Geen nalatigheid bij de uitvoering van de zorgovereenkomst

De Geschillencommissie Zorg
Print Friendly, PDF & Email




Commissie: Verpleging Verzorging en Geboortezorg    Categorie: Zorgvuldigheid    Jaartal: 2019
Soort uitspraak: bindend advies   Uitkomst: ongegrond   Referentiecode: 121170

De uitspraak:

Waar gaat de uitspraak over

Volgens cliënte heeft de zorginstelling het door haar opgestelde zorgplan niet uitgevoerd. Ten gevolge daarvan is er sprake van onherstelbare fysieke en geestelijke schade. De zorginstelling ontkent dit en heeft cliënte uitgelegd dat de zorginstelling alleen zorg kan en mag verlenen die in lijn is met de afgegeven indicatie en die binnen de professionele standaarden valt. De commissie oordeelt dat de zorgaanbieder niet tekortgeschoten is.

Volledige uitspraak

In het geschil tussen
[Cliënt], wonende te [plaats], en Stichting Icare, gevestigd te Meppel (verder te noemen: de zorginstelling).

Behandeling van het geschil
Partijen zijn overeengekomen dit geschil bij bindend advies door de Geschillencommissie Verpleging Verzorging en Geboortezorg (verder te noemen: de commissie) te laten beslechten. De commissie heeft kennis genomen van de overgelegde stukken.

Het geschil is ter zitting behandeld op 12 juli 2019 te Zwolle. Partijen zijn tijdig en behoorlijk opgeroepen ter zitting te verschijnen.

De zorginstelling werd ter zitting vertegenwoordigd door [naam teammanager], [naam stafmanager beleid] en [naam wijkverpleegkundige]. De cliënt heeft geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid zijn standpunt in het geschil ter zitting nader toe te lichten. 

Onderwerp van het geschil
Het geschil ziet op het niet uitvoeren door de zorginstelling van het opgestelde zorgplan, waardoor sprake is van onherstelbare fysieke en geestelijke schade. 

Op 8 en 9 juli 2019 zijn twee e-mails van de zoon van de cliënt ontvangen, waarin de huidige situatie van de cliënt wordt beschreven. Deze e-mails bevatten nieuwe (klacht)elementen betreffende de zorgverlening van de zorginstelling. De nagekomen stukken worden gelet op de nieuwe feiten die hierin worden genoemd en waartegen door de zorginstelling geen verweer is gevoerd, niet bij het onderhavige geschil betrokken. Deze hebben betrekking op een andere periode dan de eerder genoemde periode waarover de cliënt bij de zorginstelling een klacht heeft ingediend. 

Standpunt van de cliënt
Voor het standpunt van de cliënt verwijst de commissie naar de overgelegde stukken, in het bijzonder naar de klacht met bijlagen die op 11 februari 2019 is ontvangen. Dit standpunt komt erop neer dat de zorginstelling het door haar opgestelde zorgplan niet heeft uitgevoerd. Ten gevolge van bedoelde slechte behandeling is sprake van onherstelbare fysieke en geestelijke schade. De cliënt heeft voorgesteld om dit in onderling overleg te regelen en op te lossen, maar dat is niet gelukt.

Standpunt van de zorginstelling
Voor het standpunt van de zorginstelling verwijst de commissie naar de overgelegde stukken, in het bijzonder naar de schriftelijke reactie op de klacht d.d. 12 juni 2019. In de kern komt dit standpunt op het volgende neer.

De zorginstelling bestrijdt dat het zorgplan niet is uitgevoerd. Aanvullend stelt de zorginstelling dat ook nergens blijkt dat zij het zorgplan niet heeft uitgevoerd.

Gedurende de periode dat de cliënt zorg kreeg van de zorginstelling heeft de cliënt een aantal keer verwachtingen uitgesproken over de aard, omvang en tijdstippen van de zorg. Deze verwachtingen zijn besproken met de cliënt, waarbij is uitgelegd dat de zorginstelling alleen zorg kan en mag verlenen die in lijn is met de afgegeven indicatie en binnen de professionele standaarden valt. 

In november 2018 heeft de cliënt  bij de zorginstelling aangegeven dat hij De Geschillencommissie heeft benaderd met een klacht over de mate van zorg die hij van de zorginstelling ontvangt. Dit was aanleiding voor de zorginstelling om via het multidisciplinair overleg (MDO) te toetsen of de inzet van de zorg adequaat was. In het MDO is bevestigd dat de inzet van de zorg adequaat is volgens professionele standaarden. 

In april 2019 heeft de cliënt zijn klacht kenbaar gemaakt bij de teammanager van de zorginstelling. Vervolgens heeft een gesprek plaatsgevonden met de cliënt om de klacht te bespreken en zo mogelijk op te lossen. Na dit gesprek is aan de cliënt een procesvoorstel gedaan over de behandeling van zijn klacht. Op 7 mei 2019 is de cliënt om gezondheidsredenen opgenomen bij een andere instantie en ontvangt hij geen thuiszorg meer van de zorginstelling. De klachtenprocedure bij de zorginstelling is daarom tijdelijk gestaakt. De zorginstelling stelt voor om, indien en voor zover de gezondheid van de cliënt dat toelaat, eerst de interne klachtenprocedure die reeds was opgestart verder te doorlopen om zijn klacht beter te doorgronden en tot een passende oplossing te komen, binnen of buiten de zorginstelling. 

Beoordeling van het geschil
Niet-ontvankelijkheid

Door de zorginstelling is aangegeven dat de interne klachtenprocedure bij de zorginstelling is opgestart, maar in verband met een opname van de cliënt nog niet is afgerond. 

In artikel 6 van het Reglement Geschillencommissie Zorg is vastgelegd dat de commissie op verzoek van de zorgaanbieder – gedaan bij eerste gelegenheid – de cliënt in zijn klacht niet ontvankelijk verklaart indien hij zijn klacht niet eerst bij de zorgaanbieder heeft ingediend, tenzij van de cliënt in redelijkheid niet kan worden verlangd dat hij onder de gegeven omstandigheden zijn klacht eerst bij de zorgaanbieder indient. De zorgaanbieder heeft geen beroep gedaan op deze niet-ontvankelijkheid, zodat de commissie hieraan voorbij zal gaan en de klacht inhoudelijk zal behandelen. 

Ingediende klachten

Uit de aan de commissie overgelegde stukken leidt de commissie af dat de cliënt op 2 februari 2019, ontvangen 11 februari 2019, zijn klacht schriftelijk, middels het invullen van het vragenformulier, heeft ingediend. Na het indienen van de klacht bij de commissie, heeft de cliënt op 3 april 2019 zijn klacht eveneens kenbaar gemaakt bij de verantwoordelijke teammanager van de zorginstelling. Door de zorginstelling is de interne klachtbehandeling wegens een opname van de cliënt tijdelijk gestaakt. 

De zorginstelling doet het voorstel de interne klachtenprocedure weer op te pakken indien en voor zover de cliënt daartoe weer in staat is en daar prijs op stelt. 

Toetsingskader

Tussen de cliënt en de zorginstelling is een zorgovereenkomst gesloten. Op grond van de zorgovereenkomst moet de zorginstelling bij haar werkzaamheden de zorg van een goed hulpverlener in acht nemen en daarbij handelen in overeenstemming met de op haar rustende verantwoordelijkheid, voortvloeiende uit de voor hulpverleners geldende professionele standaard (artikel 7:453 van het Burgerlijk Wetboek). Deze zorgplicht houdt in dat de zorginstelling die zorg moet betrachten die een redelijk bekwaam en redelijk handelend vakgenoot/hulpverlener in dezelfde omstandigheden zou hebben betracht. De verplichting die voor een hulpverlener (in dit geval de zorginstelling) voortvloeit uit een zorgovereenkomst, wordt in beginsel niet aangemerkt als een resultaatsverplichting, waarbij de hulpverlener moet instaan voor het bereiken van een bepaald resultaat, maar als een inspanningsverplichting, waarbij de hulpverlener zich verplicht zich voor het bereiken van een bepaald resultaat in te spannen. Van een tekortkoming kan dan ook pas worden gesproken indien komt vast te staan dat de hulpverlener zich onvoldoende heeft ingespannen, of bij de inspanning een fout heeft gemaakt. 

Indien voldoende aannemelijk is dat de zorginstelling jegens de cliënt toerekenbaar tekort is geschoten in de zorgplicht, waardoor de cliënt schade heeft geleden, kan de zorginstelling hiervoor aansprakelijk worden gesteld. Voor aansprakelijkheid van de zorginstelling is vereist dat voldoende aannemelijk is dat deze tekort is geschoten in de uitvoering van de zorgovereenkomst. De tekortkoming moet aan de zorgaanbieder verweten kunnen worden en de cliënt moet daarvan nadeel hebben ondervonden.

Niet uitvoeren zorgplan

De commissie heeft onvoldoende aanwijzing dat de zorginstelling in de zorgverlening aan de cliënt in zijn algemeenheid tekort is geschoten. De door de cliënt op 11 februari 2019 ingediende klacht is zeer summier en de stelling dat het opgestelde zorgplan niet is uitgevoerd wordt op geen enkele wijze onderbouwd. Aangezien de cliënt niet aanwezig was ter zitting en er ook geen gemachtigde namens hem is verschenen, heeft de commissie niet meer duidelijkheid kunnen verkrijgen over de vermeende gebreken in de uitvoering van de zorgovereenkomst. Door de cliënt wordt slechts gesteld dat het zorgplan niet is uitgevoerd en hij hierdoor schade heeft geleden, maar hiervan ontbreekt ieder (onderbouwd) bewijs. 

In het zorgplan dat is overgelegd wordt de zorg die aan de cliënt wordt geboden duidelijk omschreven. Welke onderdelen uit het zorgplan niet worden uitgevoerd wordt niet duidelijk gemaakt. 

Voor zover de klachten zien op de aard, omvang en tijdstippen van de zorg, zoals door de cliënt aan de zorginstelling zelf is aangegeven, overweegt de commissie dat daarop door de zorginstelling het volgende is ingebracht. De te verlenen zorg dient in lijn dient te zijn met de afgegeven indicatie en conform de professionele standaarden. In het MDO is vastgesteld dat de voor cliënt ingezette zorg adequaat was.

Ten aanzien van tijdstippen van zorg is de regelruimte van de zorgverlener beperkt gelet op de noodzaak de schaarse zorgcapaciteit zo efficiënt mogelijk in te zetten om zoveel mogelijk cliënten de noodzakelijke thuiszorg te kunnen verlenen. 

Zorgaanbieders zijn gehouden aan strikte tijden per handeling per cliënt en kunnen hiervan niet afwijken. De commissie oordeelt dat dit standpunt van de zorginstelling aannemelijk en aanvaardbaar is. De commissie zal de klacht van de cliënt betreffende het niet uitvoeren van het zorgplan derhalve ongegrond verklaren. 

De commissie overweegt tot slot dat de klachten van de cliënt door de zorginstelling op een juiste en zorgvuldige wijze zijn opgepakt. Het is begrijpelijk dat de klachtbehandeling tijdelijk is gestaakt gezien de klachten door cliënt niet concreet gemaakt werden en de zorginstelling poogde door middel van een dialoog overeenstemming te bereiken over de te leveren zorg. Dit was gelet op de opname van de cliënt in een zorginstelling tijdelijk niet mogelijk. Mocht de cliënt daaraan nog behoefte hebben en als zijn gezondheid dit toelaat, dan kan de interne klachtenbehandeling alsnog verder worden opgepakt en afgehandeld. 

Uit het voorgaande, alsmede de overgelegde stukken en hetgeen ter zitting naar voren is gekomen, is naar het oordeel van de commissie niet gebleken dat de zorginstelling tekort is geschoten in de uitvoering van de zorgovereenkomst. Niet is derhalve komen vast te staan dat in de uitvoering van de zorgovereenkomst sprake is geweest van een fout of nalatigheid, dan wel dat het handelen van de zorginstelling daarin heeft geresulteerd dat de noodzakelijke medische zorg door de zorginstelling is onthouden.

Het bovenstaande brengt mee dat als volgt dient te worden beslist.

Beslissing
De commissie:

  • verklaart de klacht van de cliënt ongegrond;

Aldus beslist op 12 juli 2019 door de Geschillencommissie Verpleging Verzorging en Geboortezorg, bestaande uit de heer mr. C.J.R. de Locht, voorzitter, mevrouw mr. N. Jacobs en de heer J. Zomerplaag, leden, in aanwezigheid van mevrouw mr. M. Gardenier, secretaris.