Commissie: Ziekenhuizen
Categorie: (On)Zorgvuldig handelen
Jaartal: 2022
Soort uitspraak: bindend advies
Uitkomst: ongegrond
Referentiecode:
110302/125241
De uitspraak:
Waar gaat de uitspraak over?
Cliënte heeft een darmoperatie gehad waaraan ze ernstige klachten heeft overgehouden. Volgens haar is zij niet geïnformeerd over de operatie, mogelijke complicaties en alternatieven. Ze houdt de zorgaanbieder daarvoor verantwoordelijk. De interne klachtencommissie acht zij niet onafhankelijk. De zorgaanbieder verwijst naar een uitspraak van het regionaal tuchtcollege waarin is aangegeven dat er voldaan is aan het ‘informed consent’ aan de cliënte. De tuchtrechter heeft de klachten van de cliënt ongegrond verklaard. Ook het Centraal Tuchtcollege komt tot dat oordeel. NIet gebleken van nieuwe feiten of omstandigheden zodat de Commissie tot hetzelfde oordeel komt. De cliënte is het niet eens met het oordeel van de tuchtrechter maar de Commissie is geen (verkapt) beroepsorgaan. Bovendien oordeelt de Commissie dat de door de zorgaanbieder gekozen wijze van aanstellen van leden van de klachtencommissie de onafhankelijkheid van die commissie niet raakt.
De uitspraak
in het geschil tussen
[Naam], wonende te [woonplaats] (hierna te noemen: klager), broer/vertegenwoordiger van [naam], wonende te [woonplaats] (hierna te noemen: de cliënte)en
Stichting Rijnstate, gevestigd te Arnhem
(hierna te noemen: de zorgaanbieder).
Behandeling van het geschil
Partijen zijn overeengekomen dit geschil bij bindend advies door de Geschillencommissie Ziekenhuizen (verder te noemen: de commissie) te laten beslechten.
De commissie heeft kennisgenomen van de overgelegde stukken.
De commissie verwijst voor het verloop van de procedure naar haar ontvankelijkverklaring
van 18 oktober 2021, waarvan de inhoud als hier herhaald en ingelast dient te worden beschouwd.
Bij deze beslissing heeft de commissie klager ontvankelijk verklaard in zijn klacht.
De inhoudelijke behandeling heeft plaatsgevonden op 18 oktober 2022 te Utrecht.
Partijen hebben ter zitting hun standpunt toegelicht. Klager is ter zitting verschenen vergezeld door [naam]. De cliënte is niet verschenen. Ter zitting werd de zorgaanbieder vertegenwoordigd door [naam] (secretaris bestuur) en [naam] (chirurg).
Onderwerp van het geschil
Klager heeft de klacht voorgelegd aan de zorgaanbieder.
Het geschil betreft de kwaliteit van de aan de cliënte geleverde zorg. Zij heeft aan een darmoperatie uitgevoerd in het ziekenhuis van de zorgaanbieder ernstige klachten overgehouden. Klager houdt de zorgaanbieder daarvoor verantwoordelijk.
Standpunt van klager
Voor het standpunt van klager verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.
De cliënte heeft op 31 januari 2012 een darmoperatie (een laparoscopische rectovaginopexie) ondergaan en op 10 mei 2013 eenzelfde ingreep vanwege een aanhouding van klachten. Klager heeft in zijn klaagschrift van 3 oktober 2020 de volgende zeven klachtonderdelen jegens de zorgaanbieder geformuleerd:
Chirurg E. heeft de cliënte niet uitgelegd wat er precies met haar aan de hand was. Naast een operatie heeft hij de cliënte geen alternatieven aangeboden en heeft hij niet uitgelegd wat de voorgenomen operatie inhield. Chirurg E. heeft niets gezegd over het plaatsen van acht matjes. De cliënte is niet geïnformeerd over mogelijke complicaties.
Chirurg S. heeft de operatie niet goed uitgevoerd en heeft in het medisch dossier niet het juiste aantal geplaatste matjes vermeld. Na de tweede operatie heeft hij de klachten van de cliënte niet serieus genomen.
Chirurg S. is vóór en na beide operaties niet bij de cliënte lang geweest. Ook heeft hij na de eerste operatie geen uitleg gegeven over wat hij had gedaan. Voor de tweede operatie heeft de cliënte chirurg S. evenmin gezien of uitleg van hem gekregen.
Chirurg S. heeft de cliënte onheus bejegend, vernederd en beledigd.
Chirurg S. heeft samen met arts H. de verklaring van de arts uit Turkije vernietigd.
Arts H. heeft de cliënte ten onrechte geen Constella voorgeschreven.
Arts H. heeft de cliënte zeer onheus bejegend en zich vijandig tegen haar gedragen.
Daaraan heeft klager een achtste klachtonderdeel toegevoegd:
Klager is het niet eens met de beslissing van de klachtenonderzoekscommissie van de zorgaanbieder van 28 januari 2021 omdat die commissie geen onafhankelijk toetsingsorgaan is en er een schijn van belangenverstrengeling is.
De cliënte heeft als gevolg van het handelen en/of nalaten van de betrokken artsen van de zorgaanbieder ernstig lichamelijk en psychisch leed geleden. De door de zorgaanbieder aan de cliënte toegebrachte schade heeft een grote impact op haar leven. Klager houdt de zorgaanbieder hiervoor verantwoordelijk. Klager verlangt excuses van de zorgaanbieder en een erkenning van aansprakelijkheid. Klager verlangt een schadevergoeding van € 25.000,– voor de door de cliënte geleden en nog te lijden materiële en immateriële schade.
Standpunt van de zorgaanbieder
Voor het standpunt van de zorgaanbieder verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.
Klager heeft parallel aan de klachtenprocedure bij de zorgaanbieder op 5 oktober 2020 ook een procedure geëntameerd bij het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Zwolle. Op 30 augustus 2021 heeft het Regionaal Tuchtcollege uitspraak gedaan, waarbij alle klachten, die gelijkluidend zijn aan de klachten die klager aan de Geschillencommissie heeft voorgelegd, ongegrond zijn verklaard.
Ten aanzien van de klachten over chirurg E. oordeelde het Regionaal Tuchtcollege dat was voldaan aan het vereiste van informed consent, de verrichte operatie de meest adequate was, voor de klacht over valsheid in geschrifte iedere onderbouwing ontbreekt en chirurg E. met zijn handelen is gebleven binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening.
Ten aanzien van de klachten over chirurg S. oordeelde het Regionaal Tuchtcollege dat was voldaan aan het vereiste van informed consent, achteraf niet kan worden vastgesteld hoe de communicatie tussen de cliënte en chirurg S. precies is verlopen, voor de klacht over valsheid in geschrifte iedere onderbouwing ontbreekt, chirurg S. met zijn handelen is gebleven binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening en de verklaring van de Turkse medisch specialist zich in het medisch dossier bevindt en dus niet door chirurg S. is vernietigd.
Tenslotte oordeelde het Regionaal Tuchtcollege ten aanzien van de klachten over arts H. dat achteraf niet kan worden vastgesteld hoe de communicatie tussen de cliënte en arts H. precies is verlopen, de verklaring van de Turkse medisch specialist zich in het medisch dossier bevindt en dus niet door arts H. is vernietigd, arts H. ten tijde van zijn consulten niet op de hoogte had hoeven dan wel kunnen zijn van het gegeven dat Constella per 1 september 2015 zou worden vergoed door de zorgverzekeraars en de verwijten dat arts H. zijn informatieplicht over het ziektebeeld van de cliënte heeft geschonden en hij haar zonder reden op afspraken heeft laten komen niet zijn onderbouwd en geen steun vinden in het medisch dossier.
De uitspraak van het Regionaal Tuchtcollege bevestigt wat de zorgaanbieder al eerder aanvoerde: de behandelaren van de cliënte hebben steeds gehandeld zoals van een redelijk bekwaam en redelijk handelend vakgenoot onder dezelfde omstandigheden en met de kennis van dat moment verwacht mocht worden.
De cliënte is tegen twee van de drie uitspraken van het Regionaal Tuchtcollege, te weten die tegen chirurg E. en chirurg S., in beroep gekomen bij het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg.
Op 4 juli 2022 heeft het Centraal Tuchtcollege in beide zaken het beroep van de cliënte verworpen.
De zorgaanbieder verzoekt de commissie om de uitspraken van het Regionaal Tuchtcollege van
30 augustus 2021 en de uitspraken van het Centraal Tuchtcollege van 4 juli 2022 bij haar beslissing te betrekken en de klacht van klager in alle onderdelen ongegrond te verklaren.
Beoordeling van het geschil
De commissie heeft het volgende overwogen.
De klacht van klager ziet op de behandeling van zijn zus, de cliënte, door de zorgaanbieder in de jaren 2012 en 2013; derhalve inmiddels tien jaar geleden. Tussen partijen is in de afgelopen jaren veel gezegd en geschreven over de door klager geformuleerde klachtonderdelen. De klachtenonderzoekscommissie van de zorgaanbieder heeft de klachten van de cliënte beoordeeld en bij advies van 28 januari 2021 ongegrond verklaard. Het Regionaal Tuchtcollege te Zwolle heeft bij beslissing van 30 augustus 2021 alle klachten van de cliënte ongegrond verklaard en het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg heeft bij beslissing van 4 juli 2022 het door de cliënte ingestelde beroep verworpen. De door de cliënte aan de Tuchtcolleges voorgelegde klachten hadden eenzelfde inhoud en strekking als de klachten 1 tot en met 7 die in de onderhavige procedure door klager aan de Geschillencommissie zijn voorgelegd.
Ter zitting heeft de voorzitter klager voorgehouden dat het toetsingskader van de Geschillencommissie hetzelfde is als dat van het Regionaal en Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg, namelijk of de zorgverlener is gebleven binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening en heeft gehandeld zoals van een redelijk handelend en redelijk bekwaam zorgverlener onder vergelijkbare omstandigheden verwacht mag worden. Klager heeft te kennen gegeven de klachtonderdelen desondanks aan de Geschillencommissie te willen voorleggen omdat hij zich niet kan vinden in de uitspraken van het Tuchtcollege omdat die naar zijn mening geen blijk geven van een onafhankelijk oordeel. Klager hoopt dat de Geschillencommissie, als onafhankelijk toetsingsorgaan, een andere kijk heeft op hetgeen is voorgevallen.
De commissie stelt voorop dat zij een zelfstandige en onafhankelijke toetsingscommissie is maar geen (verkapt) beroepsorgaan voor uitspraken van het Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg. Op vragen van de voorzitter heeft klager ter zitting te kennen gegeven dat geen sprake is van nieuwe argumenten, feiten of omstandigheden sinds het aanbrengen van de klachten bij de Tuchtcolleges. In de toelichting van klager ter zitting heeft de commissie evenmin aanknopingspunten gevonden die tot een ander licht op de klachten of ander oordeel zouden kunnen leiden. De commissie verklaart de klacht van klager ten aanzien van de onderdelen 1 tot en met 7 dan ook, evenals de klachtenonderzoekscommissie van de zorgaanbieder en de Tuchtcolleges voor de Gezondheidszorg, ongegrond.
Ten aanzien van klachtonderdeel 8 (Klager is het niet eens met de beslissing van de klachtenonderzoekscommissie van de zorgaanbieder van 28 januari 2021 omdat die commissie geen onafhankelijk toetsingsorgaan is en er een schijn van belangenverstrengeling is) overweegt de commissie als volgt.
De commissie begrijpt dat de kern van klagers klacht gelegen is in de stelling dat de leden van de klachtenonderzoekscommissie niet onafhankelijk kunnen oordelen omdat zij zijn aangesteld door het ziekenhuis van de zorgaanbieder en geen afspiegeling vormen van de maatschappij. De commissie is van oordeel dat de door de zorgaanbieder gekozen wijze van aanstellen van leden van de klachtencommissie de onafhankelijkheid van die commissie niet raakt. De commissie verwerpt de stelling van klager en verklaart ook dit klachtonderdeel ongegrond.
Op grond van het voorgaande is de commissie van oordeel dat de klacht van klager in alle onderdelen ongegrond is.
Derhalve wordt als volgt beslist.
Beslissing
De commissie:
verklaart de klacht van klager in alle onderdelen ongegrond;
wijst af het verzoek tot het toekennen van schadevergoeding.
Aldus beslist door de Geschillencommissie Ziekenhuizen, bestaande uit de heer mr. A.R.O. Mooy, voorzitter, de heer dr. J.P. Snellen en de heer mr. P.O.H. Gevaerts, leden, in aanwezigheid van mevrouw mr. J.C. Quint, secretaris, op 18 oktober 2022.