Commissie: Publieke Gezondheid
Categorie: bejegening/ zorgverlening
Jaartal: 2023
Soort uitspraak: bindend advies
Uitkomst: ten dele gegrond
Referentiecode:
208298/223350
De uitspraak:
Waar gaat de uitspraak over?
De klacht betreft een weigering van een parkeervergunning voor gehandicapten. Na de klachtenprocedure is de vergunning verleend en is door de zorgaanbieder aangeboden om de keuringskosten te crediteren. De, door de zorgaanbieder niet betwiste, klacht van cliënt over de werkwijze van de keuringsarts wordt gegrond verklaard. Zijn gevorderde schadevergoeding wordt afgewezen wegens gebrek aan onderbouwing.
De uitspraak
In het geschil tussen
de heer [naam], wonende te [plaatsnaam] (hierna te noemen: de cliënt)
en
GGD Haaglanden, gevestigd te ‘s-Gravenhage
(hierna te noemen: de zorgaanbieder).
Behandeling van het geschil
Partijen zijn overeengekomen dit geschil bij bindend advies door de Geschillencommissie Publieke Gezondheid (verder te noemen: de commissie) te laten beslechten.
De behandeling heeft plaatsgevonden op 5 oktober 2023 te Den Haag.
Partijen zijn niet opgeroepen voor de zitting.
Beoordeling
De commissie heeft het volgende overwogen.
De klachten van cliënt zien op (a) de bejegening door de keuringsarts [initiaal dokter] en (b) de klachtafhandeling door de afdeling SMA.
Ter onderbouwing van zijn klachten heeft cliënt het volgende naar voren gebracht.
Cliënt heeft op 10 september 2021 verzocht om verlenging van zijn gehandicaptenparkeerkaart. Op 22 oktober 2021 is cliënt voor keuring naar de GGD te Den Haag gegaan. Deze keuring heeft amper 10 minuten geduurd. Cliënt heeft een klacht tegen de keuringsarts ingediend, omdat deze allerlei onwaarheden in zijn medisch advies van 27 oktober 2021 had opgenomen. Cliënt heeft geen lichamelijk onderzoek gehad en ook zijn beweeg- en looppatroon zijn niet bestudeerd. De keuringsarts [initiaal arts] heeft cliënt op een onheuse wijze bejegend.
Naar aanleiding van zijn klachten heeft een gesprek plaatsgevonden met een medisch coördinator [initiaal coördinator]. Deze zag in dat de medische keuring door [initiaal arts] niet juist is geweest. Vervolgens heeft [initiaal arts] alsnog een positief advies gegeven voor de afgifte van een parkeerkaart. Cliënt heeft in de tussentijd wel schade geleden.
Hij heeft herhaaldelijk zijn klachten moeten indienen, want in eerste instantie werden zijn klachten niet behandeld en vervolgens niet naar behoren afgehandeld. Voordat hij een toewijzing en verlenging van gehandicaptenparkeerkaart kreeg, heeft hij kosten gemaakt door toedoen van de keuringsarts, de afdeling SMA en de klachtenafdeling. Zijn schade bedraagt op dit moment een totaalbedrag van € 2429,80 (dwangsom € 1172,–, juridische kosten € 947,–, keuringskosten €222,85 en kosten gehandicaptenkaart € 37,95 en de tijd en moeite die hij heeft moeten doen om een parkeerkaart te krijgen en de hele klachtenprocedure die hij heeft moeten voeren) en dit zal nog alleen maar meer worden. Hij vordert dit bedrag van de zorgaanbieder.
De commissie heeft het volgende vastgesteld.
De klacht betreft een medisch advies van een keuringsarts van de afdeling Sociaal Medische Advies (SMA); dit was een onderdeel van de Openbare (Geestelijke) Gezondheidszorg van de GGD. Dit advies is ingeroepen door de gemeente Den Haag (Dienst Stadsbeheer: verder DSB) in het kader van een aanvraag om verlenging van een gehandicaptenparkeervergunning. De huidige parkeervergunning liep af op 16 november 2021. In eerste instantie is door de keuringsarts mondeling aan cliënt meegedeeld dat hij negatief zou adviseren omtrent de verlenging van deze vergunning. Nadat cliënt bezwaar had gemaakt tegen de werkwijze van de keuringsarts en zijn advies, is dit advies heroverwogen en is op 23 december 2021 de Dienst Stadsbeheer geadviseerd om de parkeervergunning te verlengen. Cliënt heeft op 3 januari 2022 zijn gehandicaptenparkeervergunning gekregen.
Klacht a. werkwijze keuringsarts.
De zorgaanbieder heeft zich in haar verweerschrift en ook in de door haar overgelegde stukken niet uitgelaten over de werkwijze van de keuringsarts. De enkele mededeling dat de betreffende arts niet meer werkzaam is en de betreffende afdelingen zijn opgeheven, acht de commissie een onvoldoende motivering. Nu deze klacht door de zorgaanbieder niet is weersproken, zal de commissie het standpunt van de cliënt volgen en dit onderdeel van de klacht gegrond verklaren.
Klacht b. klachtbehandeling.
De commissie is niet gebleken dat de zorgaanbieder in deze onzorgvuldig heeft gehandeld. Uit de stukken is genoegzaam komen vast te staan dat de klacht door de klachtenfunctionaris van de zorgaanbieder in behandeling is genomen en dat de klachtenfunctionaris meermalen contact met cliënt heeft gehad om tot een oplossing te geraken als bedoeld in de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg (Wkkgz). Daarbij is ook de medisch coördinator [initiaal coördinator] betrokken. In deze procedure heeft de zorgaanbieder erkend dat de communicatie niet goed is verlopen en zijn hiervoor excuses aangeboden. Het eerder gegeven medisch advies is teruggedraaid en er is alsnog een positief advies aan de DSB verstrekt.
De commissie verklaart deze klacht dan ook ongegrond.
Schadevordering
Cliënt heeft een schade gevorderd van € 2429,80.
De commissie stelt vast dat aan cliënt een gehandicaptenparkeerkaart is verleend. Daarnaast heeft de zorgaanbieder aangeboden om de keuringskosten ad € 222,85 niet in rekening te brengen. De commissie is van oordeel dat cliënt daarmee voldoende is gecompenseerd voor zijn klacht betreffende de werkwijze van de keuringsarts en het gebrek aan communicatie. De kosten van de gehandicaptenkaart had hij sowieso moeten betalen; die komen derhalve niet voor een vergoeding in aanmerking.
De juridische en overige kosten waarvan cliënt melding maakt, zijn op geen enkele wijze onderbouwd en zullen om die reden worden afgewezen.
Klachtengeld.
Nu de klacht van cliënt gedeeltelijk gegrond wordt verklaard, zal de commissie, onder verwijzing naar artikel 20 van het reglement, de zorgaanbieder veroordelen tot vergoeding aan cliënt van het door hem betaalde klachtengeld, zijnde een bedrag van € 52,50.
Hetgeen partijen ieder voor zich verder nog naar voren hebben gebracht, behoeft naar het oordeel van de commissie geen verdere bespreking, nu dat niet tot een ander oordeel kan leiden.
Derhalve wordt als volgt beslist.
Beslissing
De commissie
– verklaart klacht a (bejegening/werkwijze keuringsarts/communicatie) gegrond en de overige klachten ongegrond;
– wijst het anders of meer gevorderde af;
– veroordeelt de zorgaanbieder tot vergoeding van het klachtengeld van € 52,50 dat cliënt voor de behandeling van het geschil aan de commissie heeft voldaan. Betaling dient binnen één maand na verzenddatum van deze uitspraak te geschieden.
Aldus beslist door de Geschillencommissie Publieke Gezondheid, bestaande uit mevrouw mr. P.W.M. de Wolf MSM, voorzitter, de heer dr. Th.N.J. van Rijmenam, de heer mr. R.P. Gerzon, leden, in aanwezigheid van mevrouw mr. W. Hartong van Ark, secretaris, op 5 oktober 2023.