Commissie: Zorg Algemeen
Categorie: Beëindiging behandelingsovereenkomst
Jaartal: 2023
Soort uitspraak: bindend advies
Uitkomst: gegrond
Referentiecode:
180552/193899
De uitspraak:
Waar gaat de uitspraak over?
Het zoontje van de cliënt heeft een verstandelijke beperking en ontvangt daarom zorg bij de zorgaanbieder. De zorgaanbieder heeft (voor de cliënt onverwachts) aangegeven dat haar zoontje niet meer welkom is bij de zorgaanbieder vanwege agressief gedrag.
Volgens de zorgaanbieder is constant afstemming gezocht met de cliënt en het wijkteam, maar kon de veiligheid van medewerkers en kinderen na een incident met het zoontje van de cliënt niet meer gegarandeerd worden.
Naar het oordeel van de commissie is niet gebleken dat sprake was van een zodanig ernstige situatie dat het onhoudbaar was. In het overdrachtsschriftje stonden geen eerdere incidenten vermeld. Er is dus geen zwaarwegende reden voor het beëindigen van de zorgrelatie. Ook heeft de zorgaanbieder de cliënt onvoldoende ondersteund in het zoeken naar alternatieve oplossingen. De klacht is gegrond.
De uitspraak
in het geschil tussen
[Naam], wonende te [woonplaats](hierna te noemen: de cliënte)
en
Labyrint Zorg B.V., gevestigd te Maassluis
(hierna te noemen: de zorgaanbieder).
Behandeling van het geschil
Partijen zijn overeengekomen dit geschil bij bindend advies door de Geschillencommissie Zorg Algemeen (verder te noemen: de commissie) te laten beslechten.
De commissie heeft kennisgenomen van de overgelegde stukken.
De behandeling heeft plaatsgevonden op 20 januari 2023 te Breda.
Op verzoek van partijen heeft de zitting buiten hun aanwezigheid plaatsgevonden.
Onderwerp van het geschil
De cliënte heeft de klacht voorgelegd aan de zorgaanbieder.
Het geschil betreft de bejegening van de cliënte en haar zoontje door de zorgaanbieder.
Standpunt van de cliënte
Voor het standpunt van de cliënte verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.
Bij de zorgaanbieder kan zorg worden geboden aan kinderen met een (verstandelijke) beperking of gedragsproblematiek. Het zoontje van de cliënte, [naam], ging naar de kinderdagopvang van de zorgaanbieder, omdat hij vanwege zijn verstandelijke beperking speciale zorg en vaste structuur nodig heeft. Op 27 juni 2022 kreeg de cliënte telefonisch te horen dat [naam kind] die dag erg onrustig en agressief was. Een paar uur later ontving de cliënte een e-mail van de zorgaanbieder waarin stond dat de situatie geëscaleerd was. Eén van de begeleiders bleek met een tafel in haar buik te zijn geraakt en pijn te hebben. [Naam kind] was niet meer welkom op het kinderdagverblijf tot het gesprek dat twee dagen later plaatsvond. Tijdens dat gesprek heeft de zorgaanbieder aangegeven dat [naam kind] sinds twee weken agressief gedrag vertoonde, waar de begeleiders geen raad mee wisten, en dat de situatie onhoudbaar was geworden. De cliënte werd te kennen gegeven dat [naam kind] nog twee weken kon komen, zodat in die periode een andere geschikte plek voor hem kon worden gezocht, maar dat hij daarna niet meer welkom was.
Voor de cliënte kwam deze mededeling onverwachts, temeer nu in het overdrachtsschriftje niets is vastgelegd over eerdere incidenten of problemen die werden ervaren met het gedrag van [naam kind]. De cliënte is van mening dat de zorgaanbieder [naam kind] niet zomaar de hulp kan ontnemen die hij nodig heeft. Via Delft Support heeft zij te horen gekregen dat de zorgaanbieder twee alternatieve plekken heeft doorgegeven, maar deze bevinden zich in een andere gemeente die niet voor de zorg van [naam kind] zal willen betalen. De cliënte heeft verder geen hulp of begeleiding gekregen bij het zoeken naar een andere geschikte opvanglocatie. Zij klaagt over de wijze van bejegening, omdat ze van mening is dat de zorgaanbieder, waarvan deskundigheid mag worden verwacht, zich niet professioneel opstelt.
Standpunt van de zorgaanbieder
Voor het standpunt van de zorgaanbieder verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.
Volgens de zorgaanbieder is [naam kind] een jongen die gedurende de dag intensieve begeleiding en zorg nodig heeft. Vanwege zijn beperking praat hij niet en wordt zijn gedrag heftiger bij spanningen. Er is telkens afstemming gezocht met de cliënte en het wijkteam om de zorg zo aan te passen dat het voor [naam kind] aangenaam was. Na de escalatie op 27 juni 2022 waarbij een begeleider werd aangevallen met een tafel en ook enkele andere begeleiders blauwe plekken hadden opgelopen, kon de veiligheid voor de medewerkers, maar ook voor de andere kinderen en [naam kind] zelf, niet meer gewaarborgd worden. Er was al een traject ingezet om [naam kind] te laten opnemen in een 24-uurs setting, omdat zijn gedrag verslechterde en hij meer zorg nodig heeft dan de zorgaanbieder kan bieden. Ter overbrugging van de tussenliggende periode zou [naam kind] bij de zorgaanbieder blijven, maar na het incident op 27 juni 2022 kon daarvoor niet langer dan twee weken de bereidheid worden gevonden. De zorgaanbieder stelt steeds afstemming met de cliënte te hebben gezocht, maar deze bleek daartoe niet meer bereid.
Beoordeling van het geschil
De commissie heeft het volgende overwogen.
De commissie stelt voorop dat vanaf het moment dat de cliënte zich met de zorgvraag tot de zorgaanbieder heeft gewend en er afspraken zijn gemaakt over de verlening van zorg aan [naam kind], er een zorgovereenkomst is ontstaan. Bij de zorgverlening dient de zorgaanbieder de zorg van een goed hulpverlener in acht te nemen. Er moet dan in overeenstemming met de op hem rustende verantwoordelijkheid worden gehandeld. Dit houdt in dat de zorgaanbieder gehouden is om te handelen conform de geldende professionele standaard. De zorgaanbieder heeft een zorgplicht en kan de zorg niet zomaar weigeren. Indien hij de zorgovereenkomst wil beëindigen, moet daar een gewichtige reden voor zijn. De zorgaanbieder dient de beëindiging bovendien gedegen te motiveren.
De zorgaanbieder is van mening dat in redelijkheid niet van hem kon worden gevergd de zorg aan [naam kind] voort te zetten, omdat er sprake was van een onhoudbare situatie. Aan de hand van het overgelegde, summiere dossier kan de commissie echter niet concluderen dat van een zodanige situatie sprake was. Uit het overdrachtsschriftje, waarin werd bijgehouden hoe de dagen verliepen, noch uit de verslagen die de zorgaanbieder heeft opgesteld, valt op te maken dat zich eerdere incidenten hebben voorgedaan, dan wel dat er een opeenstapeling van incidenten was die beëindiging van de zorgovereenkomst kan rechtvaardigen. De commissie is dan ook van oordeel dat niet gezegd kan worden dat de zorgaanbieder een gewichtige reden had om de zorgrelatie te beëindigen. De zorgaanbieder is er niet in geslaagd om de beëindiging voldoende te onderbouwen.
Daarnaast overweegt de commissie dat zelfs indien sprake zou zijn van een gewichtige reden, de zorgaanbieder bepaalde zorgvuldigheidseisen in acht zal moeten nemen. Eén van die eisen is dat hij de cliënte dient te ondersteunen bij het vinden van een geschikte, alternatieve opvanglocatie voor [naam kind]. De commissie is van oordeel dat de zorgaanbieder, door het opperen van slechts twee alternatieve opvanglocaties, daarin niet is geslaagd.
Bovendien kan een periode van twee weken ter overbrugging niet reëel worden geacht om alternatieve zorg te vinden voor een kind met een zorgbehoefte zoals [naam kind] die heeft.
Op grond van het voorgaande is de commissie van oordeel dat de klacht gegrond is.
Derhalve wordt als volgt beslist.
Beslissing
De commissie:
– verklaart de klacht gegrond;
– bepaalt dat de zorgaanbieder overeenkomstig het reglement van de commissie een bedrag van € 52,50 aan de cliënte dient te vergoeden ter zake van het klachtengeld.
Aldus beslist door de Geschillencommissie Zorg Algemeen, bestaande uit mevrouw mr. S.W.M. Speekenbrink, voorzitter, de heer drs. T. Knap, mevrouw mr. I. van den Hoven – van Vogelpoel, leden, in aanwezigheid van mevrouw mr. N. Graumans, secretaris, op 20 januari 2023.