Commissie: Geestelijke Gezondheidszorg
Categorie: (On) zorgvuldigheidbejegening
Jaartal: 2022
Soort uitspraak: bindend advies
Uitkomst: ten dele gegrond
Referentiecode:
159307/171335
De uitspraak:
Waar gaat de uitspraak over?
De cliënt klaagt over de begeleiding van de zorgaanbieder bij de thuissituatie. Volgens de cliënt heeft de zorgaanbieder de situatie eenzijdig en met vooringenomenheid behandeld, zijn er suggestieve vragen aan de kinderen van de cliënt gesteld, zijn de signalen van de ouders onvoldoende meegenomen en hebben de ouders geen inzage gekregen in de conclusies van de zorgaanbieder.
Volgens de zorgaanbieder is een behandellijn afgesproken met de beide ouders over het bieden van praktische handvatten voor de thuissituatie en is deze lijn gevolgd. Gedurende het traject kwamen er zorgen over de veiligheid binnen het gezin, waardoor het bieden van praktische handvatten meer aan de zijlijn kwam te staan.
Naar het oordeel van de commissie is er geen sprake van een eenzijdige blik aan de kant van de zorgaanbieder, omdat het werkplan met afspraken is opgesteld in overleg met de cliënt. Ook is niet gebleken dat de zorgaanbieder suggestieve vragen aan de kinderen heeft gesteld. Wel had de zorgaanbieder actiever kunnen en moeten reageren op de signalen die de cliënt gaf. Het klachtonderdeel aangaande inzage in het rapport is volgens de commissie gegrond. De klacht van de cliënt is deels gegrond.
De uitspraak
in het geschil tussen
[Naam], wonende te [woonplaats](hierna te noemen: de cliënt)
en
De Opvoedpoli B.V., gevestigd te Amsterdam
(hierna te noemen: de zorgaanbieder).
Behandeling van het geschil
Partijen zijn overeengekomen dit geschil bij bindend advies door de Geschillencommissie Geestelijke Gezondheidszorg (verder te noemen: de commissie) te laten beslechten.
De commissie heeft kennisgenomen van de overgelegde stukken.
De behandeling heeft plaatsgevonden op 22 november 2022 te Den Haag. Partijen waren hier met kennisgeving vooraf niet bij aanwezig.
De commissie heeft het geschil behandeld op basis van de stukken.
Onderwerp van het geschil
De cliënt heeft de klacht voorgelegd aan de zorgaanbieder.
Het geschil betreft de vraag of de zorgaanbieder op zorgvuldige en professionele wijze heeft gehandeld in de behandeling van de cliënt en zijn gezin.
Standpunt van de cliënt
Voor het standpunt van de cliënt verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.
De cliënt en zijn vrouw hebben twee kinderen van 5 en 9 jaar. Ondanks inspanningen van de cliënt en zijn vrouw lukte het niet altijd een gespannen situatie thuis te de-escaleren. Er was volgens de cliënt geen sprake van fysieke ruzies, maar van ruzies die ontstaan omdat de kinderen op dergelijke momenten weigeren te luisteren. De cliënt en zijn vrouw hebben verschillende methoden uitgeprobeerd, maar dit heeft onvoldoende resultaat opgeleverd. Hierop besloot de cliënt hulp in te schakelen om als gezin enkele handvatten te krijgen die zij kunnen toepassen in de betreffende vervelende situaties. Via de huisarts is de cliënt doorverwezen naar de zorgaanbieder.
De cliënt heeft bij de zorgaanbieder verschillende gesprekken gehad, zowel op locatie als per video en per e-mail. De cliënt is in deze gesprekken volledig transparant geweest over de thuissituatie.
Al na het eerste gesprek ontstond het vermoeden bij de cliënt dat de toegewezen behandelaars de casus met een tunnelvisie hebben aangepakt.
Ondanks een door de cliënt aangeleverd gedetailleerd overzicht van de triggermomenten van de ruzies, is in het half jaar dat de gesprekken met de zorgaanbieder hebben plaatsgevonden geen enkele concrete stap gezet met deze informatie. Volgens de cliënt bleef de focus van de zorgaanbieder bij een ineffectieve aanpak. Zelfs de coördinator gaf volgens de cliënt aan in het eindevaluatiegesprek verbaasd te zijn dat aan de cliënt en zijn vrouw geen concrete tips of handelswijzen zijn aangeboden. De behandelaars lieten al direct blijken dat de ruzies volledig worden veroorzaakt door het gedrag van de beide ouders en hebben in de gesprekken elk mogelijk moment aangegrepen om te kijken wat er mis is met de cliënt en zijn vrouw.
Pas na meerdere verzoeken van de zijde van de cliënt heeft er een gesprek met de kinderen plaatsgevonden. Hierin is er volgens de cliënt meer gespeeld met de kinderen dan dat er met de kinderen is gesproken over de (oorzaken van de) ruzies of het niet willen luisteren. Daarom heeft de cliënt de zorgaanbieder wederom verzocht hier met de kinderen over in gesprek te gaan, ondanks het feit dat de zorgaanbieder duidelijk lieten blijken hier geen prioriteit aan te geven. Na enig aandringen van de cliënt werden er gesprekken met de beide kinderen ingepland, die helaas niets concreets hebben opgeleverd.
In combinatie met de ervaring dat de cliënt in de gesprekken met de behandelaars steeds aan het herhalen was, heeft dit de cliënt ertoe bewogen de behandeling bij de zorgaanbieder te stoppen. Volgens de cliënt veranderde vanaf dat moment de toon van het gesprek. De zorgaanbieder maakte zich namelijk zorgen over de emotionele veiligheid van de kinderen, maar concrete en gedetailleerde informatie hierover bleef uit. De zorgaanbieder heeft toen gedreigd met een melding bij de Raad voor de Kinderbescherming, als er door de cliënt geen toestemming zou worden gegeven voor een overdrachtsgesprek met de nieuwe behandelaar. De cliënt heeft kenbaar gemaakt de dreigende toon niet te waarderen, echter dat een overdrachtsgesprek uiteraard wel mogelijk moet zijn. De cliënt staat echter tot op heden nog op de wachtlijst om bij een andere zorgaanbieder uitgenodigd te worden voor een intakegesprek
Omdat de cliënt de emotionele reacties van de behandelaren van de zorgaanbieder niet begreep, heeft hij besloten inzage te willen in het overdrachtsrapport. Na meerdere verzoeken van de cliënt heeft de zorgaanbieder dit rapport met de cliënt gedeeld. Hieruit is de cliënt gebleken waarom hij in de behandeling geen progressie heeft gemerkt. Volgens de cliënt was er bij één behandelaar sprake van vooringenomenheid jegens de cliënt. Dit startte vanaf het moment dat de cliënt bij de voorgestelde behandelwijze had aangegeven dat de cliënt een deel van de door haar voorgestelde handelswijze al (zonder resultaat) had uitgeprobeerd. De cliënt vroeg zich wederom af waarom niet wordt gekeken naar het gedetailleerde overzicht dat de cliënt en zijn vrouw hadden gemaakt van de exacte momenten waarop het misging in huis. Het werd de cliënt duidelijk dat elk verzoek of voorstel van de cliënt, dat afweek van standaard methodiek in de therapie, weerstand opwekte bij deze behandelaar.
Met deze informatie in het achterhoofd heeft de cliënt besloten de kinderen te bevragen hoe zij het gesprek met de therapeuten hebben ervaren. Uit het gesprek met de kinderen heeft de cliënt geconcludeerd dat zij door de zorgaanbieder zijn benaderd met zeer suggestieve vragen om tot bepaalde uitspraken te komen. Dit bevestigde voor de cliënt zijn vermoeden van vooringenomenheid en het vermoeden dat de zorgaanbieder stuurde op een onveilige thuissituatie als oorzaak van het probleem, in plaats van doorvragen op situaties en meedenken in een oplossing voor het gehele gezin. De cliënt heeft dit als zeer onprofessioneel ervaren. De cliënt begrijpt dat de zorgaanbieder melding moet maken bij vermoedens van onveilige thuissituaties van kinderen, maar wil niet onterecht in een kwaad daglicht gezet worden door het onbekwame handelen van de zorgaanbieder.
Kort samengevat komen de klachten van de cliënt neer op de volgende vier klachtonderdelen:
1. De zorgaanbieder heeft eenzijdig naar de situatie van de cliënt gekeken en met vooringenomenheid een foute conclusie gerapporteerd, met grote gevolgen voor de cliënt en zijn vrouw.
2. De zorgaanbieder heeft ter ondersteuning van de vooringenomen conclusie de kinderen van de cliënt met zeer suggestieve vragen en opmerkingen benaderd.
3. De zorgaanbieder is op geen enkel moment in het behandelproces van een half jaar bereidwillig geweest serieus te kijken naar de signalen die de ouders hebben gegeven.
4. De zorgaanbieder is op geen enkel moment in het behandelproces van een half jaar bereidwillig geweest de ouders inzage te geven in de conclusies op papier.
De cliënt verzoekt de commissie zich enerzijds uit te laten over de handelwijze van de zorgaanbieder en anderzijds om te oordelen dat het rapport en de conclusie in het dossier nietig wordt verklaard op grond van de hierboven genoemde redenen, zodat zijn gezin hiervan geen gevolgen zal ervaren.
Standpunt van de zorgaanbieder
Voor het standpunt van de zorgaanbieder verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.
De zorgaanbieder schetst de gevolgde procedure als volgt. Allereerst is er een intakegesprek geweest met de cliënt, waarna een zorgovereenkomst is getekend door de beide ouders. De cliënt is aangemeld voor diagnostiek en systeemtherapie en tegelijkertijd is een gezinscoach gestart om de cliënt en zijn vrouw te ondersteunen en praktische tips te geven om de thuissituatie te verbeteren. De behandelplannen zijn besproken met het gezin. Daarna is gestart met de systeemtherapie, waarbij tips en handvatten aan de ouders werden geboden om de thuissituatie te verbeteren. De zorgaanbieder sloot hierbij zoveel mogelijk aan bij de vraag van het gezin en stond daarbij open voor de informatie van de cliënt en zijn vrouw.
Uit de gevoerde gesprekken zijn signalen gekomen die maken dat de zorgaanbieder zich zorgen maakte over de emotionele veiligheid binnen het gezin. Hierover zijn gesprekken met de cliënt en zijn vrouw gevoerd. Het is de zorgaanbieder hierin echter niet gelukt de juiste toon te vinden om met de ouders inhoudelijk in gesprek te gaan. De ontstane zorgen werden versterkt doordat de ouders hebben aangeven dat de situatie thuis is verergerd en zij oververmoeid zijn.
Naar aanleiding van dit signaal van de ouders, samen met de zorgen die er al waren, heeft de zorgaanbieder geadviseerd om het programma Signs of Safety in te zetten. De cliënt wilde hier in eerste instantie meer informatie over, waarna de cliënt en zijn vrouw hebben besloten te stoppen met de hulp van de zorgaanbieder. De zorgaanbieder heeft in het kader van goede zorg een warme overdracht voorgesteld met de nieuwe zorgaanbieder. Daarnaast heeft de zorgaanbieder anoniem advies ingewonnen bij Veilig Thuis over de vraag of er een veiligheidsmelding gedaan moest worden voor deze specifieke casus, gezien de zorgen die er vanuit de zorgaanbieder waren. Op basis van de verkregen informatie heeft Veilig Thuis aangegeven dat er een melding gedaan moest worden.
De cliënt heeft tijdens het behandeltraject meermaals aangegeven dat hij het niet eens is met de behandellijn die is ingezet. De zorgaanbieder heeft een behandelplan opgesteld en deze is besproken met de beide ouders. Ook heeft de zorgaanbieder meermaals uitleg gegeven over deze behandellijn. De cliënt wilde graag dat er direct met de kinderen werd gesproken, terwijl de zorgaanbieder vanuit professionaliteit hierin een andere keuze heeft gemaakt.
In de eerste fase van het traject is er (nog) sprake van verkenning en het onderzoeken van de situatie en wordt er bepaald met welke interventie de grootst mogelijk winst kan worden behaald. Soms komt het hierbij voor dat er gaandeweg andere thema’s naar voren komen waar de zorgaanbieder mee aan de slag moet, zoals in dit geval de emotionele veiligheid van de kinderen.
Het kan daarbij voorkomen dat er in een dergelijk geval wordt afgeweken van de oorspronkelijke hulpvraag. In deze casus was de primaire hulpvraag ‘ondersteuning in de thuissituatie, met concrete tips en handvatten voor ouders’. Gaandeweg het traject kwamen er zorgen over de veiligheid binnen het gezin. Hierop heeft de zorgaanbieder de keus gemaakt om daar direct mee aan de slag te gaan en is er tijdelijk minder aandacht geweest voor de concrete tips en handvatten.
Naast behandelgesprekken zijn er ook aparte gesprekken geweest met de cliënt en zijn vrouw waarbij uitsluitend de klachten werden besproken. Dit op de momenten dat de klachten werden genoemd door één of allebei de ouders. Aan het eind van het traject is geprobeerd om een contactmoment te plannen tussen de locatiemanager en de cliënt. De locatiemanager heeft meermaals telefonisch contact gezocht met de cliënt, waarbij het éénmalig tot een kort gesprek is gekomen over de analyse en het advies van de behandelaren aangaande de melding bij Veilig Thuis.
Daarbij is er aan het eind van het traject een telefonische evaluatie geweest met de vrouw van de cliënt en is er getracht een eindgesprek in te plannen om het zorgtraject af te sluiten met het gezin.
Op basis van de informatie en signalen die de zorgaanbieder tijdens dit traject heeft ontvangen, zijn er volgens de zorgaanbieder zorgen ontstaan met betrekking tot de emotionele veiligheid in het gezin van de cliënt. Hierop heeft de zorgaanbieder gehandeld volgens de wettelijk voorgeschreven meldcode waar de zorgaanbieder toe gehouden is. De zorgaanbieder is van mening hierin juist te hebben gehandeld. Ook met betrekking tot de manier waarop de zorgaanbieder zich heeft opgesteld jegens de cliënt en zijn vrouw en de door de zorgaanbieder gehanteerde uitgangspunten en methodieken voor de verleende zorg is de zorgaanbieder van mening dat de professionals hebben gehandeld binnen de voor hen geldende beroepskaders en -verplichtingen.
Beoordeling van het geschil
De commissie heeft het volgende overwogen.
De klacht van de cliënt zoals ingediend bij de commissie valt in vier onderdelen uiteen: een eenzijdige en vooringenomen blik van de zorgaanbieder, het benaderen van de kinderen van de cliënt met suggestieve vragen, het niet serieus nemen van signalen vanuit de ouders en het niet willen verlenen van inzage in de conclusies van de zorgaanbieder op papier.
De commissie zal hierna elk onderdeel apart bespreken.
Eenzijdige en vooringenomen blik zorgaanbieder
Allereerst is de cliënt van mening dat de zorgaanbieder met een eenzijdige en vooringenomen blik naar de situatie van de cliënt en zijn gezin heeft gekeken. De zorgaanbieder heeft in de behandeling volgens de cliënt vooral gekeken naar het gedrag van de cliënt en zijn vrouw en daarin (ondanks herhaaldelijke verzoeken van de cliënt) diagnostiek bij de kinderen nagelaten.
Uit de door partijen overgelegde stukken is de commissie niet gebleken dat er bij de zorgaanbieder sprake was van een eenzijdige en vooringenomen blik. Allereerst merkt de commissie op dat er gedurende de behandeling helder gecommuniceerd is met de cliënt en zijn vrouw, ook over de gemaakte afspraken en te volgen behandelroute. Zo blijkt uit het verslag van het intakegesprek dat er duidelijke afspraken over de werkwijze zijn gemaakt: de zorgaanbieder zou gaan kijken naar het gedrag van de kinderen en daarin de vraag meenemen hoe de ouders dat gedrag kunnen beïnvloeden en ombuigen.
De commissie kan niet tot de conclusie komen dat de zorgaanbieder de diagnostiek bij de kinderen heeft nagelaten. Zo is er een observatie geweest van de zoon van de cliënt op de buitenschoolse opvang. Uit deze observatie zijn overigens geen opvallende zaken naar voren gekomen ten aanzien van het gedrag van de zoon van de cliënt.
De commissie concludeert dat de zorgaanbieder – in afstemming met de cliënt en zijn vrouw – een navolgbare werkhypothese heeft opgesteld. Weliswaar is het werkplan niet door de partijen aangeleverd, maar op basis van de gespreksverslagen is de commissie duidelijk geworden dat deze werkhypothese wel is opgesteld en besproken met ouders.
Hoewel deze werkhypothese niet tot het gewenste resultaat heeft geleid, kan de commissie niet tot de conclusie komen dat de zorgaanbieder hierin met vooringenomenheid heeft gehandeld. De commissie verklaart dit klachtonderdeel dan ook ongegrond.
Kinderen met suggestieve vragen benaderd
De cliënt is van mening dat de zorgaanbieder zijn kinderen met suggestieve vragen heeft benaderd, ter ondersteuning van de vooringenomen hypothese van de zorgaanbieder ten aanzien van het gedrag van de cliënt (en zijn vrouw).
De commissie merkt op dat uit het dossier niet valt op te maken dat de kinderen door de zorgaanbieder met suggestieve vragen zijn benaderd. De door partijen overgelegde stukken bieden hiertoe geen aanleiding. Uit de verslagen en rapportages blijkt de commissie slechts dat er spelenderwijs samen met de kinderen een wensenlijst is opgesteld, ten aanzien van de vraag wat de kinderen graag anders zouden willen zien in de thuissituatie. Deze aanpak is naar het oordeel van de commissie niet onzorgvuldig, gezien de leeftijd van de kinderen van de cliënt. De commissie verklaart dit klachtonderdeel dan ook ongegrond.
Nooit serieus gekeken naar signalen ouders
De cliënt stelt dat de zorgaanbieder gedurende het half jaar dat het gezin in behandeling was bij de zorgaanbieder, de signalen vanuit ouders niet serieus heeft opgepakt.
Uit het dossier is gebleken dat de primaire hulpvraag van de ouders betrekking had op het ontvangen van concrete en praktische tips voor het omgaan met het gedrag van hun kinderen. Naar het oordeel van de commissie heeft de zorgaanbieder hier in voldoende mate gehoor aan gegeven. Zo valt uit de gespreksverslagen op te maken dat de zorgaanbieder alle signalen van ouders heeft opgeschreven en besproken. Ook de manier van werken is door de zorgaanbieder met de cliënt besproken. Verder maakt de commissie uit de stukken op dat er vanuit de zorgaanbieder veel praktische tips aan de cliënt zijn gegeven. De zorgaanbieder heeft zelfs aangeboden om de thuissituatie te komen filmen. Een analyse en bespreking van deze beelden had veel praktische handvatten kunnen opleveren, maar de cliënt heeft er zelf voor gekozen dit aanbod te weigeren. In die zin is naar het oordeel van de commissie door de zorgaanbieder voldaan aan de hulpvraag van de cliënt en zijn vrouw.
Desalniettemin is de commissie van mening dat de zorgaanbieder actiever had kunnen handelen naar aanleiding van de signalen die ouders hebben gegeven. Ondanks herhaaldelijk aandringen van de ouders is er naar het oordeel van de commissie betrekkelijk weinig onderzoek verricht naar het individuele functioneren van de kinderen van de cliënt. Weliswaar zijn de opmerkingen van ouders hieromtrent wel gehoord en genoteerd in het dossier, maar gezien het feit dat de ouders zelf met de hulpvraag bij de zorgaanbieder zijn gekomen, had daarin meer van de zorgaanbieder mogen worden verwacht. De zorgaanbieder had (relatief gemakkelijke) oplossingen kunnen aanbieden, zoals het uitvoeren van een screeningslijst, een algemene ontwikkelingsanamnese en/of telefonisch contact met de leerkracht van school. Ook in het kader van een goede behandelrelatie tussen de zorgaanbieder en de cliënt, had de zorgaanbieder conform de verzoeken van de ouders meer kunnen inzetten op de diagnostiek bij de kinderen.
De commissie verklaart dit klachtonderdeel dan ook gedeeltelijk gegrond.
Geen inzage in conclusies op papier
De cliënt stelt dat de zorgaanbieder gedurende het half jaar dat het gezin van de cliënt onder behandeling van de zorgaanbieder was, niet bereidwillig is geweest om de inhoud van het overdrachtsrapport met de cliënt te delen.
De commissie merkt in zijn algemeenheid op dat de cliënt recht heeft op inzage en/of een afschrift van het dossier. Op grond van de Wet op de geneeskundige behandelovereenkomst (Wgbo) dient de zorgaanbieder dit zo spoedig mogelijk aan de cliënt te verstrekken.
Bovendien heeft de zorgaanbieder zich hiertoe specifiek verplicht in het door de cliënt en zijn vrouw getekende document van 8 november 2021 (Afspraken Hulpverlening 18-)
Uit de door partijen overgelegde stukken is gebleken dat de ouders zowel op 20 december als op 21 december 2021 om inzage in het overdrachtsrapport hebben verzocht. De commissie concludeert dat de zorgaanbieder dit rapport kennelijk wel op enig moment heeft verstrekt aan de cliënt. Nu onbekend is wanneer dit is gebeurd, kan de commissie niet vaststellen dat dit binnen een redelijke termijn heeft plaatsgevonden.
Wat er ook van zij, de lezing van de cliënt hieromtrent is door de zorgaanbieder niet weersproken. De zorgaanbieder is in zijn schriftelijke reactie op de klacht van de cliënt niet op dit klachtonderdeel ingegaan. Uit het voorgaande volgt dat de commissie dit klachtonderdeel gegrond zal verklaren.
Derhalve wordt als volgt beslist.
Beslissing
De commissie:
– verklaart de klacht van de cliënt voor wat betreft het eerste en tweede klachtonderdeel ongegrond;
– verklaart de klacht van de cliënt voor wat betreft het derde klachtonderdeel ten dele gegrond;
– verklaart de klacht van de cliënt voor wat betreft het vierde klachtonderdeel gegrond;
– bepaalt dat de zorgaanbieder binnen 14 dagen na verzending van dit bindend advies aan de cliënt een bedrag van € 52,50 dient te betalen ter zake van het door hem betaalde klachtengeld.
Aldus beslist door de Geschillencommissie Geestelijke Gezondheidszorg, bestaande uit mevrouw mr. S.W.M. Speekenbrink, voorzitter, de heer drs. F.J.A. Zutt, de heer mr. P.C. de Klerk, leden, in aanwezigheid van mevrouw mr. S.M.E. Balfoort, secretaris, op 22 november 2022.