Geen fout of nalaten ziekenhuis geconstateerd

De Geschillencommissie Zorg




Commissie: Ziekenhuizen    Categorie: informatie(verstrekking)    Jaartal: 2019
Soort uitspraak: bindend advies   Uitkomst: ten dele gegrond   Referentiecode: 201/14223

De uitspraak:

Waar gaat de uitspraak over

Volgens de klager gaf het ziekenhuis bij de behandeling van zijn overleden echtgenote onvoldoende voorlichting over de drie behandelopties bij de verstopte darm, waardoor er een verkeerde behandeloptie is uitgevoerd. Volgens de klager kreeg zijn vrouw ook niet de nodige hulp na de na de tweede chemokuur. Dit zou fatale gevolgen hebben gehad voor zijn echtgenote. De commissie oordeelt dat deze klachten niet gegrond zijn. Wel heeft het ziekenhuis te laat gereageerd op de klachten van klager.

Volledige tekst

In het geschil tussen
[Klager] nabestaande van mevrouw [naam], wonende te [plaats] en Albert Schweitzer ziekenhuis, locatie Dordwijk, gevestigd te Dordrecht (hierna te noemen: het ziekenhuis).

Behandeling van het geschil
Partijen zijn overeengekomen dit geschil bij bindend advies door de Geschillencommissie Ziekenhuizen (verder te noemen: de commissie) te laten beslechten.

De commissie heeft kennis genomen van de overgelegde stukken.

De behandeling heeft plaatsgevonden op 10 januari 2020 te Utrecht.

Partijen hebben ter zitting hun standpunt toegelicht. Klager werd vergezeld door zijn dochter, mevrouw [naam]. Namens het ziekenhuis zijn verschenen: de heer dokter [naam], internist-oncoloog en mevrouw [naam], juridisch adviseur.

Onderwerp van het geschil
Klager heeft de klacht voorgelegd aan het ziekenhuis. Het geschil betreft de behandeling van de op 22 april 2018 overleden echtgenote van klager, mevrouw [naam] (hierna: de cliënte).

Standpunt van klager
Voor het standpunt van klager verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt puntsgewijs op het volgende neer.

1. Voorlichting over de drie behandelopties verstopping darm
Aan cliënte werd meegedeeld dat het artsenteam verdeeld was over de behandelopties. Desgevraagd heeft de verpleegkundig – specialist meegedeeld dat zij haar eigen moeder zou adviseren te kiezen voor een dunne darm stoma met behoud van tumor. Dan zou zo snel mogelijk met chemotherapie begonnen kunnen worden. Ook dokter [naam] gaf in een uitvoerig gesprek een dergelijke reactie. Daarom heeft cliënte gekozen voor de stoma, terwijl zij eigenlijk de tumor wilde laten weghalen met het maken van een nieuwe darmaansluiting. Cliënte had het gevoel een richting in geduwd/gedwongen te worden. Cliënte heeft na het plaatsen van de darmstoma bijzonder veel problemen gekregen met zeer dunne ontlasting en de vochtbalans. Ten onrechte is cliënte niet gewaarschuwd, zoals thans wel gebeurt via een high-output protocol. Dit heeft tot gevolg gehad dat er een verkeerde behandeloptie is uitgevoerd. Door de ontstane problemen moest de start van de eerste chemokuur een aantal malen worden uitgesteld.

2. Ander behandelteam
Toen cliënte en haar gezin vroegen wanneer de chemotherapie kon beginnen gaf dokter [naam] aan dat zij niets zag in een chemokuur. Cliënte gaf nadrukkelijk aan het toch te willen proberen. Uiteindelijk ging dokter [naam] akkoord. Afgesproken werd dat gekeken zou worden hoe cliënte op de eerste chemokuur zou reageren. De chemokuur sloeg aan. De bloedwaarden verbeterden. De vochtbalansproblematiek was onder controle. De scan gaf aan dat er geen verslechtering was, zelfs circa 2% verbetering. Dokter [naam] was tevreden en positief verrast over het eerste effect en er werd besloten de chemokuur iets te verzwaren. Ook gaf dokter [naam] aan dat cliënte er per keer beter uit zag en dat zij nu achter de behandeling stond. Volgens klager stond dokter [naam] niet open voor een behandeling gericht op genezing. Ten onrechte heeft het ziekenhuis de behandeling van cliënte niet in handen gegeven van een ander behandelteam, dat de behandeling fris en scherp had kunnen volgen.

3. Onthouden noodzakelijke hulp
Tijdens de tweede chemokuur kreeg cliënte weer problemen met diarree en haar vochtbalans. Op 19 april 2018 heeft cliënte contact opgenomen met het noodnummer oncologie. Haar werd geadviseerd wat meer Loperamide te nemen (om de twee uur een tablet). Dat advies was volgens klager onvoldoende. De dochter van cliënte had die dag een belafspraak met dokter [naam] over de tumormarker. De dochter gaf tijdens dat gesprek aan dat cliënte weer misselijk was geweest en haar eten niet binnen had kunnen houden. Dokter [naam] adviseerde cliënte om, als dit niet diezelfde dag overging, te stoppen met de chemokuur tot het volgende gesprek met haar twee weken later. Op 20 april 2018 heeft cliënte wederom contact opgenomen met het noodnummer oncologie. Cliënte gaf aan nog steeds last te hebben van diarree en dat zij op advies van dokter [naam] was gestopt met de chemokuur. Dokter [naam] gaf aan dat zij de dosering terug zou brengen naar de startdosis en dat cliënte de twee weken tot het aankomende gesprek rust moest nemen en weer moest bellen als er bijzonderheden waren. Op 22 april 2018 heeft klager cliënte ’s nachts liggend op de grond van het toilet aangetroffen. Zij was toen reeds overleden. Als doodsoorzaak is een hartstilstand genoteerd. Klager stelt dat een fatale (verwijtbare) fout is gemaakt. Cliënte had op 20 april 2018 direct moeten worden opgenomen voor de behandeling van haar zeer verstoorde vochtbalans. Cliënte is in de periode van 19 tot 21 april 2018 verkeerd behandeld met fatale gevolgen. Klager vindt dit onmenselijk en onverteerbaar. Cliënte had niet al op dat moment behoeven te komen overlijden. Er is onvoldoende secuur aangaande alle klachten gehandeld en ze heeft zelfs onnodig geleden.

4. Reactie klachtencommissie en ziekenhuis
De reacties van de klachtencommissie en het ziekenhuis zijn te laat en onvoldoende.

Klager wil dat het gehele zorgtraject van cliënte goed in beeld wordt gebracht en dat daaruit lessen worden getrokken voor toekomstige situaties, in het bijzonder het behandelingsteam onder leiding van dokter [naam].

Voor zover de klacht aanleiding geeft om het ziekenhuis te veroordelen tot het betalen van een schadevergoeding voor immateriële schade van maximaal € 25.000,–, wil klager dat dit bedrag wordt overgemaakt naar een Nederlandse organisatie die actief is op het gebied van wetenschappelijk onderzoek naar kanker.

Standpunt van het ziekenhuis
Voor het standpunt van het ziekenhuis verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.

In het multidisciplinair overleg – waaraan verscheiden specialismen/specialisten, onder wie ook dokter [naam] hebben deelgenomen – zijn de behandelopties van de verstopte darm in kaart gebracht en is geconcludeerd om deze met cliënte en haar familie te bespreken en nadien tot een gezamenlijke beslissing te komen. Gehoord haar wens om zo snel mogelijk te starten met een behandeling van de kanker en de inschatting dat de aanleg van een dunne darm stoma zou zorgen voor het snelste herstel na de ingreep om de doorgang weer vrij te maken, was dit de uiteindelijk gekozen route. Het gesprek over de behandelopties heeft met mevrouw [naam] op de poli chirurgie plaatsgevonden. Mevrouw [naam] heeft van cliënte op geen enkel moment in het traject voorafgaand aan het aanleggen van de stoma signalen ontvangen dat dit niet haar wil was. Voorafgaand aan het plaatsen van de stoma heeft cliënte ook nog een consult bij de stomaverpleegkundige gehad die cliënte uitgebreid voorlichting heeft gegeven over de stoma zelf, de verzorging, de consequenties en de punten die aandacht behoeven als er een stoma geplaatst is. Het high output stoma-protocol is ontwikkeld omdat er geen eenduidig beleid was ten aanzien van patiënten die opgenomen zijn in het ziekenhuis met een high output stoma. In dit protocol is een stappenplan beschreven hoe een patiënt met een high output stoma voorgelicht en behandeld dient te worden. Dit protocol heeft geen betrekking op de afweging om wel of geen stoma te plaatsen. Dat er destijds nog geen protocol was, betekent niet dat de informatie met het oog op de plaatsing onvoldoende is geweest. Het is niet aannemelijk dat het overlijden van cliënte te maken heeft gehad met de keuze voor een high output stoma. Er was wel sprake van dunne ontlasting/diarree, maar dit is ‘normaal’ aangezien een dunne darm stoma altijd dunne ontlasting geeft. Uit de laatste contacten met cliënte blijkt niet van een bovenmatig vochtverlies en in de laatste bloeduitslagen was geen afwijking zichtbaar in de electrolyten. Als internist-oncoloog is het de taak van dokter [naam] de cliënte en haar naasten zo goed mogelijk te informeren over de diagnose, het te verwachten beloop van een ziekte, de behandelmogelijkheden en behandeldoelen. Vanaf de kennismaking met dokter [naam] op de polikliniek was de medische situatie van cliënte helaas dusdanig dat een behandeling met curatieve (genezende) insteek niet meer tot de mogelijkheden behoorde. Alleen een palliatieve behandeling was mogelijk, waarbij besproken is dat de insteek van een palliatieve behandeling in de eerste plaats behoud of zo mogelijk verbetering van kwaliteit van leven is en in de tweede instantie levensverlenging. Hierbij heeft dokter [naam] meerdere malen haar zorgen geuit over de klinische conditie van cliënte. Chemotherapie is een potentieel gevaarlijke behandeling, waarbij ernstige soms zelfs levensbedreigende bijwerkingen kunnen optreden. Dokter [naam] had haar reserves ten aanzien van een behandeling met chemotherapie aangezien zij bang was cliënte te schaden en haar prognose met behandeling zelfs te verslechteren. Zij sprak tijdens de opname in januari in een gesprek met cliënte af de situatie opnieuw te evalueren op de polikliniek en bij enig herstel van conditie na opname de behandeling toch een kans te geven. Bij revisie op de polikliniek was er inderdaad sprake van herstel en heeft dokter [naam] samen met cliënte besloten de behandeling op te starten. Gedurende de vervolg contact momenten heeft dokter [naam] nooit van de familie begrepen dat zij geen vertrouwen hadden in haar begeleiding en behandeling. Indien zij dit had geweten zou zij voorgesteld hebben de begeleiding over te dragen aan een van haar collega’s. Dit is evenwel geen ander behandelteam, er is namelijk geen apart curatief of palliatief behandelteam. Op 19 april 2018 vond er contact plaats met cliënte in verband met sinds een aantal dagen waterige ontlasting in ileostoma. Er zijn die dag zowel door de verpleegkundige als later door dokter [naam] adviezen gegeven ten aanzien van medicatiegebruik, de intake en het (tijdelijk) staken van de chemotherapietabletten en er is afgesproken een dag later opnieuw telefonisch contact te hebben met de oncologieverpleegkundige. Wat beschreven wordt door de familie over het beloop van de klachten gedurende de laatste dagen voor het overlijden van cliënte komt niet overeen met de aantekeningen van het telefonisch contact door de oncologieverpleegkundige. Uit die aantekeningen zou je kunnen afleiden dat de frequentie in ontlasting is afgenomen en dat cliënte goed kan drinken en eigenlijk alleen bij de warme maaltijd last heeft van misselijkheid. Er werden nog aanvullende adviezen gegeven. Art. 17 van de Wkkgz noemt een termijn waarbinnen een klacht dient te worden beoordeeld. Klager gaat eraan voorbij dat hij 14 klachten heeft geformuleerd en dat die klachten ernstige verwijten bevatten. Een zorgvuldige beoordeling daarvan en vooral het vervolgens op schrift stellen van de uitkomst van die beoordeling heeft meer tijd gekost dan de maximale termijn die art. 17 voor de beoordeling van één klacht noemt. Dat is vervelend. En toegegeven moet worden dat de meldingen over hoelang het nog duurde niet zuiver/adequaat zijn geweest. De wet verbindt geen sanctie aan een overschrijding van de in art. 17 Wkkgz genoemde termijnen. Wel biedt art. 21 lid 1 aanhef en onder a Wkkgz de mogelijkheid om rechtstreeks naar de geschillencommissie te stappen. Dat heeft klager niet gedaan.

Beoordeling van het geschil
De commissie heeft het volgende overwogen.

De commissie stelt voorop dat voor aansprakelijkheid van het ziekenhuis vereist is dat voldoende aannemelijk is dat het ziekenhuis tekort is geschoten in de uitvoering van de zorgovereen¬komst. De aanwezigheid van een fout of nalaten is een vereiste voor aansprakelijkheid van het ziekenhuis. De tekortkoming moet aan het ziekenhuis kunnen worden verweten en cliënte dient daarvan nadeel te hebben ondervonden.

1. Voorlichting over de drie behandelopties
Volgens het ziekenhuis zijn cliënte en haar familie voorgelicht en zijn de risico’s van de behandelopties besproken en volgens klager is dat niet het geval. De commissie kan achteraf niet meer vaststellen hoe de gesprekken zijn gegaan en wat daarbij precies is besproken, zodat hetgeen door klager is gesteld niet is komen vast te staan. Cliënte en haar familie hebben de verpleegkundig specialist gevraagd wat zij haar eigen moeder zou adviseren en deze heeft daarop antwoord gegeven. Dat cliënte min of meer zou zijn gedwongen om voor de optie met stoma te gaan is niet gebleken. Ook het antwoord van de verpleegkundig specialist wijst niet in die richting. In de regel is het zo dat een stoma – in vergelijking met de twee andere behandelopties – het snelste herstel geeft. Uit het voorgaande volgt dat de klacht ongegrond is.

2. Behandelteam
Dat het ziekenhuis een ander behandelteam had moeten aanstellen was niet aan de orde. Er bestaan namelijk in het ziekenhuis geen apart palliatief en curatief gerichte teams. Uit de stukken komt naar voren dat dokter [naam] de chemotherapie wilde proberen, maar dat cliënte daarvoor eerst (voldoende) moest herstellen. Uit het dossier kan niet worden opgemaakt dat cliënte en haar familie hebben aangegeven dat zij het vertrouwen in dokter [naam] en de ingezette behandeling hebben opzegd. De klacht is dan ook ongegrond.

3. Onthouden noodzakelijke hulp
Dat het ziekenhuis, in het bijzonder dokter [naam] de behandeling van cliënte zouden hebben gestopt is niet gebleken. Dokter [naam] heeft de chemokuur niet eerder willen laten aanvangen dan nadat cliënte (voldoende) hersteld was van de operatie. Ook kort voor het overlijden van cliënte heeft dokter [naam] de chemokuur tijdelijk gestaakt om cliënte in de gelegenheid te stellen te herstellen van een terugslag. Uit de gespreksverslagen van de gesprekken die op 19 en 20 april 2018 hebben plaatsgevonden blijkt het voor de commissie niet dat het noodzakelijk was om cliënte op te nemen. De klacht is ongegrond.

4. Late reactie klachtencommissie en ziekenhuis.
Klager heeft zijn klachten op 9 juli 2018 ingediend bij de klachtencommissie van het ziekenhuis. De klachtencommissie heeft op 13 december 2018 op de klachten beslist. In art. 17 van de Wggk is geregeld dat binnen zes weken op de klachten moet zijn beslist. Het ziekenhuis heeft geen redelijke verklaring gegeven voor het uitblijven van een beslissing binnen genoemde termijn of over of het ontbreken van voorlichting over het uitblijven van een beslissing. De klacht is dan ook gegrond.

Voor het toekennen van een schadevergoeding/affectieschade ziet de commissie geen ruimte, omdat de wet daartoe op het moment van het overlijden van cliënte, geen opening bood. De Wet vergoeding affectieschade is slechts van toepassing in situaties waarin het schadeveroorzakende incident op of na 1 januari 2019 heeft plaatsgevonden. Nu de klacht ten dele gegrond wordt verklaard, ziet de commissie wel aanleiding om te bepalen dat het ziekenhuis het klachtengeld aan klager dient te vergoeden.

Op grond van het voorgaande is de commissie van oordeel dat de klacht ten dele gegrond is.

Derhalve wordt als volgt beslist.

Beslissing
De commissie:

– verklaart klachtonderdeel 4 gegrond;

– verklaart klachtonderdelen 1 tot en met 3 ongegrond;

– wijst de verlangde schadevergoeding af;

– bepaalt dat het ziekenhuis overeenkomstig het reglement van de commissie een bedrag van € 127,50 dient te vergoeden aan klager terzake van het klachtengeld.

Aldus beslist door de Geschillencommissie Ziekenhuizen, bestaande uit: de heer mr. A.R.O. Mooy, voorzitter, mevrouw dr. K.M.A.J. Tytgat, MDL- arts en de heer ir. H.J.A.M. Bodelier, leden, in aanwezigheid van mevrouw mr. L. Kramer, secretaris, op 10 januari 2020.