
Commissie: Geestelijke Gezondheidszorg
Categorie: (On) zorgvuldigheidSchade
Jaartal: 2022
Soort uitspraak: bindend advies
Uitkomst: ongegrond
Referentiecode:
134744/169580
De uitspraak:
Waar gaat de uitspraak over?
De zorgaanbieder heeft ruim twee jaar onafgebroken het medicijn oxazepam tegelijk met het medicijn fluvoxamine voorgeschreven. Dit heeft geleid tot een medicijnverslaving met geestelijke en lichamelijke afhankelijkheid, wat voor de cliënt ernstige gevolgen heeft gehad op fysiek, sociaal en financieel vlak.
Volgens de zorgaanbieder was de cliënt was in de betreffende periode niet in staat de medicatie af te bouwen. Daarnaast gaf de cliënt aan dat hij juist van mening was dat hij meer medicatie nodig had om zich beter te kunnen voelen. Bij de afsluiting van de behandeling was de cliënt tevreden met het bereikte resultaat en was het medicatiegebruik afgebouwd. De cliënt heeft niet onderbouwd dat de medicatieverslaving heeft geleid tot het verlies van zijn baan.
Naar het oordeel van de commissie is tijdens de behandeling meermaals met de cliënt gesproken over het afbouwen van de oxazepam, maar de cliënt wilde dat niet. Wel is de commissie van mening dat het voorschrijfbeleid van de zorgaanbieder beter had gekund, maar dit leidt niet tot verwijtbaarheid. Volgens de commissie ontbreekt het causaal verband tussen het medicatiegebruik en het verlies van zijn baan. De klacht is ongegrond.
De uitspraak
in het geschil tussen
[Naam cliënt], wonende te [woonplaats]en
Stichting GGZ Oost Brabant, gevestigd te Boekel
(hierna te noemen: de zorgaanbieder).
Behandeling van het geschil
Partijen zijn overeengekomen dit geschil bij bindend advies door de Geschillencommissie Geestelijke Gezondheidszorg (verder te noemen: de commissie) te laten beslechten.
De commissie heeft kennisgenomen van de overgelegde stukken.
De behandeling heeft plaatsgevonden op 6 juli 2022 te Eindhoven.
Partijen zijn tijdig en behoorlijk opgeroepen ter zitting te verschijnen.
Partijen hebben ter zitting hun standpunt toegelicht. Namens de zorgaanbieder zijn verschenen [naam], directeur behandelzaken en [naam], juridisch medewerker Raad van Bestuur.
Onderwerp van het geschil
Het geschil betreft het ruim twee jaar voorschrijven van het medicijn oxazepam.
Standpunt van de cliënt
Voor het standpunt van de cliënt verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.
De zorgaanbieder heeft te lang (ruim twee jaar) en onafgebroken het medicijn oxazepam, samen en tegelijk met het medicijn fluvoxamine voorgeschreven. Dit heeft geleid tot een medicijnverslaving met geestelijke en lichamelijke afhankelijkheid.
Het voorschrijven van deze combinatie van medicijnen heeft geleid tot extra versuffing en extreem concentratieverlies. De cliënt is als gevolg hiervan zijn baan kwijtgeraakt. Het heeft bovendien gevaar opgeleverd doordat de cliënt autoreed.
Ten onrechte heeft de zorgaanbieder nooit aangedrongen of ingegrepen om de medicatie af te bouwen, men bleef de medicatie zonder enige controle uitschrijven gedurende ruim twee jaar.
De cliënt kan het inkomen dat hij bij zijn oude werkgever had en in 26 jaar heeft opgebouwd elders niet of lastig weer verdienen. Het laatst verdiende inkomen bedroeg € 8.100,– bruto per maand, terwijl de cliënt thans € 3.300,– bruto per maand verdient.
De schade begroot de cliënt op € 4.800,– bruto per maand, gedurende 24 maanden, ofwel € 115.000,– bruto en € 57.000,– netto (50%). De cliënt heeft deze periode van 24 maanden nodig om te herstellen en om te zoeken naar een nieuwe baan.
De cliënt stelt de door toedoen van de zorgaanbieder geleden schade op de helft van € 57.000,–, ofwel € 28.000,– nu ook diverse andere betrokken partijen nalatig zijn geweest.
Gelet op het reglement van de commissie maximeert de cliënt de gevorderde schadevergoeding op een bedrag van € 25.000,–.
Standpunt van de zorgaanbieder
Voor het standpunt van de zorgaanbieder verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.
De cliënt is in september 2017 naar de zorgaanbieder verwezen door UMC Radboud, vanwege een aanvullende behandeling van angstklachten. De medicamenteuze behandeling in UMC Radboud is gestart in april 2017 met het voorschrijven van onder andere het medicijn oxazepam. Bij verwijzing naar de zorgaanbieder bleef de medicamenteuze behandeling aanvankelijk onder verantwoordelijkheid van UMC Radboud vallen en daarna van de huisarts. Vanaf december 2018 is de medicamenteuze behandeling overgedragen aan de behandelaar van de zorgaanbieder.
Op 29 augustus 2018 heeft een intake van de cliënt plaatsgevonden. De focus van de behandeling lag op somberheidsklachten, gebrekkige mogelijkheden om met interne onrust om te gaan en het verbeteren van coping mogelijkheden. De cliënt heeft hiertoe behandeling gehad bij een GZ-psycholoog en een psychomotore therapeut. Daarnaast was sprake van een medicamenteuze behandeling.
De cliënt heeft zelf te kennen gegeven dat hij niet het gevoel had dat de medicatie van invloed was op zijn rijgedrag. Er is een poging gedaan om de oxazepam om te zetten naar temazepam vanwege de wens van de cliënt om auto te rijden. Dat is niet gelukt omdat de cliënt bleef vasthouden aan oxazepam.
Tijdens de behandeling heeft de behandelaar meerdere malen met de cliënt gesproken over het belang van het afbouwen van de medicatie benzodiazepines. Bij het voortzetten of afbouwen van medicatie wordt de afweging gemaakt over de noodzaak van medicatie en de voor- en nadelen van het voortzetten of stoppen van de medicatie. Het eenzijdig stoppen met het uitschrijven van medicatie kan leiden tot ontwenningsverschijnselen waardoor dit geen verstandig beleid is.
Uit het dossier blijkt dat het behandelbeleid vanaf de start gericht is geweest op het vergroten van de coping-mogelijkheden en het afbouwen/verminderen van het gebruik van benzodiazepines. De cliënt was goed geïnformeerd over de bijwerkingen van deze medicatie. De cliënt was in deze periode niet in staat deze medicatie af te bouwen. Daarnaast gaf de cliënt aan dat hij juist van mening was dat hij meer medicatie nodig had om zich beter te kunnen voelen.
Bij de afsluiting van de behandeling was de cliënt tevreden met het bereikte resultaat en waren de benzodiazepines afgebouwd.
Door de cliënt zijn geen stukken aangeleverd die zijn stelling dat de medicatieverslaving tot het verlies van zijn baan heeft geleid onderbouwen. Het causaal verband tussen het verlies van zijn baan en het innemen van de voorgeschreven medicatie ontbreekt. De zorgaanbieder heeft gedurende de behandeling meerdere pogingen ondernomen om de medicatie af te bouwen. Tijdens de behandeling waren er geen signalen dat de medicatie zodanige bijwerkingen had dat dit van invloed zou zijn op de werkzaamheden van de cliënt bij zijn voormalige werkgever.
Doordat de cliënt consequent bleef weigeren en eenzijdig stoppen met het voorschrijven van de medicatie onverantwoord was, was er ten tijde van de behandeling geen andere optie dan het gecontroleerd voortzetten van de medicatie.
Beoordeling van het geschil
De commissie heeft het volgende overwogen.
De commissie stelt voorop dat voor aansprakelijkheid van de zorgaanbieder vereist is dat voldoende aannemelijk is dat de zorgaanbieder tekort is geschoten in de uitvoering van de zorgovereenkomst. De aanwezigheid van een fout of nalaten is een vereiste voor aansprakelijkheid van de zorgaanbieder. De tekortkoming moet aan de zorgaanbieder kunnen worden verweten en cliënt dient daarvan nadeel te hebben ondervonden.
Kern van de klacht is dat de zorgaanbieder te lang is doorgegaan met het voorschrijven van oxazepam als gevolg waarvan de cliënt schade heeft geleden.
De cliënt is eerst in behandeling geweest bij UMC Radboud, waar hij in april 2017 onder meer oxazepam kreeg voorgeschreven. Vervolgens is de cliënt eind augustus 2018 bij de zorgaanbieder in behandeling gekomen. De medicamenteuze behandeling verliep toen nog via UMC Radboud, later via de huisarts en vanaf december 2018 heeft de zorgaanbieder deze behandeling overgenomen. In mei 2020 is de behandeling bij de zorgaanbieder afgerond. Op dat moment was de oxazepam afgebouwd. De cliënt heeft het afbouwen zelf gedaan.
De cliënt legt het langdurig voorschrijven van oxazepam volledig bij de zorgaanbieder. Daarin wordt de cliënt niet gevolgd. Gedurende de behandeling is meerdere keren met de cliënt gesproken over het belang van het afbouwen van de oxazepam. De cliënt wilde dat niet. Met de cliënt is de commissie van oordeel dat de medicatiebewaking zorgvuldiger had gekund. De cliënt kreeg een vervolgrecept als hij daarnaar vroeg, zonder dat werd nagegaan of de termijn waarvoor de medicatie was uitgeschreven reeds was verstreken. Deze constatering is naar het oordeel overigens onvoldoende om te kunnen concluderen dat de zorgaanbieder een verwijt kan worden gemaakt. Het voorschrijfbeleid bij de zorgaanbieder is voor verbetering vatbaar. Zo had een ander langwerkend middel kunnen worden voorgeschreven, voor een kortere periode een herhaalrecept kunnen worden verstrekt of steeds een lagere dosering kunnen worden voorgeschreven. Dat maakt echter niet dat louter op basis daarvan geconcludeerd kan worden dat de zorgaanbieder verwijtbaar heeft gehandeld.
Naar het oordeel van de commissie ontbreekt het causaal verband tussen de voorgeschreven medicatie en het verlies van zijn baan. De commissie neemt daarbij in aanmerking dat de aan de behandeling van de cliënt ten grondslag liggende klachten daarbij zeer wel een rol kunnen hebben gespeeld. De cliënt heeft daarnaast ook een eigen verantwoordelijkheid voor zijn medicatiegebruik. Dat geldt bijvoorbeeld ook voor het rijden tijdens de medicijntherapie; al vanaf de intake was het de cliënt duidelijk dat het middel van invloed kon zijn op zijn rijvaardigheid. Hij heeft zelf de keuze gemaakt om zich niet aan de behandeladviezen te houden. Zijn onderliggende klachten waren immers niet van dien aard dat het ervoor gehouden moet worden dat de cliënt niet langer tot het nemen van dergelijke beslissingen in staat was.
Op grond van het voorgaande is de commissie van oordeel dat de klacht ongegrond is. De verlangde schadevergoeding wordt afgewezen.
Derhalve wordt als volgt beslist.
Beslissing
De commissie:
verklaart de klacht ongegrond;
wijst het verzoek tot het toekennen van een schadevergoeding af.
Aldus beslist door de Geschillencommissie Geestelijke Gezondheidszorg, bestaande uit mevrouw mr. dr. E. Venekatte, voorzitter, de heer drs. T. Knap, de heer mr. P.O.H. Gevaerts, leden, in aanwezigheid van mevrouw mr. L. Kramer, secretaris, op 6 juli 2022.