voldaan aan zijn zorgplicht. De klacht van de cliënt is dan ook gegrond.
Aan de orde is dan de door de cliënt verzochte schadevergoeding.
De commissie kan zich voorstellen dat de cliënt zich door de zorgaanbieder onzorgvuldig behandeld heeft gevoeld. Uit de stukken blijkt dat de cliënt daarom twee keer naar Libanon is gereisd, voor een second opinion van een psychiater aldaar. De door de cliënt overgelegde brieven van de Libanese psychiater zijn van dien aard dat de zorgaanbieder daarmee in de verdere behandeling van de cliënt ook rekening heeft gehouden.
De commissie is onder de gegeven omstandigheden van oordeel dat de door de cliënt in dit verband gemaakte kosten niet nodeloos zijn gemaakt. Hierin ziet de commissie aanleiding de cliënt tegemoet te komen in deze kosten. Nu echter de cliënt de door hem beweerdelijk gemaakte kosten niet nader heeft onderbouwd, stelt dit de commissie voor een beoordelingsprobleem omdat de omvang van de kosten niet exact kan worden vastgesteld. Dit betekent dat de kosten niet anders dan met een billijkheidsmaatstaf kunnen worden beoordeeld. De commissie zal deze kosten met inachtneming van deze maatstaf bepalen op een bedrag van € 2.000,–.
Nu de klacht van de cliënt gegrond wordt verklaard, ziet de commissie bovendien aanleiding de zorgaanbieder te veroordelen tot vergoeding aan de cliënt van het door hem betaalde klachtengeld, zijnde een bedrag van € 52,50.
De commissie overweegt ten overvloede dat ter zitting is gebleken dat de zorgaanbieder niet op de hoogte is van de ‘Modelinstructie Aios en Anios werkzaam in een zorginstelling’. Daarin is in artikel 8 – voor zover van belang – bepaald:
“Indien de a(n)ios in het kader van de Wet BIG te maken krijgt met een tuchtzaak of klacht, wordt de a(n)ios tijdens de tuchtzitting of klachtbehandeling vergezeld door de opleider/superviseren (medisch) specialist”.
Het komt de commissie voor dat de zorgaanbieder gehouden is deze modelinstructies aan alle betrokkenen in zijn organisatie bekend te maken, als onderdeel van een goed functionerend supervisiesysteem.
Hetgeen partijen verder nog naar voren hebben gebracht, behoeft geen verdere bespreking, nu dat niet tot een ander oordeel kan leiden.
Derhalve wordt als volgt beslist.
Beslissing
De commissie:
verklaart de cliënt niet-ontvankelijk in zijn klacht over het niet verstrekken van een medische verklaring door de zorgaanbieder;
verklaart de klacht van de cliënt voor het overige gegrond;
bepaalt dat de zorgaanbieder de cliënt een schadevergoeding dient te betalen van € 2.000,–
bepaalt dat de zorgaanbieder overeenkomstig het reglement van de commissie aan de cliënt het door hem betaalde klachtengeld, zijnde een bedrag van € 52,50, dient te vergoeden;
bepaalt dat betaling dient plaats te vinden binnen een maand na de verzenddatum van dit advies
wijst het meer of anders verzochte af.
Aldus beslist door de Geschillencommissie Geestelijke Gezondheidszorg, bestaande uit mevrouw mr. A.D.R.M. Boumans, voorzitter, mevrouw dr. N.D. Veen en de heer mr. P.C. de Klerk, leden, in aanwezigheid van mevrouw mr. drs. I.M. van Trier, secretaris, op 30 december 2022.