Geen verkeerde diagnose door neuroloog

De Geschillencommissie Zorg




Commissie: Ziekenhuizen    Categorie: Diagnose    Jaartal: 2022
Soort uitspraak: bindend advies   Uitkomst: ongegrond   Referentiecode: -

De uitspraak:

Waar gaat de uitspraak over?

De cliënte was onder behandeling van de zorgaanbieder voor haar hoofdpijnklachten. Volgens de cliënte is de diagnose van chronische migraine te laat gesteld. De zorgaanbieder is van mening dat haar niets valt te verwijten. Het onderzoek is zorgvuldig en uitgebreid verricht en een voldoende basis voor de diagnose van spierspanningshoofdpijn. Volgens de Commissie heeft de neuroloog niet de verkeerde diagnose gesteld. Het hoeft ook niet van een medisch specialist verwacht te worden dat deze ervoor waakt dat verslagen van de SEH hem bereiken en als daar informatie in staat die van belang is voor zijn patiënten, de specialist actief oproept voor behandeling. Klachten ongegrond.

De uitspraak

in het geschil tussen

[Naam], wonende te [woonplaats]

(hierna te noemen: cliënte)

en

Stichting Sint Antonius Ziekenhuis, gevestigd in Nieuwegein
(hierna te noemen: de zorgaanbieder).

Behandeling van het geschil
Partijen zijn overeengekomen dit geschil bij bindend advies door de Geschillencommissie Ziekenhuizen (verder te noemen: de commissie) te laten beslechten.

De commissie heeft kennisgenomen van de overgelegde stukken.

De behandeling heeft plaatsgevonden op 22 november 2022 te Utrecht.

Partijen zijn tijdig en behoorlijk opgeroepen ter zitting te verschijnen.

Partijen hebben ter zitting hun standpunt toegelicht. De cliënte is verschenen, samen met haar partner en moeder.

Ter zitting werd de zorgaanbieder vertegenwoordigd [naam neuroloog], en [contactpersoon zorgaanbieder], bijgestaan door [advocaat].

Onderwerp van het geschil
De cliënte heeft de klacht voorgelegd aan de zorgaanbieder.

De cliënte was onder behandeling van de zorgaanbieder voor haar hoofdpijnklachten. De klacht gaat over de volgens de cliënte te laat gestelde diagnose van chronische migraine.

Standpunt van de cliënte
Voor het standpunt van de cliënte verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.

De cliënte, nu 31 jaar oud, is van kinds af aan bekend met hoofdpijnklachten, waarvoor zij in 2012 is verwezen naar de neuroloog bij de zorgaanbieder. De neuroloog heeft op basis van de hoofdpijndagboeken en de anamnese in 2012 de diagnose gesteld van chronische hoofdpijn.

Ondanks de ingezette medicamenteuze behandeling is de behandeling tot 2016 niet succesvol gebleken. In 2016 heeft de neuroloog tegen de cliënte gezegd dat ze maar moet leren leven met de pijn, omdat zij uitbehandeld is.

De cliënte is behandeld voor psychische klachten.

In 2019 heeft de cliënte zich opnieuw tot de neuroloog gewend. Het UWV had namelijk besloten dat de Wajong-uitkering ingetrokken moet worden, omdat de cliënte na behandeling voor de psychische klachten weer over voldoende verdiencapaciteit beschikte. De cliënte verlangde van de neuroloog de schriftelijke verklaring dat zij uitbehandeld is, zoals de neuroloog haar in 2016 nog had voorgehouden. In plaats daarvan stelde de neuroloog nieuwe behandelmogelijkheden voor. Inmiddels is vastgesteld dat de cliënte lijdt aan chronische migraine die met behulp van medicatie met succes wordt behandeld.

De cliënte verwijt de neuroloog een verkeerde diagnose te hebben gesteld in 2012, maar ook dat hij de bewering heeft gedaan dat zij is uitbehandeld. Daardoor heeft de cliënte veel langer dan nodig is te kampen gehad met hoofdpijnklachten die haar leven op bepalende wijze hebben beïnvloed. De cliënte wil daarom een schadevergoeding van de zorgaanbieder ontvangen. Hoewel haar schade ruimschoots meer is dan € 25.000, — heeft ze de eis beperkt tot dat bedrag en ziet zij af van het meerdere. De cliënte stelt dat zij haar klacht nader had willen onderbouwen aan de hand van haar medisch dossier. Dat blijkt echter incompleet. Ook daarover beklaagt de cliënte zich.

Standpunt van de zorgaanbieder
Voor het standpunt van de zorgaanbieder verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.

De zorgaanbieder is van mening dat haar niets valt te verwijten. Het onderzoek in 2012 is zorgvuldig en uitgebreid verricht en een voldoende basis voor de diagnose van spierspanningshoofdpijn. Dat de diagnose inmiddels is bijgesteld wil niet zeggen dat de hoofdpijnklachten steeds dezelfde zijn geweest en dus eerder verkeerd zijn gediagnosticeerd.

Beoordeling van het geschil
De commissie verklaart de klacht ongegrond. De commissie vindt namelijk dat de neuroloog voldoende zorgvuldig heeft gehandeld. De mededeling dat de cliënte is uitbehandeld staat onvoldoende vast en kan dus geen basis zijn voor een schadeclaim. Tot slot is niet gebleken dat het medisch dossier onvolledig is. Hierna legt de commissie uit hoe zij tot haar oordeel is gekomen.

De maatstaf voor de commissie.
De cliënte heeft momenteel baat bij de behandeling van haar hoofdpijnklachten als chronische migraine. Het is verleidelijk om te oordelen dat de neuroloog die behandeling meteen in 2012 al had moeten starten. Er had de cliënte dan mogelijk veel leed bespaard gebleven. Maar zo toetst de commissie niet. Ook medici maken fouten, maar zelfs als de neuroloog een fout heeft gemaakt hoeft dat niet te leiden tot een gegronde klacht. Het gaat bij de beoordeling van deze klacht namelijk om de vraag of de neuroloog heeft gehandeld, zoals van een redelijk bekwaam en redelijk handelend vakgenoot mag worden verwacht.

De diagnostisering van hoofdpijnklachten en de inspanningen van de zorgaanbieder.
De commissie heeft er begrip voor dat de neuroloog aan een langdurig, meerjarig traject is begonnen om de hoofdpijnklachten van de cliënte te kunnen begrijpen en te behandelen. Hoofdpijnklachten worden vooral door middel van anamnese in kaart gebracht, wat wil zeggen dat de arts goed in gesprek moet met de patiënt om de aard van de klachten te kunnen duiden en een adequate (medicamenteuze) behandeling te bepalen, al dan niet op basis van trial and error.

Uit het medisch dossier van de cliënte blijkt het volgende.
In dit geval heeft de neuroloog in 2012 de diagnose spierspanningshoofdpijn gesteld. De behandeling bestond uit een verwijzing voor Mensendieck-oefentherapie en Gabapentine 900mg per dag. De cliënte is daarna niet meer verschenen voor een controleafspraak.

In november 2013 is de cliënte opnieuw bij de neuroloog geweest vanwege toename van de hoofdpijnklachten. De neuroloog heeft toen de Gabapentinedosis verhoogd naar 1.800mg per dag, waar later mee is gestopt. Ook is de cliënte via de huisarts verwezen naar het Instituut voor Slaapgeneeskunde met de vraag in hoeverre de hoofdpijnklachten te wijten zijn aan een slaapstoornis. De longarts heeft 17 februari 2014 geen bevindingen op zijn vakgebied vastgesteld, en heeft gesuggereerd dat de klachten van de cliënte mogelijk een psychische oorzaak hebben. De cliënte is daarop naar Regionaal Psychiatrisch Centrum Woerden (RPCW) verwezen voor cognitieve gedragstherapie. De neuroloog heeft in april 2014 nog een behandeling met Pregabaline (Lyrica) geprobeerd. De cliënte is daarna niet meer voor controle verschenen, zodat de behandeling met Lyrica niet werd geëvalueerd.

De cliënte heeft 18 februari 2020 weer contact met de neuroloog in verband met de intrekking van de Wajong-uitkering. De behandeling werd 18 februari 2021 overgenomen door een collega.

Heeft de neuroloog in 2012 een verkeerde diagnose gesteld? Nee.
De kern van het eerste klachtonderdeel is dat de anamnese van 23 mei 2012 onvolledig en onjuist is verwoord. De cliënte had namelijk voorafgaand aan het consult met de neuroloog een vragenlijst ingevuld. De informatie die de neuroloog heeft opgenomen uit het anamnese-gesprek wijkt volgens de cliënte op belangrijke onderdelen af van die vragenlijst. Zo worden de hoofdpijnklachten volgens de vragenlijst juist erger na inspanning, terwijl in de anamnese staat dat dat niet het geval is. Erfelijkheid is ook een factor, die de neuroloog volgens de cliënte niet nader heeft onderzocht terwijl er sprake is van bekendheid in de familie met migraine. Die punten hadden de neuroloog juist moeten brengen tot dat nader onderzoek om migraine uit te sluiten. Niet alle pijndagboeken die de cliënte in de jaren 2012-2014 heeft ingevuld zijn bewaard gebleven, maar uit een van die dagboeken blijkt dat de hoofdpijnklachten aanvalsgewijs toenamen.

De commissie volgt de cliënte niet in haar opvatting dat de neuroloog in 2012 onzorgvuldig heeft gehandeld. Waar chronische hoofdpijnklachten – zoals spierspanningshoofdpijn – van migraine verschillen is het verloop. Bij migraine neemt de hoofdpijn in ernst toe, waarna het weer afneemt. Er zijn dus perioden waarin de patiënt geen hoofdpijnklachten heeft. Bij chronische hoofdpijnklachten zijn de klachten eigenlijk steeds aanwezig. De neuroloog gebruikt voor een goed begrip van de hoofdpijnklachten de hoofdpijndagboeken, vragenlijst en anamnese. Het is niet vreemd of uitgesloten dat de informatie uit de ene bron afwijkt van de informatie uit de andere bron. Juist dat gegeven maakt dat de neuroloog hoofdpijnklachten niet eenvoudig kan diagnosticeren. Het feit dat de cliënte inmiddels baat heeft bij de behandeling Candertesan, een middel dat gebruikt wordt bij chronische migraine, maakt niet dat de diagnose die de neuroloog in 2012 heeft gesteld niet juist was of dat de neuroloog dat in 2014 nog had moeten proberen.

De cliënte heeft nauwkeurig de vinger gelegd op de verschillen en overeenkomsten tussen wat volgens haar in het verweerschrift wordt gesteld en de gegevens uit het medisch dossier. Zij is er echter niet in geslaagd om de commissie ervan te overtuigen dat de neuroloog in 2012 de diagnose van chronische migraine heeft gemist, althans deze had moeten overwegen. In zoverre is de klacht, hoewel uitvoerig en zorgvuldig geformuleerd, naar het oordeel van de commissie onvoldoende onderbouwd.

Heeft de neuroloog verklaard dat de cliënt was uitbehandeld? Dat staat niet vast.
In april 2014 heeft de neuroloog nog contact gehad met de cliënte, waarna een lange behandelpauze volgt. Volgens de cliënte komt dat omdat de neuroloog heeft verklaard dat de cliënte uitbehandeld is. Zij moest maar leren leven met haar pijnklachten. Dat heeft een flinke mentale knauw gegeven, waarvoor de cliënte ook psychische behandeling heeft ontvangen. De cliënte biedt aan haar moeder als getuige te horen, want zij kan de verklaringen van de neuroloog bevestigen.

De commissie ziet af van een getuigenverhoor. De neuroloog heeft betwist dat hij heeft gezegd tegen de cliënte dat zij is uitbehandeld. De commissie heeft vastgesteld dat de conclusie van de neuroloog in april 2014, dat de cliënte zou zijn uitbehandeld, niet is vastgelegd in het medisch dossier. De verklaring van de neuroloog kan dus niet blijken uit een schriftelijke verklaring. Dat zou nog kunnen wijzen op een onvolledig medisch dossier, waarover de cliënte zich ook beklaagt. Maar de commissie ziet geen aanleiding om daarvan uit te gaan. Immers, de neuroloog schreef in april 2014 nog Lyrica voor. Dat staat in de huisartsenbrief van 14 april 2014. De neuroloog sluit af met: ‘Ik zie patiënte ter controle ter bespreking van het effect van deze neuropathische pijnbestrijder, in combinatie met psychologische begeleiding, eventueel cognitieve gedragstherapie’. De commissie vindt dit een belangrijke aanwijzing dat de cliënte – ook in de visie van de neuroloog – in april 2014 nog niet uitbehandeld was. Dat roept de vraag op waarom er geen vervolgafspraak heeft plaatsgevonden, maar dat is onduidelijk gebleven. Wat er ook van zij, de stellige verklaring dat de cliënte is uitbehandeld kan niet blijken uit wat wél in het medisch dossier is opgenomen, namelijk dat er nog een evaluatie van Lyrica zou plaatsvinden. Het klachtonderdeel is daarom ongegrond.

Had de neuroloog moeten handelen op basis van de rapporten van de spoedeisende hulp? Nee.
De cliënte is herhaaldelijk naar de spoedeisende hulp geweest, omdat ze verschrikkelijk leed onder de hoofdpijnklachten. Op de SEH kreeg de cliënte behandeling met zuurstof en met Triptizanen. De cliënte vindt dat de neuroloog die informatie tot zich had moeten nemen en daarnaar had moeten handelen. De commissie heeft begrip voor die zienswijze, omdat zulk ingrijpen verder leed had kunnen besparen. Maar het hoeft niet van een medisch specialist verwacht te worden dat deze ervoor waakt dat verslagen van de SEH hem bereiken en als daar informatie in staat die van belang is voor zijn patiënten, de specialist actief oproept voor behandeling. Het is dus niet verwijtbaar dat de neuroloog, die ook zegt niets te weten van de SEH-rapporten, niet heeft gehandeld. De klacht is in zoverre dan ook ongegrond.

Medisch dossier
De cliënte vindt dat de stelplicht en bewijslast omgedraaid moeten worden, omdat het medisch dossier volgens haar aantoonbaar onvolledig is overgelegd. Dat is niet hoe de commissie te werk gaat. Bovendien heeft de cliënte niet aannemelijk gemaakt dat er stukken uit het medisch dossier ontbreken. De enige stukken die de cliënte nog mist, zo heeft zij tijdens de mondelinge behandeling verklaard, zijn de volledige hoofdpijndagboeken uit de periode 2012 tot en met 2014. De zorgaanbieder heeft die niet meer boven tafel weten te krijgen. De zorgaanbieder heeft ook toegelicht hoe dat komt: door een fusie en door samenvoeging van ICT-systemen is er werk verricht aan de medische dossiers. Het is niet uitgesloten dat daarbij gegevens verloren zijn geraakt.

De commissie stelt vast dat de schadeclaim niet is terug te voeren op een onvolledig medisch dossier. De cliënte heeft immers geen schade geleden als gevolg van het ontbreken van medische gegevens. Het is ook niet zo dat zij haar stellingen pas beter kan onderbouwen als de hoofdpijndagboeken nog volledig beschikbaar zouden zijn geweest. Het klachtonderdeel is daarom ongegrond.

De slotsom
Op grond van het voorgaande is de commissie van oordeel dat de klacht ongegrond is.

Derhalve wordt als volgt beslist.

Beslissing
Het door de cliënte verlangde wordt afgewezen.

Aldus beslist door de Geschillencommissie Ziekenhuizen, bestaande uit mr. A.R.O. Mooy, voorzitter, dr. J.D.M. Metzemaekers, mr. P.O.H. Gevaerts, leden, in aanwezigheid van mr. C.J.H. Terwal, secretaris, op 22 november 2022.