Commissie: Ziekenhuizen
Categorie: informatieplicht
Jaartal: 2022
Soort uitspraak: bindend advies
Uitkomst: ongegrond
Referentiecode:
131685/171573
De uitspraak:
Waar gaat de uitspraak over?
“Cliënte heeft een oogoperatie ondergaan. Zij heeft geld betaald voor een speciale lens zodat zij geen bril meer nodig had. Na de operatie moet de cliënte nog steeds een bril dragen. Zij vindt dat er een fout is gemaakt en dat zij onvoldoende is geïnformeerd over de risico’s van de ingreep. Volgens de zorgaanbieder zijn er geen fouten gemaakt en is de cliënte steeds goed geïnformeerd. De zorgaanbieder betreurt het dat de operatie niet het gewenste resultaat heeft opgeleverd. De commissie heeft geen redenen om te twijfelen aan de juistheid van de inhoud van de in hetdossier opgenomen aantekeningen. De commissie vindt daarbij ook van belang dat de cliënte heeft erkend dat zij informatiefolders heeft meegekregen. Er lijkt sprake te zijn van een ‘refractive surprise’ dwz dat het oog ondanks de juiste metingen en een goed verlopen operatie toch op een andere sterkte uitkomt dan vooraf verwacht werd.”
De uitspraak
In het geschil tussen
[Cliënte], wonende te [woonplaats],gemachtigde: [naam]
en
Stichting Amphia, gevestigd te Breda
(hierna te noemen: de zorgaanbieder).
Behandeling van het geschil
Partijen zijn overeengekomen dit geschil bij bindend advies door de Geschillencommissie Ziekenhuizen (verder te noemen: de commissie) te laten beslechten.
De commissie heeft kennisgenomen van de overgelegde stukken.
De behandeling heeft plaatsgevonden op 26 september 2022 te Utrecht.
Partijen zijn tijdig en behoorlijk opgeroepen ter zitting te verschijnen.
Partijen hebben ter zitting hun standpunt toegelicht.
De cliënte werd ter zitting bijgestaan door [naam].
Ter zitting werd de zorgaanbieder vertegenwoordigd door [naam].
Onderwerp van het geschil
De cliënt heeft de klacht voorgelegd aan de zorgaanbieder.
Het geschil betreft de kwaliteit van de medische behandeling.
Standpunt van de cliënte
Voor het standpunt van de cliënte verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.
Op 21 april 2021 heeft de cliënte bij de zorgaanbieder een cataractoperatie ondergaan. In het rechteroog werd een multifocale lens geplaatst. Daarmee moest de oogsterkte naar 0 gebracht worden en had zij hooguit een bril nodig voor bijvoorbeeld lezen. Deze lens vereiste een bijbetaling van € 1000,–. Na de operatie had de cliënte last van hoofdpijn, flauwvallen, overgeven, vermoeidheid, misselijkheid en duizeligheid. Na controle bij de oogarts bleek dat het gewenste resultaat niet bereikt was. De sterkte van het oog was van + 4,50 naar – 1,75 gegaan. Er zijn toen tijdelijk contactlenzen voorgeschreven, in afwachting van de operatie van het linkeroog. Op 3 juni 2021 heeft de cataractoperatie aan het linkeroog plaatsgevonden. Daarin is een normale lens geplaatst.
Daarna is de situatie verbeterd, maar de cliënte moet wel een bril dragen. Zij wil geen contactlenzen meer dragen.
De cliënte vindt dat de zorgaanbieder een fout heeft gemaakt bij de ingreep. Zij betaalde € 1.000,– extra voor een speciale lens, zodat zij geen bril meer nodig zou hebben of hooguit een leesbril. De cliënte vindt ook dat zij onvoldoende is geïnformeerd over de risico’s van de ingreep. In het dossier staat vermeld dat de diverse opties en de risico’s van elk van die opties met haar besproken zijn, maar dat is niet zo. Er zijn aan haar wel folders meegegeven met informatie. De cliënte heeft een second opinion gevraagd bij Be[naam andere zorgaanbieder]. Deze arts gaf aan dat een sterkte verschil niet altijd volledig opgeheven kan worden, maar dat -1,75 wel een heel groot verschil is. Hij kon of wilde echter niet concluderen dat er fouten bij de ingreep zijn gemaakt.
De cliënte meent dat een lens met verkeerde sterkte is geplaatst. Mogelijk zijn de lenzen voor het linker- en het rechteroog, die gelijktijdig besteld zijn, verwisseld. Zij stelt dat de sterkteberekening niet terug te vinden is in het dossier. Ook staat de sterkte verkeerd vermeld op het briladvies aan de opticien (links en rechts zijn omgedraaid).
De belangrijkste reden voor het indienen van de klacht is dat de cliënte zich gehoord wil voelen. Zij voelt zich allesbehalve serieus genomen. Zij zou graag een gesprek willen en daarnaast de gemaakte kosten vergoed willen krijgen.
Zij vraagt de commissie een bedrag van € 2.145,– aan schadevergoeding toe te kennen. Dit bedrag bestaat uit de kosten van de kunstlens van € 1.000,–, de kosten van de bril van € 760,– en het aan de zorgverzekeraar verschuldigde eigen risico van € 385,–.
Standpunt van de zorgaanbieder
Voor het standpunt van de zorgaanbieder verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.
Bij de behandeling zijn geen fouten gemaakt. De goede lens is geplaatst, de metingen waren goed en de lens is goed geplaatst. Wel viel het resultaat tegen. Volgens de zorgaanbieder was sprake van een zogenaamde ‘refractive surprise’. Dat betekent kortweg dat het oog ondanks de juiste metingen en een goed verlopen operatie toch op een andere sterkte uitkomt dan vooraf verwacht werd.
Het is onjuist dat de sterkteberekening niet terug te vinden is in het medisch dossier. In EPIC onder Jivex is de biometrie van 19-03-2021 te vinden, waar onder OD (Barrett Universal formula en HofferQ) de beste sterkte (+ 31.5 D) voor het rechteroog van de cliënte is te lezen.
De zorgaanbieder betreurt het dat de ingreep voor de cliënte niet het verwachte resultaat heeft gehad en dat zij daar veel klachten door heeft gehad. De zorgaanbieder meent echter dat hij steeds zorgvuldig met de cliënte heeft gecommuniceerd. Hij heeft de cliënte vooraf voldoende geïnformeerd over de diverse mogelijkheden en mogelijke complicaties. Hij wijst op de vastlegging daarvan in het dossier en op de informatiefolders die hij heeft meegegeven aan de cliënte. De cliënte heeft na het gesprek met de arts een paar dagen bedenktijd genomen en daarna haar keuze doorgegeven.
De zorgaanbieder benadrukt dat bij de medische behandeling geen fouten zijn gemaakt. Hij heeft wel begrip voor de verbazing en klachten van de cliënte en heeft daarom uit coulance aangeboden om de kosten van de brillenglazen te vergoeden.
Beoordeling van het geschil
Het toetsingskader
De rechtsverhouding tussen de cliënte en de zorgaanbieder is aan te merken als een geneeskundige behandelingsovereenkomst in de zin van artikel 7:446 van het Burgerlijk Wetboek (BW).
Bij de uitvoering van een dergelijke overeenkomst moet de zorgaanbieder – daaronder begrepen degenen die hem bij die uitvoering feitelijk behulpzaam zijn – de zorg van een goed hulpverlener in acht nemen en daarbij handelen in overeenstemming met de op hem rustende verantwoordelijkheid, die voortvloeit uit de voor hulpverleners geldende professionele standaard (artikel 7:453 van het BW). Dit betekent dat hij de zorg moet betrachten die een redelijk bekwaam en redelijk handelend vakgenoot/hulpverlener in dezelfde omstandigheden zou hebben betracht. Het gaat daarbij niet om de vraag of dat handelen anders of zelfs beter had gekund, maar om het antwoord op de vraag of de zorgaanbieder binnen de grenzen van de redelijk bekwame beroepsuitoefening is gebleven. Doet de zorgaanbieder dit niet en schiet hij toerekenbaar tekort in de nakoming van de verplichting, die voor hem uit die overeenkomst voortvloeit, dan moet hij de schade die de cliënte daardoor lijdt, vergoeden (artikel 6:74 van het BW).
Voor een goed begrip van de hiervoor genoemde maatstaf is het van belang te weten dat die zorgplicht in beginsel niet wordt aangemerkt als een resultaatsverplichting, waarbij de hulpverlener moet instaan voor het bereiken van een bepaald resultaat, maar als een inspanningsverplichting, waarbij de hulpverlener zich verbindt zich voor het bereiken van een bepaald resultaat in te spannen. De reden hiervoor is dat het bij een geneeskundige behandeling meestal niet mogelijk is een bepaald resultaat te garanderen, omdat het menselijk lichaam in het (genezings-)proces een ongewisse factor vormt: de hulpverlener is afhankelijk van en heeft geen invloed op de lichamelijke condities en de reacties van de patiënt op de geneeskundige behandeling. Zelfs bij onberispelijk medisch handelen kan het beoogde resultaat uitblijven. Van een tekortkoming kan dan ook pas worden gesproken indien komt vast te staan dat de hulpverlener zich onvoldoende heeft ingespannen of bij zijn inspanning een fout heeft gemaakt en dus niet heeft gehandeld als een redelijk handelende en redelijk bekwame hulpverlener.
De commissie dient te onderzoeken of de zorgaanbieder bij de uitvoering van de geneeskundige behandelingsovereenkomst in de gegeven omstandigheden de hiervoor omschreven zorgplicht heeft nageleefd.
Beoordeling
Partijen verschillen allereerst van mening over de wijze waarop de cliënte voorafgaand aan de ingreep door de zorgaanbieder is geïnformeerd, met name over de keuze van de te plaatsen lens. De cliënte verwijt de zorgaanbieder dat niet is besproken dat (ook) bij het plaatsen van een multifocale lens de kans bestond dat de beoogde refractiecorrectie naar 0 niet gerealiseerd zou worden. Meer in het bijzonder is met haar niet besproken dat 18% van de patiënten na de ingreep meer licht nodig hebben of toch nog een leesbril, en 2% van de patiënten matig tot zeer ontevreden is. De zorgaanbieder heeft dit gemotiveerd weersproken en verwijst daartoe naar het door hem overgelegde medisch dossier.
Gelet op de verschillende lezingen van partijen is de daadwerkelijke gang van zaken voor de commissie achteraf niet vast te stellen. In een dergelijk geval moet de commissie belangrijke betekenis toekennen aan hetgeen in het medisch dossier is genoteerd. Hetgeen in dat dossier is genoteerd, moet in beginsel voor juist worden gehouden, tenzij aannemelijk is dat het genoteerde onjuist zou zijn.
De commissie heeft in dit geval geen redenen om te twijfelen aan de juistheid van de inhoud van de in het dossier opgenomen aantekeningen. De commissie vindt daarbij ook van belang dat de cliënte heeft erkend dat zij informatiefolders heeft meegekregen en dat zij na een paar dagen bedenktijd contact met de arts heeft opgenomen en haar keuze kenbaar heeft gemaakt.
Op grond van het voorgaande is de commissie van oordeel dat de zorgaanbieder heeft voldaan aan zijn informatieplicht en de cliënt daarmee in staat heeft gesteld goed geïnformeerd te komen tot de keuze van een lens en het verlenen van toestemming voor de ingreep.
Voorts verwijt de cliënte de zorgaanbieder dat deze medisch onzorgvuldig heeft gehandeld en houdt zij de zorgaanbieder aansprakelijk voor de gevolgen daarvan.
De commissie overweegt daarover dat uit het dossier en hetgeen ter zitting is besproken niet aannemelijk is geworden dat is gehandeld in strijd met hetgeen van een redelijk handelende en redelijk bekwaam arts verwacht mocht worden. De commissie merkt op dat uit het dossier blijkt dat er geen sprake van is dat gegevens zijn verwisseld. De commissie ziet geen aanwijzingen ervoor dat de verkeerde lens geplaatst is, dat er fouten bij de metingen zijn gemaakt of dat de lens niet goed geplaatst is. Er lijkt inderdaad sprake te zijn van een ‘refractive surprise’. Dat wil niet zeggen dat er medisch onzorgvuldig of onjuist is gehandeld.
Hoewel de commissie begrijpt dat de gevolgen voor de cliënte uiterst vervelend zijn (geweest), vooral door het grote verschil tussen de sterkte van het linker- en het rechteroog zoals dat na de ingreep was ontstaan en de klachten die daaruit voortkwamen, is – zoals hiervoor overwogen – het enkele feit dat het door de cliënte beoogde resultaat is uitgebleven, onvoldoende voor de conclusie dat sprake is van medisch onzorgvuldig handelen en een toerekenbare tekortkoming van de zorgaanbieder.
Het verzoek tot schadevergoeding
De cliënte heeft toekenning van een schadevergoeding gevorderd. Nu het hier een contractuele verhouding betreft tussen de cliënte en de zorgaanbieder is voor toekenning van een schadevergoeding ten minste vereist dat er sprake is van een toerekenbare tekortkoming (wanprestatie). Hiervoor heeft de commissie overwogen dat zij de klacht ongegrond acht en dat betekent dat er van een toerekenbare tekortkoming geen sprake is. Het verzoek om schadevergoeding zal dan ook worden afgewezen.
Op grond van het voorgaande is de commissie van oordeel dat de klacht ongegrond is.
Derhalve wordt als volgt beslist.
Beslissing
De commissie:
– verklaart de klacht ongegrond;
– wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Aldus beslist door de Geschillencommissie Ziekenhuizen, bestaande uit mevrouw mr. A.D.R.M. Boumans, voorzitter, de heer dr. H.M.A. Brink, de heer J. Donga, leden, in aanwezigheid van mevrouw mr. drs. P.G. Muller, secretaris, op 26 september 2022.